V ergunningswet.
Les nominations des
bourgmestres.
Briefwisseling.
Hespe en Vollaert.
Scheikundige meststoffen
Jes suicides, de tous les délits que la
misère fait commettre N'est-elle pas
re8ponsable aussi des vices que gagnent
les jeunes générations paree que la
surveillance des parents surmenés leur
a manqué Pour le paüvre, qui n'a
pas oh que non demandé a nai-
tre, liberté de ere ver de faun, voila
l'idéal.
Je connais encore d'autres gens
qui partagent en la matière l'avis de
MM. les ingénieurs de la province de
Liège. Ce sont les anarchistes. Eux
aussi prêchent la liberté a outrance.
Seulement ils ont dans leur jeu un
atout que les ingénieurs ne possèdent
point, lis avouent que la conscience
humaine n'est pas encore suffisaaiment
dressée pour permettre l'instauration
de leur théorie. Les seconds, eux, en
veulent une application immédiate.
Nous aurons prochainement l'occa-
sion de revenir en détail sur les crises
industrielles. qui ruinent les petits in-
dustriels au profit des gros et au détri
ment des ouvriers nous envisagerons
aussi les causes et les résultats de ce
fait, que le monopole de l'industrie
échappe aux pays qui le détenaient
que tous les pays deviennent produc-
teurs industriels et qu'ainsi les débou-
chés se ferment en particulier pour
l'industrie beige.
Le sujet est grave, et vaut la peine
qu'on y réfléchisse. Nous le prouverons
a nos lecteurs.
Ph. de C.
Men weet dat onze katholieken ons
een wetje gelapt hebben dat voldoende
was om op eenigen tijd de dronken
schap uit te roeien, zoo redekavelden
onze godvruchtige menheeren.
Men had hen goed bewijzen te leve
ren van het tegenovergestelde, niets
hielp, en de minister zelf heeft moeten
bekennen dat men nu meer genever
drinkt dan vroeger.
Het Fondsenblad deelt nu een ver
zoekschrift mede, dat onze gezegdens
komt staven, maar wat toch niet zal
beletten dat hetzelfde blad op eene
andere maal zal mededeelen dat door
de zoo hooge, wijze wet der katholie
ken het drankmisbruik is afgenomen.
Het blad zegt
Een goed voorbeeld. Eene groep
herbergiers der gemeente Aalter heeft
het volgende verzoekschrift gezonden
naar de wetgevende Kamers
Wij ondergeteekenden, herbergiers
der gemeente Aalter, tachtig franken
per jaar betalende om sterke dranken
te mogen verkoopen, protesteeren te
gen het laten bestaan der herbergen
welke niet betalen en die, onder voor
wendsel bier en wijn te slijten,
meer genever verkoopen op éénen dag,
dan wij op eene gansche week.
n Die soort van herbergiers geven
een grooter glas sterken drank dan
wijDaarom gaat het volk er te liever,
om veel genever voor weinig geld te
kunnen drinken.
7) Wij vragen maatregels tegen die
misbruiken. Dat men alle herbergiers
of drankverkoopers dezelfde taks doe
betalen. De drie vierden der drank
huizen zullen afgeschaft worden.
n De vergunningswet moest zoowel
op het bier als op den genever druk
ken, dan zouden er zooveel kroegjes en
dronkemanshuizen niet zijn. Ofwel
dat de sterke dranken belast worden
in de stokerijen, per vat uitgevoerd,
en de vergunningswet afgeschaft wor
de.
n Wij durven hopen, achtbare hee-
ren, dat onze billijke en rechtvaardige
opmerkingen in aandacht zullen ge
nomen worden zoowel in het belang
der openbare zedelijkheid als in het
voordeel der belastingbetalenden.
M. Schollaert ne se presse pas pour
nommer ses bourgmestres. A quoi bon
ne pas en prendre a son aise Le projet
de loi de M. Lorand sur l'élection des
bourgmestres par les Conseils commu-
naux ne vienrlra tout de même en dis
cussion que lorsque Mle ministre le
voudra bien.
Ce n'est d'ailleurs pas une mince af
faire que de choisir 2500 bourgmestres,
surtout lorsque l'on veut, comme M.
Schollaert, avoir l'avis de MM. les cu-
rés et des associations cléricales. M.
Mélot, qui n'avait pourtant que la
moitié de cette besogne a faire, y a
perdu ie peu de tête qu'il avait et a dü
se retirer pour motifs de santé
M. Schollaert, lui, procédé avec mé
thode. II nomme d'abord les bourg
mestres des communes ou. le nouveau
Conseil est a peu prés le même que
l'ancien il n'y a en général qu'a re-
nommer l'ancien bourgmestre (sauf les
petits coups de parti, comme celui
d'Ixelles, comme ceux qu'on médite
pour Anvers et Schaerbeek). Viennent
ensuite les localités oü il y a une majo-
rité cléricale. Les autres auront leur
tour après, quand il plaira a M. Schol
laert si dans 1'intervalle l'administra-
tion en souffre, les électeurs n'auront
qu'a s'en prendre a eux-mêmes qu'a-
vaient-ils besoin de ne pas élire des
cléricaux
Inutile de dire que les localités qui
ont élu une majorité socialiste seront
réservées pour la fin. On a dit que le
ministre aurait l'mtention de n'y pas
nommer de bourgmestre un échevin
en ferait les fonctions. La loi, serait
violée une fois de plus qu'est-ce que
cela peut bien faire aux cléricaux
II faut aussi, ce qui augmente les re
tards, attendre, parait-il, le bon plai-
sir du roi, qui prendrait une part trés
active a la nomination des bourgmes
tres. ür, les libéraux surtout savent
que le roi ne craint pas de faire atten
dre ses ministres.
Ph. de C.
Dr G. Yanderstichele, leeraar van
wetenschappen van het Collége de
VUnionzendt ons het volgende schrij
ven, dat wij zonder verantwoordelijk
heid overnemen
Heer Opsteller
In het laatst nummer van het Jour
nal d1 F'pres verscheen eene briefwisse
ling van zekeren heer Ciboule, die erg
het gebruik van scheikundige mest
stoffen aanvalt.
Laat mij toe, heer Opsteller, door
tusschenkomst van den Strijd daaraan
te antwoorden.
De schrijver van het bedoelde arti
kel zegt dat het gebruik van scheikun-
ge meststoffen de oorzaak van den on
dergang van landbouw is, en dat alleen
het rij k worden van zekere meststof-
verkoopers voor gevolg gehad heeft.
De eerbare briefwisselaar is mis
schien een zeer ervarene en geleerde
persoon, hetgeen moeilijk aanneem
baar is na het lezen van zijne brief
wisselingmaar toch deel ik zijne
zienswijze niet.
Hij schrijft, inderdaad, dat landvet-
teD bestaan
1° uit soda-nitraat die bij regenachtige
en vochtige tijden zich oplost en het in de
aarde bevatte humus doet verrassenterwijl
het bij droog roeder zich verdampt en ver
dwijnt.
Hebt gij verstaan, heer lezer? Ja
Ik niet
Geheel de brief is vol van weten
schappelijke onnauwkeurigheden, uit
gedrukt in eene taal die iaat raden dat
de schrijver niet verstaat wat hij wil
zeggen.
Ziehier de waarheid. Ik hoop dat de
lezers van den Strijd wel dit lesje van
plantenphysiologie zullen begrijpen.
De plant heeft niets anders dan mi
nerale zelfstandigheden noodig, en is
ingericht om ze te veranderen in de
talrijke organische stoffen die zich in
hare weefsels bevinden.
Sedert eene halve eeuw is dat be
wezen.
De volgende elementen worden door
de plant opgenomenzuurstof en kool
stof uit de lucht, waterstof (en zuurstof)
uit het water, stikstof, phosphoor,
zwavel, chloor, potassium, sodium,
calcium, magnesium en ijzer, onder
vorm van minerale zouten in het water,
dat door de wortels opgenomen wordt,
in kleine hoeveelheid opgelost.
Men kan het bewijzen door eene
plant te kweeken, in zuiver zand,
waarvan men alle organische stoffen
vernield heeft door het eerst tedoen
gloeien.
De plant groeit als in een goeden
grond indien men het zand begiet met
water die de voorgenoemde stoffen on
der vorm van een oplosbaar mineraal
zout bevat.
De stof moet dus oplosbaar zijn.
Doen wij nu de scheikundige ontle-
ding van 'nen goeden akkergrond dan
vinden wij er al die minerale zelfstan
digheden, onder vorm van een weinig
door regenwater oplosbare zouten.
Wij vinden er ook rottende organi
sche stoffen, die door het rotten in am
moniak, en andere minerale stoffen
overgaan, en die den naam van hu
mus ontvangen hebben.
Do rol van die stoffen is anders niets
dan de vochtigheid van den grond te
behouden.
Wat gebeurt nu door de bemesting
De plant heeft aan den grond zekere
elementen ontleend, heeft den grond
verarmd, en eene volgende cultuur
zou maar eenen slechten opbrengst
geven.
Door bemesting geeft men de ontno
men produkten aan de aarde terug.
De eeuwen lang gebruikte meststof,
ik noem allerlei dierlijke afvallen,
bevat al de noodige minerale elemen
ten, of gaat in mmerale stoffen over
door verdere rotting in die afvallen
bevinden zich al de elementen die door
het dierenrijk aan het plantenrijk om
als voedsel te dienen ontnomen wer
den, dus ook al de zouten die de plant
aan de aarde ontnam.
Dierlijke afvallen zijn dus een uit
muntend middelmatig mest.
Maar de eene plant vraagt meer van
dit element dan van een ander, en
laat ons veronderstellen dat men bij
voorbeeld klaver op eene wel bemeste
aarde wil bekomen.
De klaver zal de aarde uitputten in
stikstof, en eene nieuwe bemesting met
een middelmatig meststof zal nog maar
het volgend 'jaar eene onvoldoende
hoeveelheid stikstof voor den klaver
leveren.
Maar klaver heeft maar weinig van
de potaschzouten gebruikt, en door het
planten van aardappelen op den
op-nieuw bemesten akker zullen die
planten daar in overvloed potasch
vinden.
De twee voorgaande kuituren heb
ben in den grond phosphaten zich la
ten ophoopen, en die grond op nieuw
met middelmatig mest besproeid zal
wei geschikt zijn b. v. voor rogge of
tarwe.
Door scheikundige zelfstandigheden
kan men ook zulke middelmatige mes
ten samenstellen, en ziehier de voor-
deeligste en de wijsste manier om
zijnen akker te bewerken.
1° Door eene scheikundige ontle
ding zich een goed gedacht geven van
zijnen akkergrond, zien waaraan die
grond arm en rijk is, en, rekening
houdende van al de andere omstandig
heden (geologische, enz.) er uit beslui
ten voor welke cultuur hij best ge
schikt is zonder te veel er moeten aan
verteren in meststoffen.
2° Eene gewone bemesting geven
met al wat men van dieren afvallen
heeft.
3° Het gebruik van scheikundige
meststoffen.
aRekening houdende van de na
tuur van den grond.
b) Rekening houdende van de bij
zondere eisschen der plant die men
wil gewinnen.
c) Van het tijdstip van den groei in
het welk dit of ander element vooral
geeischt wordt.
d) Men moet kunnen oordeelen over
de waarde van eene scheikundige mest
stof.
Zeker zijn stoffen als sodanitraat in
een diepen zandachtigen grond gedu
rende het voorjaar gebracht, geheel en
al nutteloos, omdat de groote oplos
baarheid van dat zout het door den
regen in de diepte brengt.
Het zelfde valt te zeggen over su-
perphosphaat.
Men mag die zouten maar gebrui
ken met kleine hoeveelheden, en op
herhaalde malen.
Hetgeen de correspondent van het
Journal d'Ypres zegt van de vitriool
die in den superphosphaat is, toont
ons dat die heer geen woord schei
kunde kent, anders zou hij weten dat
de werking van dat zuur op den gewo
nen phosphaat die deed overgaan in
plaaster en in oplosbaren phosphaat.
Dit zuur bestaat daar niet meer met
zijne hoedanigheden, en kan dus geen
kwaad meer.
Ander voorbeeld
Keukenzout bestaat uit chloor, een
hevig bijtend gas, en sodium eene ge
vaarlijke stof: nochtans de verbin.
ding dier stoffen is een gevaarloos pr0.
dukt.
De lezers van den Strijd die de
moed gehad hebben mijne redeneerin»
tot hier te lezen zullen zich zeggen
maar om landbouwer te zijn zou men
moeten zeer geleerd zijn?
Inderdaad, geachte lezers, de land
bouw is eene wetenschap, en in de ken
nis van den wetenschappelijken land
bouw ligt de redding van den boer.
Moesten de landbouwers zich ver
eenigen om te zamen de vetstoffen
direct aan de groote fabrieken aan te
koopen, en desnoods om een landbouw
ingenieur te betalen die hun raad zou
geven en hun op de hoogte brengen,
dan zouden de pachten wel betaald
worden.
Laat mij toe, heer opsteller, hier
eenige persoonlijke gedachten over den
landbouwtoestand uit te drukken.
Ik denk dat door de wetenschappe
lijke kuituur men den opbrengst van
Belgie zou kunnen verdubbelen.
De landbouwers zouden zich moeten
vereenigen en met de hulp van de ge
meente desnoods, de nieuwe toestellen
aankoopen, die het werk zooveel ver
gemakkelijken, vele diensten aanieder-
een zouden verschaffen maar die te
kostelijk zijn om door een kleine land
bouwer die ze niet genoeg kan gebrui
ken aangekocht te worden.
In zekere dorpen bestaan reeds sa
menwerkende melkerijen, waar ieder
een uitstekende boter en lekkere kaas
met zijne melk kan gaan vervaardigen,
volgens het zoo praktisch en goedkoope
deensche stelsel.
Eene dergelijke samenwerking zou
kunnen toestellen en stoomtuigen voor
den landbouw aankoopen, zou kunnen
een landbouwingenieur aan zijn hoofd
hebben die de boeren zou raad geven
en de waarde hunner gekochte of te
koopen produkten na scheikundig on
derzoek schatten.
Moest de Staat of de gemeente dat
ondernemen, men zou zeker het groote
woord Collectivisme of Commu
nisme loslaten, en daarom alleen dat
slecht vinden.
Welnu, heer opsteller, laat mij toe
aan de landbouwers die den Strijd
lezen te vragen eens mijne nederige
gedachten te overwegen: landbouwers,
verwacht niets van den Staat de ge
dachten gaan nog altijd tot de bescher
mende rechten die de Staatskas verrij
ken, maar den landbouw dooden.
Neemt zei ven de initiatief van der
gelijke inrichtingen en gij zult overal
de algemeene goedkeuring vinden.
Hier eindig ik die te lange briefwis
seling, heer opsteller, met U mijnen
besten dank voor het insluiten van mij
nen brief hier uit te drukken, en u
mijne eervolle groeten aan te bieden.
Dr. G. Vandeestichele
jDoktoor in natuurwetenschappen
en nijverheidsscheihundige,
(SUITE.)
Notre sympathique échevin de instruc
tion publique vient de se distinguer par une
nouvelle frasque (La quantième
II faut croire que l'épithète Hespe en
Vollaert que lui a généreusement octroyé
son ami Koekedoe de S4 Pierre lui donne
terriblement sur les nerfs au point de lui
faire parfois perdre toute notion de conve-
nancecomme au Pannestraat, par ex-
emple.
Lundi passé il s'est contenté d'être amu
sant
C'est qu'il sait l'être quand il veut, ce
pauvre cher homme et pourtant des amis,
des envieux a coup sur, lui ont conseillé de
soigner ca
Or done, Lundi passé, Mons Colaert pas-
sait Grand'Place, quand deux gamins qui
jouaientaux billes, pres des Halles, s'avisè-
rent de pousser le fameux cri Hespe en
Vollaert; courir après les gamins, les em-
poigner, les mener fébrilement au brrrrreau
fut pour notre héros l'affaire d'un instant.
II y eutbien quelques lazzis d'échangés dans
la foule accourue pour assister au spectacle
d'une aussi belle prouesse, mais Mons Co
laert sut en imposer par son air fier et
serein qui décèle chez les grandes ames la
satisfaction du devoir accompli.
Au brrrreau commenca l'interrogatoire.