Vrijzinnig volksgezind weekblad van|Ieperen en het Arrondissement De rijschool vertrekt naar Tervueren. In Vrankrijk. Zaterdag, 7" Januari 1899. 5 centiemen. Vijfde jaar. \T' 10, Alweer wat verder. De wurgers aan 'l werk. V erschijnende tfes Maleedags. EENDRACHT MAAKT MACHT. INSCHRIJVINGSPRIJS voor stad, Een jaar £3 franks. vr de provincie, Een jaar fr 3-oO. Wanneer zal men ein delij K beginnen aan lxet verteeren der 264,000 franken die voor liet herstellen onzer Rij school bestemd zij n Het volgende artikel is getrokken uit L". Peuplewaarin het verscheen onder het handteeken van den heerJ. Destrée. Het is voornaamlijk geschre ven voor de werklieden, die naar Vrankrijk gaan werken en daar deze in ons arrondissement zóó talrijk zijn, hebben wij gedacht wel te doen met het artikel te vertalen en in De Strijd te laten verschijnen Talrijk zijn de werklieden die naar Vrankrijk gaan werken. Men ontmoet ze vooral in de arrondissementen, die aan de grenzen palen. Dank aan de goedkoope treinkaartjes, kunnen zij hunne familie en hun huisgezin in de geboortestreek houden, hen iederen morgen verlaten en 's avonds bij hen terug zijn, ofte wel 's Maandags ver trekken en 's Zaterdags weêr zijn. Het is goed van hunne aandacht te trekken op den toestand waarin zij voortaan zullen verkeeren door de nieuwe Fran- sche wet op de werkongevallen. Vrankrijk heeft, in navolging van Duitschland, het moeilijk vraagstuk der schadevergoeding bij werkongeluk opgelost. Er is geene zaak, die noodi- ger wasmaar indien iedereen de noodzakelijkheid ervan erkend, van zoodra het er op aankomt tot de uitvoe ring over te gaan, wordt men geleid tot lange besprekingen over de ver schillende wijzen van uitvoeren. In Belgie, hebben wij nog altijd de arti kels 1882 en volgende van het Burge- lijk Wetboek, wetten die bijna hon derdjaren oud zijn en die met gemaakt werdén met een vooruitzicht op den tegenwoordigen toestand der nijver heid. Deze artikels eischen van den ver- goediugsvi ager, dat hij het bewijs le- vere van de schuld van den baas en, daar, gelijk het meestens gebeurd, den reden van het ongeluk onbekend blijft, dat, wat ook gezien wordt, de reden moeilijk kan aangeduid worden, of dat, in andere gevallen, er zich eenen toestand heeft voorgedaan, waarvan de onoplettendheid van den verongeluk ten eenigzins oorzaak is, geven het grootste getal ongevallen geen reden tot vergoeding. Het is de werkende klas die de gevolgen van die toestand draagt en jaarlijks zijn er verminkten, weduwen, weezee. die ten laste vallen van de openbare weldadigheid. Om die ellenden te verminderen,zijn door bijzonderen verscheidene werken gesticht gewordende voorzienigheids- kassen in de mijnnij verheid, de verze keringen in de glasblazerijen en ijzer smelterijen, de voorzienigheidskas te gen ongevallen te Brussel. Deze kas sen eischen het bewijs der schuld van den baas niet en geven ondersteuning in alle gevallen, zelfs wanneer de ver ongelukte zelf oorzaak is. Deze stich tingen, al is hun werk lofbaar, zijn onvoldoende en iedereen is daarvan overtuigd. Niettegenstaande dat de werklieden gedurig de onverschilligheid der wet gevers ten hunnen opzichte gewaar zijn, herinner ik deze toestand, omdat zij door d'algemeenheid te weioig ge kend is. De meeste werklieden denken dat, in geval van ongeluk, zij recht hebben op vergoeding. Er gaat geene week voorbij zonder dat ik, in mijn kabinet van advokaat, Men schrijft in bij den Uitgever Dixmudestraat, nr 51, te leperen De aankondigingen van beide Vlaanderen evenals deNotariale en Ueclnerlijke aankondigingen voorgansch België, mogen gezonden worden lea bureele van d:t blad. De andere aankondigingen voor België en liet buitenland, uitsluiielijk in bet Ageace Havas Magdalenastraat, Brussel. AANKONDIGINGEN Aankondigingen 10 c. den drukregel. Reklamen25 n Rechterlij ke aankondigen 1 fr. idem. die meening hoor uiten en dat ik ver plicht ben te antwoorden dat, zonder dat er een zeker bewijs gegeven wordt, zij op niets recht hebben. Het is die gedachte van aan elke nij verheid zijne ongelukken als gevolgen toe te wijten, die den vooruitgang uit maakt, welke de wetgevers in Vrank rijk ingehuldigd hebben. Maar de zege werd met behaald zonder dat er veel tegenstand te overwinnen was en zon der dat de bewaarders eriu lukten van de voornaamste gevolgen ervan te ver minderen. De Fransche wet is daardoor eenig zins uiteenloopend en tegensprekend, schijnt te toonen dat zij het gevolg is eener overeenkomst tusschen de verscheidene voorstellen en het is te voorzien dat hare uitvoering niet zal geschieden zonder eenige moeilijkhe den. Wij zullen wachten en zien hoe de Fransche nij verheid haar zal toepassen. Ik zal nu slechts de voorwaarden be spreken die de Belgische werklieden aanbelangen. Het artikel 3 der wet van 9e April 1898 zegt De vreemde werklieden, slachtof fer van een ongeluk en die zullen op houden op Fransch grondgebied te wonen, zullen als vergoeding ontvan gen eene som, die gelijk is aan drie maal de rente, die hen toegestaan werd. De vertegenwoordigers van eenen vreemden werkman zullen geen de minste vergoeding ontvangen indien zij, op het oogenblik van het ongeluk, met sedert drie jaar op Fransch grond gebied wonen. Zoodus, in geval van kwetsuur ofge- brekkelijkheid, is de vreemdeling op gelijken voet gesteld met den Frahsch- man en ontvangt in alle geval, gelijk deze, eene zekere, alhoewel met groo- te, rente als vergoeding. Verlaat hij Vrankrijk, dan krijgt hij voor saldo het bedrag van drie jaren rente. Dat schijnt nog al redelijk. Maar hetzelfde mag niet gezegd wor den voor andere aanhaling. De weduwe en de kinderen die niet op Fransch grondgebied wonen (en dat is het ge val, zooals ik zegde in 't begin, voor de talrijke werklieden der arrondisse menten Doornijk, Kortrijk, Bergen en Thuin), (1) hebben geen recht op ver goeding. En daar artikel 2 nog te zei ver tijde, zegt dat de nij verheidswerklie- denzich niet mogen steunen, ter wille van hun ongeluk, op andere wetten dan deze, mogen de weduwen en kin deren der vreemdelingen die in hun land bleven, van de gevolgen dezer wet niet genieten. Deze hebben, zelfs wan neer er eea erg bewijs bestaat, van de schuld van den baas, zelfs wanneer het ongeluk met inzicht door den baas veroorzaakt is, geen de minste reden tot vergoeding. Men zal dus ongestraft in de Fran sche werkhuizen onze werklieden mo gen verongelukken, terwijl voor het minste ongeval de Fransche werkman zal vergoed worden. Het gevolg daar van zon wel kunnen zijn dat de Fran sche nijverheidsbazen nog meer vreem delingen zullen bezigen. Maar het is noodig dat onze werklieden verwittigd worden van den reden waarom de FYansche bazen hen zouden de voor keur geven. Yoorhet oogenblik is het goed de aandacht der belgische werkers te ves tigen op dezen toestand. Men moet hen (1) De schrijver vergeet het arrondisse ment Ieperen te melden, waar misschien deze werklieden liet talrijkst zijn. (N. d. R.) aanraden naar Vrankrijk (2) te verhui zen of van hunne sijndikaten de be scherming te eischen, die hen door de wet ontnomen wordt. Onze regeering zou ook moeten han delend optreden. Zij had het reeds moeten doen en vragen aan de Fransche regeeringbeteremaatregelen te nemen. Om te weten wat de regeering reeds in dezen zin gedaan heeft, heb ik aan de ministers van buitenlandsche zaken en van den arbeid eene vraag gesteld die zal besproken worden in de Kamerzit ting van 17 Januari. Jules Destrée. Wij zullen later ook de bespreking mede deeien, die in de Kamers zal ge schieden aangaande dit belangrijk vraagstuk. In de zwitsersche armenwet is eene bepaling opgenomen, dat de gemeente lijke armbesturen bevoegd zijn bijdra gen te geven voor bet verschaffen van voedsel aan arme schoolkinderen, het zij rechtstreeks hetzij door bijzondere vereemgingen en dat de Bond 40 tot 50 p. c. van deze bijdragen vergoedt aan de gemeenten. Zoo wordt reeds het recht op voed sel en kleeding voor arme schoolkin deren erkend. Dit recht wordt hier door onze behouders nog altijd betwist. En ware het hier aangenomen, hoe zou het toch aan de arme schoolkinde ren baten Het geld van het Welda digheidsbureel, dienende om goed voedsel te geven aan d'arme kinderen, zou het beter kunnen besteed worden? Men leest in de Godsdienstige Week van Vlaanderen Om onze beminde diocesanen niet in doling te laten brengen, zijn wij genoodzaakt hen te berichten dat ons herderlijk ambt ons den pijnelijken plicht heeft opgelegd van aan een onzer priesters, na vruchtelooze ver wittiging, het verbod te doen van de H. Misse op te dragen. n De weigering van E. H. Daens zich voortaan te zullen gedragen naar de schikking welke wij hadden moeten nemen nopens het ceiebreeren van het H. sacrificie zijne weigering ook van tot zijn bisschop te naderen, op ons herhaald verzoek, hebben dien maat regel, hoe pijnlijk ook, noodzakelijk gemaakt voor de kerkelijke regeltucht en voor het gezag der overheid. Wij zijn overtuigd dat onze bemin de diocesanen meer en meer zien hoe nadeelig de werking van dezen pries ter, uit hoofde bijzonder van het mis bruik zijner priesterlijke weerdigheid, sedert lang is geweest aan de eendracht onzer katholieke bevolking, aan den vrede tusschen de verschillige maat schappelijke standen, en, laat het ons herhalen, aan de belangen der ware christene democratie, waartegen hij wantrouwen verwekt, en wier echte voorstaanders hij aanrandt en in min achting poogt te doen vallen. i) Geve God dat hij die dezen droeven maatregel noodig heeft gemaakt, wel haast tot stichtender gevoelens kome, en als eene ware priester de leiding van de IJ. vader en van de bisschoppen volge. Gent, den 30n December 1898. n (Get) f Antonius, bisschop van Gent. n (2) Wij hopen wel dat andere middelen zullen gevonden worden en onze werklieden niet zullen verplicht zijn te verhuizen, het geen zij met spijt zouden doen. (N. d. R.) Dit bewijst eens te meer, dat men in M. Daens niet anders kan en wil tref fen, dan den volksgezinden priester, den demokraat. Vóór het overige is zijn leven onbe rispelijk. De Dien Public die zijn veldtocht tegen Paster Daens niet staken wilt, heeft van hem eenen brief ontvangen. Ziehier den inhoud ervan a Waarom mij, tot mijn spijt, altijd dwingen uwe dagbladkolommen te vullen met mijn geschrijf? Maar gij strooit op mijne rekening zooveel on nauwkeurigheden uit, dat ik verplicht ben te antwoorden. In uw artikel Tegen het viervou dig verbond schrijft gij Pastoor Daens, zooals men weet, heeft te Ant werpen gesproken vóór het viervoudig verbond. Dat woord viervoudig verbond is nooit uit miju mond gekomen en was nooit in mijn hoofd. Uw andere bewe ringen hebben ook niet de minste schijn van waarheid. Men mag zeggen wat men wil, ik zal bij geen antiklerikaal verbond gaan, ik zou de gedachten, die ik gansch mijn leven had, verraden. Ziehier wat ik vraag dat alle voor staanders van de E. V. hunne pogingen zouden vereenigen om deze hervor ming, waarvan gij met zooveel lof spreekt, te bekomen. Zonder die samenwerking, zullen wij van de baatzuchtigheid der voor staanders van het meerderheidstelsel nooit deze rechtvaardige wet beko men. Er moet gehandeld worden want, moest de hervorming verwacht worden van de tegenwoordige Kamer, men zou nog lange jaren mogen wijlen. De zelfmoord van de menschen is te droevig, opdat zij zich eraan al met eens zouden ondergeven. De Kamerleden, bedreigd zijnde in het bezitten hunner zetels, hebben on der zich eene maatschappij van onder- lingen bijstand gestichtzij hebben eenen doorslepen advokaat ter hunne verdediging genomen en deze geeft hunne baatzuchtige inzichten een ver nis yan vaderlandsliefde en voorzich tige politiek. De overreding heeft op hen geene uitwerksels. Daarom blijft voor de voorstaanders der E. V. niéts anders over dan van zich te vereenigen en die forteres van alles of niet omver te werpen. Dit is mijn kort antwoord op uw eindeloos artikel van 20" December. Gij zult het wel willen opnemen en mijn groeten aanvaarden A. Daens, priester. P. S. Ik vergeet een punt. Waar vindt gij dat ik een verbond met de doctrinairen voorstel Het is een schandelijke uitvinding van u. Ik zal nooit met de doctrinairen samenwerken maar indien er onder hen zijn, die de evenredige vertegen woordiging vragen, waarom zouden wij van hunne medewerking afzien! Heb ben wij niet in de Kamers de hevigste bewaarders zien samenwerken met de ergste en meest priestereetende doc trinairen om de E. V. en het A. S. te bevechten Waar waren dan de schreeuwers van Le Bien Public Waarom hebt gij dan geen schand geroepen Maar neen, gij hebt liever twee maten en twee gewichten, en dat ontneemt juist alle gewicht aan wat gij zegt. Tot morgen A. D. WAAR vindt men de schoonste en goedkoopste scheurkalanders, agendas, enz. Ten bureele van dit blad.

HISTORISCHE KRANTEN

De Strijd – La Lutte (1894-1899) | 1899 | | pagina 3