van
NIEUWPOORT KANTON.
Weektolad verschijnende eiken Zaterdag.
THOMAS MORUS
December 1906.
Zaterdag 1
48.
Vierde Jaargang
AlWie eene inschrijving neemt op dit
blad, voor het jaar 1907, ontvangt
het kosteloos tot Nieuwjaar.
God voor bake
Recht voor stake
Vlaamsch voor sprake,
N°
Inschrijvingsprijs op voorhand te betalen
3 fr. per jaar voor België.
Prijs per nummer 5 centiemen.
Waar ze willen komen.
’T PENSIOENTJE.
Weert u!
Wie zal er zegepralen?
Land - Tuinbouw.
Verkooper JULES DANGEZ,
IJperstraat, 2,
NIEUWPOORT.
En wie is er
geloof
voorbijg;
uwen k
Drukker
o
Volgens de Chronique heeft M. Lameere
daarenboven nog gezeid Het geloof is
dood. M. Van Humbeeck zei hetzelfde
over veertig jaarhij noemde het geloof
een kadaver. En wie is er dood en
begraven, het geloof of wel M. Van
Humbeeck
Dus, menschen opgepast. Verzuimt het
niet anders geraakt gij aan uw pensioen
tje niet! Elk zegge het voort. Men ver
richt een werk van liefde met de menschen
op den rechten weg te helpen.
bijstaan tot het einde der wereld.
Zijne apostelen hebben de eerste slagen
gewonnen scharen koene ridders, die hun
opgevolgd zijn, hebben de vijand meer
en meer doen wijken, en zullen niet
staken vooraleer zij de volle zegepraal
behaald hebben.
De Kerk kan bevochten worden en
veel tegengekant; maar overwonnen
nooit
Er staat immers geschreven en ’t
komt van de eewige Waarheid
De poorten der hel zullen haar niet
overweldigen.
Na de dood des koning volbracht de
getrouwe dienaar nauwkeurig het bevel
zijns meesters. Hij verborg het gebalsem
de hert in een rijk verguld vaatje, en trok
met eene uitgelezen schare helden naar
Spanje, om aldaar met de christene
volkeren tegen de ongeloovigen te gaan
kampen.
’t Was onder de muren der stad
Granada dat de slag geleverd wierd.
Douglas trok door zijn heldhaftigen moed
aller oogen op hem. In ’t hevigste van het
gevecht, nam hij het kostbaar vaatje in
handen, liep tegen de Saracenen op, en
Ziedaar wat men in de liberale scholen
leertDe meester zegt aan de leerlingen
Zijt al wat ge wilt, maar gelooft noch aan
God noch aan zijn gebod
Arme ouders die hunne kinders in zulke
gedachten laten opbrengen Zij zullen er
entwat van kweeken1
’t Is diezelfde rector die bij de opening
der hoogeschool, in eene redevoering
verklaarde dat de menschen van de beesten
afstamden.
Ziedaar waar het liberaal onderwijs
naatoe leidt.
De studenten der hoogeschool van
Brussel, aan dewelke de stad Brussel
en de provincie Brabant meer dan 200,000
frank’s jaars hulpgeld geven, hebben
betooging gehouden.
De rector (overste) der hoogeschool, M.
Lameere, heeft hen aangesproken. Hij zei
letterlijk (zie Petit Bleu)
Geeft nooit uwe bijtreding aan eenigen
veropenbaarden godsdienst.
Beheer Opstel
2, IJperstraat,
NIEUWPOORT.
Aankondigingen 15 ct. den drukregel. Rechterlijke bekendmakingen 30 ct. den drukr.
o
PRUDENS FLOUR, Appelmarkt, 7, Diksmuide.
Vervolgt).
Da antikatholieken hebben schoon te
lachen met het pensioentje van het 65 fr.
130 frank per huishouden waar man
en vrouw in leven zijn. De menschen
houden er aan. In veel andere landen
hebben ze O te beginnen met dat
fameus Frankrijk, waar de anti-katho-
lieken sedert zoo lange meester zijn.
Maar om het pensioentje te trekken
moet men wel opletten van de voorwaar
den te vervullen. Dus leest nog eens goed
het volgende
De personen die in nood verkeeren, en
welke in 1841 geboren zijn, moeten hunne
vraag van pensioen vóór het einde van het
jaar 1906 indienen. Ze kunnen zich daar
toe tot het stadhuis wenden.
De personen geboren in 1842 moeten
hunne vraag indienen vóór het einde van
1907.
Goed verstaan? Ja. ’t Is niet moeilijk.
Maar let op het volgende
Personen geboren in 1843 moeten, om
hun pensioentje van 65 fr. te genieten, ten
minste 18 fr. storten, in driejaar in 1906
1907 en 1908. Die 18 fr. zijn gebracht op
12 fr., door den bijleg der openbare be
sturen. In andere woorden, die in 1843
geboren is, gedurende drie jaar, ten min
ste vier frank ’s jaars storten. Die in 1843
geboren is, en nog niet begonnen is, moet
zich haasten vóór nieuwjaar ten minste
vier frank door tusschenkomst eener
erkende maatschappij te storten.
De personen geboren in 1844 moeten
hetzelfde doen in 1907, 1908 en 1909.
Willen zij in 1906 beginnen, zij mogen.
Ze zullen dan in 1909 niets moeten
storten.
Eindelijk, de personen geboren in 1845
moeten minste vier frank ’s jaars storten
in 1908. 1909 en igio. Maar nog een keer,
ze mogen eerder beginnen.
De Kerk wordt in Frankrijk, en in
andere landen der wereld, meer dan ooit
door al hare vijanden aangevallen en
vervolgd.
Zal ze bezwijken onder die vereenigde
macht van al wie goddeloos, boos en zede
loos is.
Neen
Op het einde der 14° eeuw leefde in
Schotland de godvruchtige koning Robert
Bruce.
Als hij op zijn sterf bedde lag, riep hij
zijnen trouwen dienaar, den dapperen
ridder Jacob Douglas bij zich en zei
hem
Ik heb de belofte gedaan Gods vij
anden te bestrijden; doch, daar ik aan ’t
sterven ben, kan ik mijne belofte niet
volbrengen. Maar, kan ik zelf ten strijde
niet trekken, ik wil dat gij na mijne dood
mijn hert nemet en meteen zooveel geld
als gij er noodig acht voor uwe reize en
voor die uwer helden, en met hen den
vijand gaat bevechten. En ik wil dat men
overal, waar gij voorbijgaat, wete dat
gij het hert van uwen koning mede-
draagt.
riep, terwijl hij ’s konings hert omhoog
hield Ga voorop, gelijk gij het binst
uw leven gedaan hebtuwe trouwe ridders
zullen u volgen en sterven.
Met die woorden vloog hij vooruit en
vond de dood onder het zweerd der vijan
den. Maar zijn dood verdubbelde den
moed zijner wapenbroeders, en gaf hun
de zegepraal de ongeloovigen wierden op
de vlucht gedreven.
Daarna te midden van het slagveld,
vond men het lijk van den aanvoerder, die
nog het hert zijns konings in zijne handen
hield.
De stichter der Katholieke Kerke,
Christus, de Koning der koningen, heeft
ook, vooraleer te sterven, aan zijne leer
lingen bevolen de vijanden van God, dat is
satan en zijne volgelingen, te bekampen
en te bestrijden. Als onderpand hunner
zegepraal heeft hij hun ook zijn Hert ge
schonken, dat in het H. Tabernakel be
waard wordt, en beloofd dat hij hen zou
Green mest genoeg-.
Indien wij maar stalmest genoeg
hadden, zoo hadden wij reeds lang gedaan
met zaaien. Onze rogge, tarwe en gerst
stonden reeds een vinger lang en het gure
jaargetijde zou er niets meer tegen ver
mogen.
zoo sprak Jan Boerkens, laatstleden
Vrijdag, wanneer hij per spoortrein met
een korf boter naar de stad reed.
Maar vriend zei ik, gebruikt gij dan
nooit kunstmest
In ’t geheel niet, was het antwoord,
daar komt niets van terecht. Kunstmest
verarmt den grond, het jaagt den stalmest
den grond uit. Verleden jaar gebruikten
wij nog sulfaat op onze granen en weet ge
wat? Die dure stof wierpen wij weg en
zagen er niets van terecht komen. Hadden
wij stalmest voorhanden gehad, ofwel ons
geld aan stalmest uitgegeven, wij zouden
voorzeker veel redehjker gehandeld
hebben.
Maar vriend, gebruikt ge soms ook
andere meststoffen als sulfaat?
W.
g
NI
««□ssrwto
«Raas
4
Geschiedkundig Verhaal,
vrij bewerkt naar de gedenkschriften der
Vorstin van Craon,
door Mas Van ftodeslioven.
WSBLAD
Heur vast karakter had haar langen tijd onder
steund, maar sedert dat heure gezondheid verzwakt
was, scheen zij alleenlijk krachten weder te winnen
om eene afschildering van heur lijden te maken,
om haar geheele aan hetzelve te onderwerpen.
Op dit oogenblik hield zij eenen brief van het
verre vaderland in de band. Zij overlas het schrift
langzaam en was bezig met denken op de gelukkige
dagen harer kindschheid, toen plotselings uit hare
mijmering gewekt werd, door de deure der zaal
welke met onstuimigheid open vloog. Op denzelfden
stond sprong een meisje van tien of elf jaren oud in
de kamer en sloeg zijne mollige armen rond den
hals der koningin. Het was prinses Maria, het kind
van koning Hendrik, de reeds verloofde van eenen
franschen prins, kortom het was de toekomstige
vorstin, wier hand door een bedreven staatsonder-
handelaar beloofd was, met doel van de moeder, de
koningin Catherina van de ondersteuning eens
vriend te ontmaken. Hoe riep het kind uit, Moeder
tje ge weent nog eensDan nam het lachend den
neusdoek harer moeder en het gebaarde ook te
weenen.
Alzoo zal ik ook doen, wanneer ik zal groot
zijn, sprak de kleene prinses want het schijnt dat
de groote menschen altijd weenen. O, ik zou veel
liever kleen blijven, want altijd weenen dat moet
vervelend zijn. Luister eens, moedertje vervolgde
zij de vorstin omhelzend - waarom zijt gij dan
altijd zoo bedroefd? Nogtans zijn alle menschen
zoo treurig niet als gij. Zie, dezen morgen ben ik
met Alice naar het park van Saint James geweest
Welnu! ik heb daar Lady Anna Boleyn ontmoet;
Sire, sprak toen de kardinaal binst hij den
koning eene lijst overhandigde, ziehier de namen
van verscheidene kandidaten, die ik de eer heb u
voor te stellen. De plaatse van penningmeester der
financiekamer is open. Thomas Morus heeft reeds
verscheidene staatsambten bekleedhij is zoo recht
als bekwaam. Ik stel hem dus uwe Majesteit voor.
Deze keus bevalt mij goed, antwoordde
Hendrik, want ik bemin Morus, en ik ben zeer
tevreden over de diensten welke hij mij tot nu toe
bewezen heeft. Gij moogt hem zulks van mijnent
wege zeggen. En verder?
Ik verzoek den koning ook Cromwell te be
krachtigen in de plaatse van algemeenen bestuurder
der kloosters, welke onlangs in Kollegiën zijn her
vormd.
Wie is die Cromwell? vroeg Hendrik; ik
geloof hem niet te kennen.
- Sire, antwoordde Wolsey; hij is van geringe
af komste, zijn vader was lakenvulder in de stad.
Cromwell heeft van jongs af in de oorlogen van
paliën gediend. Daarna legde hij zich op de studiën
jer rechtsgeleerdheid toe. Zijne werkzaamheid en
O
---T3
zij loeg gelijk eene zottin te zamen met heure
vriendinnen, die haar vergezelden.
Ik liep haar aanstonds groetten, want ik was zeer
verblijd van haar weder te zien. Gij hadt mij gezegd
dat zij naar Kent gegaan was, om heuren vader te
bezorgen.
Mijn kind, antwoordde de koningin, wier
tranen opnieuw begonnen te vloeien, ik had u de
waarheid gezegd; zij zal sedert dien buiten mijn
weten weder gekomen zijn.
Maar moedertje, daar zij uw eerejuffer is,
waarom is zij u niet komen den goeden dag
wenschen Dat spijt mij want ik heb haar meer
dan al de andere kamerjuffers en hofdamen lief. Zij
vertelde mij alles wat zij in Frankrijk gezien had,
toen zij met mijne moei van Suffolk wegreisde. O,
hoe zeer verlang ik om ook eens Vrankrijk te zien 1
Lady Anna beweert dat het zulk een schoon land
is! Zij vertelde mij ook van de heerlijke feesten,
welke koning Lodewijk XII mijne moei gegeven
heeft. Als ik groot ben, zal ik met den koning van
Frankrijk trouwen.
Gij ookbemint gij dan Lady Boleyn vroeg
de koningin verzuchtend.
O ja, moedertje, ik bemin haar zeer antwoord
de het openhertig kind. Het spijt mij dat zij hier
niet is. Zij was toch zoo beminnelijk en ik had zoo
veel vermaak toen zij met mij speelde!
Welnu mijne lieve Maria, sprak de koningin,
weet gij waarom men weent als men groot gewor
den is Het komt omdat men dikwijls iemand lief
heeft, die u niet meer beminnen wil
geleerdheid maken hem weerdig van uwe Gunste.
Toegestaan! zegde de koning. Dan onder-
teekende hij de aanstellingsbrieven der nieuw be
noemden.
Ik verlang ook, voegde hij erbij, Wolsey aan
ziende, dat gij tracht iets te doen voor eenen een-
voudigen priester, Cranmer genaamd, die men mij
aanbevolen heeft.
De kardinaal rimpelde het voorhoofd toen hij
dien naam hoorde uitspreken. Die Cranmer was
hem niet onbekend. Hij dacht met reden, dat het
Anna Boleyn was, welke den koning over dien
priester gesproken had.
II HOOFDSTUK.
Intusschentijd had de koningin weder heure
kamers betrokken. De zorgen, waarmede de eer-
vrouwen haar omringden, hadden haar weder doen
herleven en heure smert en droefheid vernieuwd.
Het was reeds nacht, en nog zat Catherina bij een
groot vier, in gedachten verslonden... Onder eene
zachtere luchtstreke geboren, had zij heur nooit
kunnen gewennen aan de donkere en mistige lucht
van Engeland. Zij betreurde onophoudend den
blauwen hemel en de milde zonnestralen der zuide
lijke gewesten. Zij geleek eene plante die men uit
den moedergrond gerukt heeft en wegkwijnt. Deze
gesteltenisse gevoegd bij het herteleed welk men
haar aandeed, had haar in eene voortdurende
zwaarmoedigheid gebracht, waaruit haar niets
trekken kon, en die door het minste voorval ver
meerderd werd.