Geloofsverdediging. HULPGELD voor de weduwen en weezen van den zeeramp van N. 89. NIEUWPOORT KANTON. I DE BEGRAVING Zaterdag n Januari 1908. Nr Zesde Jaargang Inschrijvingsprijs op voorhand te betalen 3 fr. per jaar voor België. Prijs per nummer 5 centiemen. s Winterbloemen. Minister de TROOZ. God voor bake Recht voor stake Vlaamsch voor sprake. VVeelrblad vex’sclxijaaeiicle ellsen Zaterdag. 2. 30 ct. den drukr. OPSTEL Drukker den afge- Nieuport, I Januari 1908. 527 5 40 te zamen 632 De omhaling in stad heeft boven "VerkooperJULES DANGEZ, IJparstraat, NIEUWPOORT. Aankondigingen 15 ct. den drukregel. Rechterlijke bekendmakingen -o- LOUIS LAMMEN, Hoogstraat, 83, Nieuwpoort. Het toeval bestuurt al- ob de Hoevele nuttelooze, 'en zijn er niet! met ons niet be- Deed ze stollen op de ruiten, Schiep ermee een meesteswerk- Tal van schetsen, tal van beelden, Slechts een enkel bloemenperk Bleeke rozen, slanke varens Midden een jasmijnenkroon, Schittrend als miljoenen parels Aaneen verrren sprookjestroon. ’t Zijn de stomme bloemengeesten, - Opgeroepen uit hun graf, Wien hij stil op zijne wijze Al die lieve vormen gaf. Doch van waar dit zachte hijgen, En van waar die wondre macht. Voor die bloemen, voor die kindren Van den doodschen winternacht Voor mijn venster, gansch den avond, Loerde gister Schilder Vorst Floot er hevig met zijn adem Eer hij 't werk beginnen dorst. Zoog de warmte uit mijne kamer, Trok de dampen tot zich hoen. Ving ze in zijn verglaasde handen, Mengde ze innig ondereen. Droomen ook van naaste Lente, In verheven, kalme rust- Met haar bloemen, met haar vreugde En haar nieuwen levenslust. Zuchten ook voor zooveel schatten Opgehoopt naast bittren nood- Slechte rijken vreest de wroegin g In het aanschijn van den Dood I L. H. Zijn ze niet 't versteende water Uit mijn eigen bloed ontstaan, Met de droomen, met de zuchten. Mijner ziele dan ontgaan Droomen eerst van laatsten zomer Met zijn helderblauwe lucht, Met zijn vogels en zijn weelde Ver van hier nu heengevlucht. geheel eenvoudig, iet tegenwoordig het beginsel j leven, en dat de voltooing van Gods werken ten on zen opzichte, dikwijls op eene gevoeglij- ker wijze in de eeuwigheid plaatsheeft. Waarom straft God dien grooten mis dager niet Waarom wordt die booswicht gebukt gaat onder zooveel ram- De eeuwigheid is het, die ons dit ge- wijs, door voorbijgaan op deze aarde J beloonen dat verricht wordt door dien goddelooze, door welke voor eeuwig gestraft worden en van eeaen an kant die brave man, welken de we de 700 fr. opgebracht. Het bestendig bèrek van Nieu- poort is in onderhandeling met het bestendig berek van de Panne om de ingezaamelde gelden van de twee plaatsen in evenredigheid te verdeden onder al de slachtoffers van de zee ramp van N. 89. beheer Hoogstraat, 83, .nieuwpoort. Maandag morgen werden te Brus sel, de deuren geopend van het Paleis der Natie voor de overheden. Dc heele wandelzaal was behangen, met rouw- laken met zilver afgeboord. In het midden der zaal stond een schild waarop de wapens van den afge storven minister prijkten. Op het Paleis der Natie, en op al de gebouwen in den omtrek, 100 bijzon dere als officieele, hing de vaderland- sche vlag halftop. Op d® kist lag het uniform van M. do Trooz met al zijne decoratiën. In de rouwkamer stond een groot kruis beeld. De overheidspersonen waren in de verschillige zalen bijeengekomen. Do gemeenteraad ven Brussel was er in korps. Om 10 1/2 ure kwamen de volksver tegenwoordigers aan de rechterzijde was bijna voltallig. Sommige leden had den zich, ingezien het koud weer, recht naar de kerk van Ste Gudula begeven onder deze was Staatsminister Beer- naert. M. Woeste mocht, om reden van onpasselijkheid, de begraving niot bijwonen. Ook vele oud Kamerleden woonden de plechtigheid bij. Benevens de genoemde overheids personen waren de familieleden, do grootmaarschalk van het Hof, en de generaals Denis en Cousebant die Z. M. den Koning vertegenwoordigden dan al de ministers in groot uniform vervolgens MM. De Volder, staatsmi nister de gouverneurs der verschillige provinciën de burgemeesters van Brui sel en voorsteden, alsook M. Hei togs, burgemeester van Antwerpen het per soneel van ’t ministerie van binnenland- sche zaken afveordigingen van al de andere ministeries enz. Lijkreden. M. Schollaert, voorzitter der Kamer nam de eerste ’t woord, in naam dor Kamer, en schetste in eene merkweer- dige rede de loopbaan vin den afge storvene. Herhaaldelijk moest M. Schollaert zijne rede onderbreken, daar tranen en snikken zijne stem belemmerden. Wij, die gelooven, zoo eindigde hij, weten dat wij maar tijdelijk van onzen vriend gescheiden zijn, en zijn overtuigd dat hij reeds de kroon van den Rochtveerdige heeft ontvangen. Onze gebeden zullen tot voor den troon van God opklimmen, opdat deze den duurbaren afgestorvene in genade ontvange. Achtbare vriend, tot weder- ziens daarboven M. Liebaert neemt daarna het woord in naam van Staatsbestuur. Hij brengt hulde aan het rechtzinnig karakter van den betreurden kabinetsoverste en «tipt de bijzonderste werken aan, welke hij gedurende de laatste 8 jaar kon doen uitvoeren. M. Sauveur, algemeen sekretaris van het ministerie van binnenlandsche za ken, spreekt dan in naam der bedienden beloop der voorgaande intee- keningen Heer S. P. D’Hooghe, te St Truyden Weledele Graaf Limburg de Stirum, senator. Jongvrouw Dosogne, Nieuwpoort Weledele Heer dc Ponthière, volksvertegenwoordiger te Luik Z. E. H. G. Ostyn, deken te Veurne Z. H. de Bisschop van Brugge jrrijö jpci - - 3e opwerping /es anders w er zoovele wanordeo, aarde met heerschen. -- - onvolmaakte, slechte dingen zij het is duidelijk dat God met c..„ kommerd is. Antwoord. Indien een ongeleerde niensch, die niet lezen kin, een boekdeel van Vondel of Guido Gezelle openslaat, en zoovele on bekende letters ziet, op duizend versclin- lende wijzen gerangschikt, soms acht bij elkaar, soms zes, dan eene drie, aan weer zeven of twee, om de woorden daarin sa men te stellen indien hij verscheidene regels ziet, die elkander opvolgen, som mige aan het begin van eene bladzijde, andere aan het einde; indien hij, nueens ledige plaatsen ziet, dan weer andere vol letters, hier hoofdletters, daar kleine letters enz. indien hij bij het beschouwen van dat alles, waarvan hij niets begrijpt ,u vraagt waarom die letters, die regels, die bladen wel op de eene, doch niet op andere plaats voorkomen; waarom, wat in het beginj geplaatst is, niet in het midden staat of op het einde waarom bladz. 20 niet bladz. 5 is, enz.... dan zult gij hem ant woorden Beste vriend, een groote dich- ter, een man vol verstand heeft dat al- zoo gerangschikt om aan zijne gedachten eene gepaste uitdrukking te geven in- dien men de eene bladzijde voor de an- dere plaatste, indien men de regels, de woorden of de letters verwisselde, dan zou er wanorde ontstaan in dat schoone werk, en het doel, dat de schrijver be- oogd heeft, niet bereikt worden». Maar veronderstelt dat die ongeleerde mensch, den geleerde zou willen uithangen, en zeggen mij dunkt toch dat het veel beter had geweest, indien men alle letters, die op elkander trekken, bij elkander had geplaatst, de groote bij de groote, de klei ne bij de kleine dat hot veel schooner had gestaan, indien men alle woorden even lang had gemaakt on uit hetzelfde getal letters had samengesteld, want waarom zijn deze zoo kort, andere zoo lang enz. Waar om hier wit en daar zwart Dat alles is slecht gerangschikt er zit geen orde in, De man, die dezen boek gemaakt heeft, kent er niets van alles is door elkander gemengeld Dan zoudt gij u niet kun nen weerhouden van te lachen en uit te roepen maar, mijn vriend, is gi] ze i die er niets van kent ware deze boek geschikt volgens uw gedacht, dan zou hij noch kop noch steert hebben Evenzoo handelen wij als wij Gods werken beknibbelen. Wij beschouwen zijn grooten boek, al» wij onzen blik op de wereld vestigen. De eeuwen zijn, al» het ware, de bladzijden die elkander opvolgende veschillende schepselen, van den mensch ai tot de kleinste grashalmtjes en de nietigste zand korreltjes, zijn, bij manier van spreken, de letters elk op zijne plaats gezet door de hand van dien grooten Maker, die zijne eeuwige plannen en raadsbesluiten kent. Vraagt gij, waarom het eene schepsel volmaakter is dan het andere, waarom voor. men een het gron- men moet het het men voorvallen aanschouwt door da goddelijke recht- oedheid misdaden met verborgen, komen aan qp de buitengewoonste wijze Godslasteraars worden getroffen dat zij dien het eene hier het andere daar geplaatst is, waarom het 's winters koud, ’s’zomers warm is, waarom het op dézen oogenblik re gent en niet op een anderen, waarom die wissel j'alligheid bestaat ten opzichte van fortuin en gezondheid, waarom de eene of andere ziek wordt, waarom dat jeugdig kind sterft terwijl die grijsaard blijft leven, waarom de dood die welda- digen man wegrnkt en niet dezen boozen mensch die niets anders doet dan kwaad enz. dan zou ik daarop antwoorden dat een oneindig verstand, eene oneindige^wijs heid, eene oneindige rechtveerdigheid en goedheid die dingen zoo geregeld heeft en dat alles geheel zeker m orde is, al komt het ons somtijds anders Ik zou u antwoorden, dat werk geheel moet kennen om dig te kunnen beoordeelen in zijn geheel alsook in zijne bijzonderheden omvatten, de middelen toepassen aan het doel,dat zij moeten bereiken. Welnu, welke men»ch, welk schepsel hoeft ooit de eeuwige raadsbesluiten van den Schepper kunnen dooi gronden Van tijd tot tijd nochtans laat God aan de menschen klaarlijk zien dat hij met ons bekommerd is, geen eeuw gaat voor bij zonder dat gekenmerkt door da goddelijke, veerdigheid of gi helsche sluwheid - het licht qp de buitengewoonste wijze vermetele Godslasteraars worden getroffen op het oogenblik zelven dat zij dien on- zichtbaren God tarten, aan welken zij niet göloovon. Van eenen anderen kant, schenkt God aan de goede menschen, ook van tijd tot tijd onderpanden zijner voorzienig heid en onbetwistbare blijken zijn er lief de. Maar waarom zult gij zeggen laat God altijd niet toe dat reeds op deze wereld zijne rechtveerdigheid, zijne goedheid, zijne heiligheid klaarlijk blijken? De reden daarvan is g< zij bestaat daarin dat leven, slechts de kiem is en het beginse van een toekomende_ eeuwig l"’"”', g van opzichte, dikwijls Waarom straft God dien grooten overladen met voorspoed,terwijl die bra ve man g pen heim uitlegt 1 Het is billijk en den voorspoed, het weinige goed te dien grooten zondaar, moet deren --- reld zoo ongelukkig acht, moet misschien hierbeneden boeten voor kleine misdrij ven welke hij uit menschelijke zwakheid bedieven heeft; de gelukzalige eeuwigheid zal daarboven de loon zijn zijner deugd. Naar de mate der eeuwigheid, moet men alles beoordeelen wat den mensch op de- ze wereld óverkomtZonder dat, kan men onmogelijk iets begrijpen van Gods in zichten aangaande de menschen. Hervormen wij du» yoortaan onze ziens wijze.. Beoordeelen wij onzen grooten Rechter niet meer 1 Noch gij, noch ik, geloof mij vrij, zien zoo verre niet als Hij. Wat Hij doet, is wel gedaan, en als Hij het kwaad toelaat, geschiedt dit omwille van een grooter goed. 20 10 20 20 VAN NIEUWSBLAD van ij niet :henkt goede menschen, ook. van iderpanden zijner voorzienig-

HISTORISCHE KRANTEN

Nieuwsblad van Nieuwpoort & Kanton (1902-1914) | 1908 | | pagina 1