•2®
Geloofsverdediging.
Houweel en Truweel.
Aïïti Klerikale Beseliaving.
CONCERT
door de
van
NIEUWPOORT KANTON.
sterfelijk lichaam ei eea onsterfelijke ziel.
s
Elfde Jaargang
Nr 28.
Zaterdag 12 Juli 1913.
God voor bake
Recht voor stake
VJaamsch voor sprake.
Inschrijvingsprijs op voorhand te betalen
3 fr. per jaar voor België.
Prijs per nummer 5 centiemen.
Stad Hieauipoort
verscliijneiicle eiken Zaterdag.
-q-s-d-
B
Hoogstraat, 97, Nieuwpoort.
Fanfaren
welgezind-
bloot zijn.
Parijs,
getuigen
wereldlijk onderwijs
KAMIEL HILLEBRANDT,
Oostduinkerkschen Steenweg, 38,
NIEUWPOORT.
Aankondigingen 15 ct. den drukregel. Rechterlijke bekendmakingen 50 ct. den drukr. |Verkooper
-o-
DrukkerLOUIS LAMMEN
Cl) Er is hier natuurlijk spraak van de ze-
deleer zonder God. (N. d. R.)
II
Sterfelijk lichaam
Bewijs. De mensch voedt zich en
gevoelt, en zoo heeft hij vermogens en
zintuigen in het levende lichaam ge
grift dit lichaam is uitgebreid, bijge
volg verdeelbaar en sterfelijk, wat ten
andere de ondervinding genoegzaam
bekrachtigt.
onbekend blijven, steeds aanzienlij-
ker wordt.
Dat is dus het lot van een volk dat
geen bovenaardschen Rechter meer
vreest en zich slim genoeg waant om
buiten de handen der aardsche rechters
te blijven.
Instee van in die hooggeroemde be
schaving waar sommigen anti-clericalen
meê schermen eindigt zulk volk in de
schande en in de misdaad
Zesde Voordracht.
bet krankzinnigenge- j Jj nc]] jj jjj jjjjj M
Inleiding. Zulke werking, zulk wezen.
Zooals de mensch in het leven deelt
met de planten, in het gevoel met de
dieren, zal hij ook gelijk zij één zijn van
natuurswege, samengesteld uit lichaam
en ziel.
Zooals hij die werkingen volmaakt
uitoefent en daarenboven als redelijk
schepsel met oordeel en vrijheid han
delt, zal hij volmaakt één zijn van na
tuur, samengesteld uit een lichaam en
eene ziel, zoodat die ziel geestelijk is
en, om die reden, onsterfelijk.
I.
Eén wezen.
Bewijs. Uit eenieders bewustzijn.
Ik ben het die begrijp en die wil, of
schoon die innerlijke werkingeu uitslui
tend aan de ziel eigen zijn. Diezelfde ik
is het die zich voedt, die beweegt, of
schoon voeding en beweging aan 't li
chaam toekomen. Dus ziel en lichaam
maken één ik uit, éène natuur, één we
zen.
Dit bewijs wordt bekrachtigd door
de algemeens spreekwijze der men-
schen.
»)o(«-
Mijn gebuur Jan is bepaald een vies
man I
Daareven, stralend van 1
heid, komt hij mij melden dat hij zijn
huis laat afbreken, en d&t reeds van
morgen, om een nieuw op dezelfde
plaats te laten opbouwen. Nu zijn huis,
zonder juist een paleis te zijn, is toch
een nette en stevige woonst, veel te
goed om aan het houweel prijs gegeven
te worden.
Ik kon dus niet nalaten zoo’n dwa
zen opzet te laken. Maar Jan is een
keikop het huis had dit en dat gebrek,
en het moest weg zonder uitstel
Dan vroeg ik om het plan van het
nieuwe te mogen zien.
Het plan ?sprak Jan verwonderd,
het plan? Maar dat heb ik nog niet.
Daar is toch niet zoo'n haast bij. We
spreken van het nieuwe als het oude
weggeruimd is. Maar iets kan ik toch
op voorhand verzekeren dat mijn nieu
we woning heel wat mooier en gerief-
lijker zal zijn dan die oude barak 1
Ik stond verbluft. Zoo'n verregaande
onbezorgdheid leek me wat al te kras.
Waar zou hij zijnen intrek nemen, en
waar zijn huisraad bergen, terwijl men
de oude doening afbrak en dan
zonder haast 1 voor eene nieuwe
zorgde Ik stelde hem die vraag, maar
ze maakte hem niet verlegen
Dat heb ik me nog niet afgevraagd,
sprak hij waarom ook mijn kop daar
op gebroken vöör de tijd daar is Het
kraam wordt morgen neêrgehaald dat
staat vast, en dat is me genoeg. Het
overige komt wel van zelf in orde,naar
gelang de omstandigheden.
Was de man nu stapelgek Ik begon
medelijden met hem te voelen. Toch
moest er nog eene opwerping van mij
ne tong
Weet ge wel, zei ik hem, dat ge
die gril juist met geene potscherven
zult betalen Bouwen is kostelijk, en
ge wilt het daarbij tamelijk breed aan
leggen.
Zeker wil ik dat, was ’t antwoord
mijn huis moet het schoonste zijn van
het dorp. Maar wat het geld betreft,
waarom daar nu eerst naar uit zien
Ik betaal enkel als het werk af is, en
dan zal het noodige wel ergens van-
BEHEER OPSTEL
Hoogstraat, 97,
NIEUWPOORT.
III.
Onsterfelijke ziel
1° De ziel van den mensch is enkel en geestelijk.
Een enkel en geestelijk wezen d. i.
eene zelfstandigheid die niet samenge
steld zijnde, heel en al onlichamelijk
is d. i. onafhankelijk bestaande van de
stoffe.
Om die reden ii het dat de ziel geens
zins onder de zinnen valt, geen plaatse
bestaat gelijk de lichamen, enz.
Bewijs. Zulke werking, zulk wezen.
Welnu
1) In hare werking van ’t verstand
is de ziel onafhankelijk van de stoffe.
Want, a) ’t zijn of onstoffelijke we
zens b. v. God» of stoffelijke, op afge-
getrokkene en onstoffelijke wijze voor
gesteld, b. v. het goede, de rechtveer-
digheid, de mensch, enz, die door 't
verstand bereikt worden.
b) Het verstand keert volledig op
zich zelf terug ik versta dat ik ver
sta en dat ik het ben die versta. Het
stoffelijke is daartoe onbekwaam.
c) Het verstand wordt niet bestompt
of beschadigd door het begrijpen van
de verhevenste voorwerpen, geliik
>)O(<—
Flachon en Furnémont zijn de eeni-
ge specimens niet der beschavende
macht van het anti-clericalisme.
Reeds meermaals hadden wij de ge
legenheid de aandacht onzer lezers te
roepen op de bekentenissen van niet-
katholieken over de toenemende mis
dadigheid, die in het anti-clericale
Frankrijk met de aangroeiende ont-
christening der jeugd gelijken tred
houdt.
Wij laten hier nieuwe bekentenissen
volgen die niet van belang zullen ont-
daan komen
Arme gebuur Jan Stellig heeft hij
een slag van de molenwiek gekregen.
Hij zal, ja, eerlang een groot en schoon
huis bewonen
sticht.
Gelukkiglijk voor ham en de le
zer heeft het lang geraden, bestaat
mijn gebuur maar in mijne verbeelding:
het voorgaande is een sprookje. Maar
er zijn vele menschen die juist rede-
neeren als Jan, daar waar er spraak is,
niet '’an een huis van mortel en steen,
maar van het groot zedelijk gebouw
dat wij de Samenleving of maatschap
pij noemen. Dat zijn de socialisten.
Met de maatschappelijke orde zooals
ze nu bestaat hebben ze hoegenaamd
geen vrede. Nu zijn er rijken en armen,
patroons en werklieden, renteniers en
wroeters: dat is wel altijd zoo geweest,
maar dat mag niet langer zoo blijven
Gelijkheid voor allen, onder de opper
heerschappij van den Staat I Het maat
schappelijk gebouw moet afgebroken,
van aan de nok tot aan den grond, en
dat van morgen I
Hoort ge, gebuur fan
Vraagt ge echter nu wat er in de
plaats zal komen, dan hebben ze 't ant
woord klaarHet leven zal voor
iedereen een hemeltje zijn
Met dit antwoord moet ge tevreden
zijn 't is immers schoon genoeg Be
geert ge nadere inlichtingen, vraagt ge
naar het plan van het nieuwe gebouw,
naar de middels om dat plan te verwe-
zentlijken, dan zenden ze u wandelen
dat is onnuttige bezorgdheid tijd en
omstandigheden zullen dat alles wel
uitwijzen.
Hoort ge, gebuur fan
En als een of andere rood* leeraar
zich wat verder waagt, en den Staat
der Toekomst wat nauwkeuriger wil
schetsen, dan struikelt hij bij iederen
stap dien hij zet in het land van belof
te, en geraakt geene twintig schreden
ver zonder deerlijk op zijnen neus te
stuiken, ’t Is er immers zoo duister, in
dat land, en de grond is er zoo hobbe
lig I En het besluit is eerst maar het
oude afgebroken het nieuwe komt er
dan wel van zelf
Hoort ge, gebuur Jan
Dat het maatschappelijk gebouw niet
teenemaal volmaakt is, dat er dus door
sociale wetgeving en werking verande
ring en verbetering kan en moet aan
toegebracht worden, met wijs beleid
en rijp beraad, dat zal geen enkel ka
tholiek betwisten. Maar dat het moet
gesloopt worden, kunnen enkel zij
beweren die in de wolken leven, of die
het volk zoeken te misleiden. Zij blij
ven er echter af met hun houweel, tot
dat ze bewezen hebben dat ze ook het
truweel kunnen hanteeren. Wij laten
ons niet zonder dak zetten, zoolang ze
ons maar luchtkasteelcn in ruiling aan
bieden.
MAANDAG 14“ JULI 1913,
om 8 1/2 uur ’s avonds,
in de Schipstraat,
van het Davidsfonds
Daarna
De Algemeene Procureur bij ’t Be
roepshof van Parijs, over eenige we
ken de doodstraf vragende voor jonge
bandieten van 21, 23 en 24 jaar, leg
de deze verklaring af
Wij bevinden ons tegenover een
erg gevaar dat met den dag toeneemt
en alles dreigt mede te sleepen. De
misdadigheid groeit aan,stijgt immer,
overrompelt alles. Men had gehoopt,
dank de uitbreiding van de geleerdheid,
dank een meer verspreid onderwijs der
zedenleer (1), dank aan doelmatiger
strafregiem, de hersenen en de harten
te verzachten thans echter is het on
mogelijk er nog zulke begoochelingen
op na te houden
Ziedaar dus het hoofd van het Par
ket der Fransche hoofstad, dat ver
plicht is te getuigen de machte
loosheid van wereldlijk onderwijs en
van onzijdige zedenleer tegenover de
overrompeling der misdadigheid.
Het volgend trekken wij uit een ver
slag van den anti-clericalen Minister
van Rechtswezen aan den Voorzitter
der Republiek
Het getal minderjarigen, dat in
1912 voor het Assisenhof verscheen,
beliep 506, waarvan 19 beneden de
«16 jaar; 171 tusschen de 16 en 18
jaar 376 tusschen de 18 en 21 jaar.»
Buitendien moesten nog 152 min-
derjarigen beneden de 16 jaar voor
misdaden verantwoorden ter correc-
tioneele rechtbank....
Men moet daarbij voegen dat het
getal misdaden waarvan de plichtigen
NIEUWSBLAD