van NIEUWPOORT KANTON. Weekblad verschijnende eiken Nieuws ®il|Elfde Jaargangj Jpg 29- Zaterdag 19 Juli 1913. Inschrijvingsprijs op voorhand te betalen 3 fr. per jaar voor België. Prijs per nummer 5 centiemen. God voor bake Recht voor stake Vlaamsch voor sprake. NIEUWPOORT. Hoogstraat, 97, Nieuwpoort. UIT. Aankondigingen 15 ct. den drukregel. Rechterlijke bekendmakingen -o- DrukkerLOUIS LAMMEN 50 ct. den drukr. VerkooperKAMIEL HILLEBRANDT, Oostduinkerkschen Steenweg, 38, NIE UWPOORT Avondspel, Maandagavond laatst, werden de zo- merconcerten, te geven door de Fan faren van 't Davidsfonds ingezet met het concert in de Schipstraat.Het doet ons genoegen te bestatigen dat die fees telijkheden meer en meer in den smaak vallen van ’t volk, dat dan ook overtal- rijk opgekomen was. Dat is wat anders, hé Weekblad, dan te moeten een prachtig concert van uw oud ver sleten blekmuziek, verzetten, bij foute dat er niemand aanwezig was De uitgekozen stukken stonden goed aan,en werden onberispelijk uitgevoerd. Kwart vóór tienen nam de fakkel tocht aanvang. Men kon op de koppen gaan van de toegestroomde menigte die achter de muziek golfde als een eindelooze baar. Al over de Markt krinkelde de stoet door de Kerkstraat die te nauw was om al 't volk te slok ken, vandaar door de Kok- en Lange- straat, om uiteen te gaan in de Valke- straat. BEHEER OPSTEL Hoogstraat, 97, NIEUWPOORT. kwam van den vlaamschen trots. Niemand had er zich aan verwacht. De bovenzaal van Stadshalle zat let terlijk stampvol, en daar stonden er nog honderden op de trappen tot buiten toe, te duwen en te pramen om binnen te geraken. ’t Brobbelde van ’t volk En wat ons uitermate deugd deed, was te kunnen bestatigen dat iedere stand er ruim schoots vertegenwoordigd was. Hee- ren, burgers en werklieden gaven alzoo een klinkend bewijs dat van leeg tot hoog Vlaanderen wil herworden tot een zelfstandig geheel van trouwe broe derlijkheid. Dat was het heerlijkste be toog van een volk dat bewust en zeker van zijn recht, hardnekkig opwaart wil tot het komen zal, zegepralend en grootsch, op den top van den berg van waar het ten aanschouwe zal geven aan iedereen de billijkheid van den strijd en de zege van ’t goede en ’t schoone en 't ware 1 De Fanfaren van 't Davidsfonds speelden met hert en ziel de vlaamsche liederen die door alleman met geestdrift en vuur raeegezongen werden. Vlaanderen Het lied der Vla mingen Ons Vaderland weerklon ken dreunend onder de gewelven en De Leeuwen dansten zoowel in den figuurlijken als in den oprechten zin van ’t woord. Toen gaf de Heer G. Lefevre leeraar te Oostende, eene weldoordach te rede, toonend de verdrukking die we tot nu toe geduld hadden. Feiten en voorbeelden haalde hij aan bij de vrecht en ’t was wel te zien dat zijn woorden ingang vonden bij de toehoorders,want ze luisterden als vinken om dan, bij de overtuiging die hij legde in zijne laatste woorden waarbij hij 't uitschreeuwde dat Vlaanderen weer zal worden gelijk voorheen, uit te bersten in luid gejubel ter eere van hem, en ^an de zaak die hij zoo welsprekend had verdedigd. Dr Pattyn bedankte hem dan ook in welgekozen bewoordingen. Maar wanneer al ineens in machtige akkoorden het muziek de Vlaamsche Leeuwdeed dreunen, dan was de geestdrift ten toppunt. Iedereen zong mee en tot driemaal toe moest het lied herhaald worden. En wat gezegd van den fakkeltocht Een ware menschenzee 1 Indrukwek kend was die optocht in den avond. De rosse gloed van de laaiende fakkels, als eene vooruitrukkende vuurkolom door den nacht naar den morgen toe, de rythmische stap van de muziek die haar schoonste marschen speelde, die hobbelende menschenbende, waaruit bij oogenblikken de vlaamsche lie deren omhooge joepten in vrije vlucht, dit alles gaf een machtigen indruk van leefte en gevoel en grootsche kracht, ’t Was onder het herhalen van den Vlaamschen Leeuw nog eens in koor medegezongen dat de stoet uit éénging. Bekennen we het zonder vrees van tegenspraak, die betooging heeft meer gedaan dan een jaar werken voor onze vlaamsche zaak. Daarom dank aan ’t we zijn drollig wezen. In iedere ge meenteraadszitting heeft hij zijn plaats- ke gekozen op de voorlaatste bank. Zijn kop tusschen de schouders en nu en dan een aanteekeningske doende op een stukje papier ter grootte van een naamkaartje. Zelfs bij plechtigheden steekt hij zijn sullig persoontje in de kerk, en ’s avonds is hij op de bane als een eeuwige wandelaar. Niets kan ge beuren of Mops is daaromtrent met zijn waggelenden eendengang en zijne kwek-kwek stemme. Dat is zeker niet bespieden, Week blad 20) Van al 't geen onze briefwisse laar staande hield, weet ge alleenlijk te zeggen dat ge geen stapmarsch hebt ge speeld, al de rest laat ge vallen. Dus is het waar. 30) Ge zijt alleen naar Azalea ge weest, zegt ge, en in italieke letters komt ge nog eens terug op het lekker noenmaal daar genoten. Waarom moet ge a 1 t ij d van eten klappen, krabbelaar, en van geen muziek Was dit laatste ook zoo goed als uw noen maal Men zou allichte moeten gaan besluiten dat ge alleenlijk naar Gent geweest zijt om te eten I Juist gelijk de ezels, die eerst hun buikske vullen en dan... balken van voldaanheid. 40) En eindelijk bekent ge toch dat ge allen naar Gent geweest zijt om u te... vermaken Dus dat het dan toch werkelijk waar is wat onze briefwisse laar zegde over Rue du Caire en En Orient Zoo ge zulke uitspan ningen verkiest in plaats van uw mu ziek, dan is 't ver gezocht. Doch dit verwondert ons in geenen deele. Im mers. gij zelf schreeft over veertien da gen dat de geuzen noch aan bel, noch aan hemel, noch aan Gods rechtveer- digheid geloofden en dat ze dus moch ten doen wat ze wilden. Als ge met die vermaken dat bedoelt, vriendje, geluk ermee 1 Davidsfonds en aan de Katholieke Jon ge Wacht die heel de feeste inrichtte, dank aan de Muziek die ze opluisterde, dank aan den Spreker, dank aan allen die ’t hunnb bijgebracht hebben tot het welgelukken daarvan en tot de naaste jaar, zoo 't Gode belieft. Reisje naar Gent. Het Weekbladje is gloeiende dul omdat het trouwe verhaal gegeven heb ben van de doening van 't liberaal blekske in de tentoonstelling. Het kan het maar niet slikken dat de menschen hier goeie leute hebben met heel dit miserabel wedervaren van roemzuchti ge mannen en die er niets anders ge vonden hebben dan bittere ontgooche ling. En daarom valt het bovenarms op lieden die niets te zien hebben met die briefwisseling uit Gent, en smijt het zich hals over kop in domme persoon lijkheden. Dat is hatelijk en dat is belachelijk Hatelijk omdat ze daardoor te ken nen geven dat personen nadeel doen voor ’t Weekbladje geliefkoosde kost is, omdat ze door woede ontstoken niet inzien kunnen dat die handelwijze slechts past aan gemeene rekels die zich door andere middels niet meer kunnen verdedigen. Belachelijk omdat het voddebladje daardoor te kennen geeft de onmacht om ons te antwoorden, omdat het weet dat het alleenlijk de waarheid is die kwetsen kan, omdat het alzoo zelve toont dat alles wat wij voorhielden, trouw weergegeven was. Om veertien dagen lang op zoo een bedorven ei te hebben moeten broeden, is ’t heel pover wat daaruit is voortge komen. Daarbij niets vau alles wat wij staande hielden, weerleggen ze. Noch van hun concert, noch van hun volk, noch van hunne eereleden, noch van al de rest. Is het dan te verwonderen dat ze uit hun vel gesprongen zijn omdat ze door ons artikel in hun waar daglicht van hooveerdige paljassen waren ge steld Doch bekijken wij dit merkweerdig voortbrengsel van een verstompt ver stand eens nader, en laat ons een paar aanmerkingen doen i°) Die opsteller beweert dat zij nooit geene bespieders achter ons zenden. Hij peist zeker: stout gesproken is half ge wonnen, maar ’t is hier deerlijk mis. En aangezien zij nu toch persoonlijk heden mengelen waar er minst zouden moeten zijn, zullen we ook voor deze maal hen op dit terrein volgen, zonder kwa bedoeling nochtans, alleenlijk om dat het volk zou weten van wie er sprake is. Zoo de blauwen bespieden ons niet 1 En Mops dan Uw gepatenteerde en betaalde bespieder Onze muziek kan geen uitstapke doen of loederachtig, lijk een hond, komt Mops aangesnuffeld. Geen concert grijpt plaats op de halle of weggesto ken en heel alleen in een hoekje zien 11e Juli. We gaan op, zienlijk en zeker. Daar is eene keering gekomen van fier stam- bewustzijn, die schoone te aanschou wen is geweest in het vieren van dees roemrijken dag. Willens, nillens, gaan de gedachten eenige jaren achteruit en niet zonder verwondering en innige vreugde meteen, kunnen we bestatigen dat 't vlaamsch ideaal van dag tot dag niet alleenlijk meer veld wint, maar stormenderhand welhaast heel het le ven van ons volk, zoowel uitwendig als inwendig, zal veroveren en bezielen. Dat is een feit dat niet te loochenen valt, en dat ons wel moet stemmen, omdat we daarin de bekroning zien van onverpoosd werken. Het zaad is niet op keiachtigen grond gevallen, maar in de veie aarde is 't opgeschoten weelde rig bloeiend tot eene sierlijke plante van edel streven, van schoonheid en pracht, van macht en roem, verzinne- beeldigend zóó, het Vlaanderen van over, eeuwen groot in zijne heerlijkste dagen. Op die keering van ons volk mogen we voldaan neerzien, omdat we zoo hebben helpen bewerkstelligen het her boren worden van alles wat ons dier baar is, omdat we zoo kunnen wijzen op de waargeblevene zelfstandigheid van een ras, omdat we zoo mogen ge tuigen voor heel de wereld dat een volk insluimeren kan, een tiidje, maar vergaan nooit Nu zullen we de zegedagen zonder vaar of vreeze zien komen, omdat we weten dat ze zullen gevierd worden lijk of 't behoort en lijk of ’t moet zijn ook Daarom is verleden Vrijdag ons de schitterendste bekrachtiging gegeven geweest, die we tot nog toe hebben kunnen aanstippen. Verheugen we ons met reden, want een volk dat toont wie het is, wat het kan en durft, is een volk da t opgaat naar de glorie van zijne edelheid en naar de openplooiing van al zijne levenskrachtc/n.Dit hebben we nu reeds kunnen bestatigen. Immers, pas was er de zonne en met haar dees dag, of over de stede zijn de klokken aan 't beieren gegaan, en in den vroegen morgen weerklonken de liederen van op den toren, als de blij moedige uiting van een volk in feeste. Dit was het teeken Toen volgden de vlaggen die ontelbaar in de straten te wapperen hingen lustig en vrij, en aan de stad het uitzicht gaven van een hoog- sten hoogdag. Want zoo we andere ja ren schaars twintig vaandels telden, nu mochten wij ons roemen op een vijf tigtal. Ze bleven er klabetteren den heelen dag door, als het schoonste be wijs van de uitmuntende stemming die allen bezielde. Doch 't was bijzonderlijk ’s avonds dat de tastelijke en zienbare bevestiging a llinillllHu'.- J NIEUWSBLAD

HISTORISCHE KRANTEN

Nieuwsblad van Nieuwpoort & Kanton (1902-1914) | 1913 | | pagina 1