MENGELMAREiN
MLIJKHE1D
ZONDER GODSDIENST
Vierhonderdste Verjaardag
De Hommel
Prijsdeeling
Gij hebt maar onze ypersche liberale ga
zetten open te slaan, en gij zult er altijd het
een of het ander koepiet van dit liedje in
vinden.
Waarbij komt dat
Beziet de zake van nabij en gij zult onder
vinden dat die schrijvers twee groote redens
hebben.
Zij doen het vooreerst uit bate. In hun
gedacht immers is dat een middel om de
katholieken belachelijk en hatelijk te maken;
en die schrijvers weten dat er in 't getal van
hunne lezers dutsen genoeg zijn om dit
lokaas te bijten.
Zij doen het ook nog uit geest van hoog
moed.
Die kerels hebben zulk een groot gedacht
van hun eigen zeiven, dat zij meenen het
recht te hebben iedereen zijne lesse te spel
len.
Zij zullen schrijven en schreeuwen tegen
de onfaalbaarheid van den Paus, zonder te
weten waarin zij bestaat; maar zij en dulden
niet dat iemand hunne onfaalbaarheid in twij
fel trekke.
Hoogmoedig zijn zij en verwaand en stout
en onbeschaamd.
Zij durven alles schrijven, alles beweeren,
zonder overleg, bewijzen of' geene.
't Is daarom ook dat zij zoo dikwijls eeneri
fermen uil vangen.
Doch dit zal hen niet beteren. En gij zult
zien dat zij altijd voort hunne kolonnen met
de koepietjes zullen opvullen van het oudver
sleten liedje
De liberalen kennen alles de katholie
ken en kennen niets.
De verledene weke vierden de wee
zemeisjes hier te Yper den vierhon
derdshtn verjaardag der inrichting van
Ste rnisabethsgesticht, door zaliger
Mevrouw van de Woesfijne-van der
Moere.
Eene plechtige misse van dankzeg
ging werd gezoDgen in de Knpelle.
Al de priesters van stad, benevens d<
weezen, oude- en tegenwoordige kost
gangers van 't gesticht waren aanwe
zig,alsook al de burgerlijke overheden
van stad en 't omliggende.
's Noens werd een feestmaal opge
diend waaraan meer dan honden
vijftig personen deelnamen.
Daar was ook eene tentoonstelling
der handwerken van de wcezenmeis-
loiis!... Oprechte kunststukken zijn
daar te zien, die getuigen dat de brave
zusiers hunne weezekens niet alleen
eene christelijke opvoeding bezorgen,
maar hen tevens de middels ter bant
stellen om later in de wereld eerlijl
aan hun brood te geraken.
Eere aan de Zusters der H. Familie
die met zorge en wijsheid dit gesticht
bestierenEere aan Mijnheer Biebuyck
voorzitter der rechtbank, die, als lid
van t beslier der Godshuizen, onver
poosd werkt om den toestand der
arme weezen te verbeteren, en de ge
stichten te doen groeien en bloeien!
Eerw. Heer Pastor Tahon, zaliger
gedachtenisse, miek i 1 den tijde een
schoon gedichtje over den hommel
kweek en pluk dat ons door
eenen vriend werd bezorgd. Pastoor
Tahon was van Watou afkomstig en
dus in de hommelstreke gewonnen en
eboren. Hij, een dichterlijke geesten
fijne opmerker, heeft op meesterlijke
wijze, geheel de doeninge afgeschetst.
Maar wat willen we daar lang over
schrijven, het stuk zelf zal laten oor-
deeten.
De dagen
en vlagen
des winters vergaan,
De kimmen
onlgimmen
de lente breekt aan.
De boerkes
als broerkes
zijn buiten gesneld,
zij zwoegen
beploegen
het vruchtbare veld.
De peerden
verveerden
verlaten hun stand,
de zolen
al dolen
doorklieven het land.
Zij slaven
ontgraven
den hommeien blok,
zij stekken
onttrekken
zijn winterschen rok.
T'is hakken
en snakken
in dat lachende oord,
steeds bokken
en schokken
t'is al wat men hoort.
T'is 't scherpen
en 't werpen
der persen ter voor,
men breidt ze
men spreidt ze
het hommelhof door.
Dan grieven
doorklieven
zij 't mollige land,
in wijlen
al ijlen
de pers is geplant.
De rankjes
als brankjes
bekruipen hun zoom.
onthechten
en vlechten
zich rondom den boom
De lieden Reeds krinklend
zij vlieden en winklend
naar 't hommelhof dra,zij stijgen omhoog,
z'ontrukken 'tisheelend
en plukken en streelend
Dit lenteverhoog.
Zij groenen
en zoenen
de persen ten top,
zij telen
en spelen
tot boven hun kop.
T'zijn wouden
die zouden
d'Arüennen verslaan,
hun lommer
doet kommer
en weedom vergaan.
T'zijn landen
waranden
van wellust en vreugd,
zij boeien
ontgloeien
den boezem der jeugd.
Daar tuiten
en fluiten
de voglen hun lied,
daar bouwen
ontvouwen
zij nestjes met niet.
Zij paren
al varen
in d' hemelen boog,
zij dwalen
en dalen
in d'hommelen vloog.
zij telen
al kwelen
in 't hairen gebouw,
schoon eikes
met reikes
Zephierljes
met zwiertjes
vol lietlijk geloei,
bedwingen
en wringen
den riekenden bloei.
De guren
die buren
in golvende vlucht
doorpreien
en vleien
de voedende lucht.
Reeds knopjes
als dropjes
van vloeiende goud,
in kransjes
en transjes
omhullen het hout.
De krachten
versmachten
in d'hommelenpijn,
de ranken
verkranken
de vruchjes zijn rijp.
Gerommel
gedrommel
Nu wolken
van volken
naar Poperingh' gesneld,
betreden
tevreden
het vruchtvrijke veld.
'T zijn inenschen
die wenschen
voor eenigen loon,
te rukken
te plukken
de hom melen kroon.
Zij nijpen
en knijpen
met vinger en metduim
de lokjes
en klokjes
gewassen in 't ruim.
De boeren
zij voeren
met vreugdegekreet,
de pakken
en zakken
ter droogende kreet.
Na 't droogen
gewogen
de goede sal&a.
Als mieren
zij zwieren
van blokje tot blok,
zij sluipen
bekruipen
de melkwitte lok.
Tevreden
zij treden
het stedeken in,
zij loopen
verkoopen
met zuiver gewin.
De boeren
zij loeren
op 't nijdige volk,
dat dartelt
en spartelt
als 't hemelgewolk.
Na 't roeien
en snoeien
der kiemende spruit,
de maten
der laten
verdwijnen z'er uit.
Zij scheeren
en weeren
den ouden steel af,
zij vlokken
de blokken
met rottende kaf.
Dan tieren
en gieren
er botjes in d'aard,
die zwellen
en snellen
naar d'hemelen waart.gespikkeld in 'tgrouw
De rankjes Zij broeien
als Mankjes en gloeien
ontspruiten den grond,met hoop en met troost,
zij wringen zij hoeden
en dringen en voeden
op d'oevertjes rond. hun teedere kroost.
Wat lettert Het dalen
en klettert en pralen
truim, der zonne weerom,
't is dreunen doet groeien
en kleunen [kuim. en bloeien
men spreekt zich met deez hommelkolom.
zoo hevig in
weergalmtdoordelucht,wordt zij weggeleid,
't is zingen de loopers
en klingen en koopers
't is vrucht en genucht.ten prijze gezeid.
P. T.
Hel was Donderdag 17 en Vrijdag 18
Oogst de jaarlijksche prijsdeeling aan de
leerlingen van Sint Aloysius en Sinie Michiel
scholen te Yper, en ging het al op de ge
woone wijze, het ging er niettemin ouc al
zeer hertelij k.
Telkens wasd^zale van 't Volkshuis wel
voorzien van volk, trouwens de Ypeilingen
geven geerne een bewijs van genegenheid
aan de katholieke scholen hunner stad, waar
hunne kinders worden opgebracht in
wetendheid en in deugd. De overheden
brengen, op dien [(feestdag der leerende
jeugd, geerue hulde aan Bestierder en lee
raars der katholieke scholen. En de vrienden
die daar eertijds leerden eri nu in de maat
schappij zijn gezaaid, ze zijn er zoo geerne
op den dag der prijsdeelinge, als om gelui
genis af te leggen dat zij in die scholen ge
wonnen en geput,hebben, wat hun nu in de
wereld dient tot steun,tot geluk eri tot eere.
Beide prijsdeelingen in 't lange en
breede beschrijven,ware eene moeilijke, on
mogelijke zake, doch ik wil van ieder eene
korte schets geven om die er niet geweest
zijn te voldoen en ze ter jaren naar toe te
lokkeu.
Voor wat de prijsdeeling van Sint Aloy
sius'school aangaat, wij moeten hel zeggen,
alles wat op het looneel gekomen is, wierc
deftig en wet uitgevoerd: koor en zang
wierd afgegeven met zwier en ware kunde
Het blijspel bijzonderlijk heeft veel bijgeva
gevonden, het was iets ni uws ongeheel
hedendaags: eene nieuwe leeiinge. Ko Van
duivelbeke de voorstaander van die nieuwe
dwaalleer moest niet weinig s aan zien d
hij bet moest opgeven en plat geleid wierd
door eenige ongeletterde boeren, en Lucife
en Pieije Venijn met hern dat er zoo letter
viscbjes aan den haak bleven kleven.
Dan hebben wij den weg naar den Hemel
Sinte Pieter heeft waarlijk op eene meesiet
lijke wijze zijne lastige taak van ouderzoeks
rechter in den Hernel volbracht. Punt voor
purit wierd alles wel gewikt en gewogen
den boek des levens onderzocht. Eu welk
geluk voor ben wanneer zij onder het gezang
van Gloria iu excelcis Deo door d'enge
len ten hemelen wierden geleid.
De prijsdeeling zelve was deftig en
schoon, en 't deed waarlijk deugd te zien
dat die kinders die 't jaar detire zoo wel ge
wrocht hadden, in evenredigheid beloond
wierden
Den tweeden dag volgde de prijsdeeling
van Sinte Michielsschool Larige voor lijd
reeds was de zate met volk bezettrouwens
Ik verwachtte hem aan iets bijzonders van
dit jaar, en inderdaad niemand en heeft be
drogen geweest in zijne verwachlinge, t was
lijk de prijsdeelinge in een groot kollegie.
Alwie kenner was van muziek, moest het
eens zijn om te zeggen dat de verschilligo
angstukken onder alle opzichten wel uiige
voerd geweest hebben, en dat allen den
meesten lof verdienen. Prachtig ook wierd
het fransch stuk Ie Mulatre de Murillo
uitgevoerd, 't Is geheel ernstig en treffend,
maar wel gemaakt en wonderwel gespeeld.
Menigeen voelde eonen traan in zijn oog op
wellen bij het zien van de tegerikomsten vai
den armen slaaf Sebasliaan, die in dan dui
ker de teekenlessen van zijnen meester Mu
rillo gevolgd had. De zake was in 'l licln
gekomen er had iemand aan de leekenin
gen der leerlingen gewrocht, en welke stra
voor Sebasliaan, moet het uitkomen dat hi
de dader is. Maar na regen komt er zonne
schijn, de onweerswolk die zoo dreigend
boven Sebastiaan's hoofd hangt, verdwijnt
en wat zijn ongeluk moest worden, strek
hem lot geluk en eere. Murillo verlost heni
en zijnen vader van de slavenbanden i n
neemt Sebasliaan aan als zijnen zoon.
Dan volgden de prijsdeelingen van d
verschillige klassen.Het zien van die scboone
en talrijke prijzen zegt ons genoeg dat er van
dit jaar wel gewrocht geweest beeft in
Sinte Michielscbool.
Z E H. Deken Debrouwere voegde tot
slot nog een woord van dan'; en gelukwen
sching bij deze zoo schoone prijsdeeling
Een woord van dank voor de kinders, die
zoowel gewrocht hadden, voor de meesters
die in weerwil van zoovele aioeielijkheden
de kinders zoowel onderwezen en gelei»
hadden. Een woord van gelukwenscaing
voor de Ouders, wier kinderen beloond ge
weest hadden. En wij ook wij voegen
eeneri gelukwenscb bij voor Bestierder en
Meesters van beide scholen, die hun geene
moeite ontzien hebben om de kinders in eer
en drugd op te brengen, die dag en nacht ge
wrocht hebben, om van hunne kindeis ver
standige en deugdzame leerlingen te maken.
Santiago
YPER. Wielrijdersongevallen. Zondag
achternoene, rond ten vieren, kwam Pol Soe-
nen, gazetteverkooper, opzijn gemak met zijne
handen op den rugge, door de Bolerstrate ge
wandeld. Al met eens waren er twee wielrijders
bachten hem aan 't schreeuwen... De eene reed
tegen 't voorland, opdat hij op Soenen niet en
hadde moeten rijden en vloog met geheel zijn
getuig tegen den muur. Gelukkigen was noch
man noch rijwiel geblutst. Ze speelden op tegen
Soenen dat 't eene schande was, en nogthans
de man en was in 't geheele in 't ongelijk niet,
want geen een der wielrijders en had eene belle
aanzijn getuig. En er is nogthans een regie
ment, dat nog maar nieuw en is, waarbij de
wielrijders in stad altijd moeten bellen
Maar heja, de reglementen zijn gemaakt om
overtreden te worden, anders waartoe dienden
de rechtbanken Is één.
Rond ten vijven reden twee wielrijders op
malkaar aan den hoek der tempelstrate. Geen
van beiden hadde eene belle aan zijn getuig,
s twi e.
Ten zeven en half wierd ook op den hoek
der Tempelstrate een zestigjarig man omverre
gereden door eenen wielrijder van den buiten.
De man lag erg gekwetst tegen het voorland en
intusschen was de wielrijder, die ook geen
belleen had, in volle vlucht er van doorgetrok
ken, zonder bekend te zijn. De gekwetste had
eene groote wonde hoven zijne linkerooge en
werd verzorgd door vrouw Leclcrerj-Berten.
Is drie. En't reglement
- Er wordt ons verzekerd dat er rond elf en
half ure voormiddag eene jufvrouw van rondde
winlig jaar bijna werd omverre gereden door
eenen wielrijder, die ook geen belle en had, en
dat gebeurde te midden de groolc markt
Rond ten achten viel er een peerd hij de
neêrmarkt. De twee mannen, die in 't karretje
zaten, vlogen al over het peerd op de kalsijde.
Hier was de policieer seffens bij endank de
veerdigheid van agent Bouchard was t peeid
algauw uitgespannen en weder op voet noch
mannen noch peerd en hadden eenig letsel be
komen. Alleen een eindeke der tra me van de
karre was afgebroken.
DE KIESWET. De middenafdeeling der
Kamer gelast niet het onderzoek der nieuwe
kieswet, heeft in hare vergadering van dinsdag
het ontwerp der regeering aangenomen niet
6 stemmen tegen t (M. Fléchet). In antwoord op
de gestelde vragen heeft de regeering verklaard
dat de Kamers in mei of in juni zouden ontbon
den worden.
De regeering heeft verder verklaard dat er
geen spraak kon zijn de E. V. toe te passen op
de kiezing der provinciale senateurs, zoo lang
de provinciale raadsleden zelve niet volgens
dat stelsel gekozen worden. Zij acht het niet
noodig voor het oogenhlik het getal volksver
tegenwoordigers en senateurs te vermeerderen,
of het stelsel der wetgevende kiezingen toe te
passen op de provinciale en gemeentekiezingen.
Is de meerderheid der Kamer van gedacht dat
de kiezingen der provincie moeten geschieden,
de regeering zal die wijziging aanveerden.
IN HET KAMP. Dinsdag mot'gend is prins
Albert, vergezeld van kolonel Jungbluth, met
een bijzonderen trein naar hel kamp van Bever-
loo vertrokkenhij zal er eenige dagen ver
blijven om de oefeningen der ruiterij bij te
wonen.
BR \Nl) TE LOCRE. Vrijdag 18 oogst om
6 ure 's morgens werd geheel het dorp in rep
en ro-r gebracht door het schellen der brands-
klok. Alle boenen wierden dorpwaarts gericht.
Een schrikkelijke brand was ontstaan bij
Ch. Gelsen, werkman, weduwnaar sedert 2 de
cember laatst met 7 minderjarige kinderen.
Dank aan de wijze hevelen van den Heer Burg
meester en aller moedige medehulp kon het
vuur wellicht beperkt worden, dat dreigde
geheel hel dorp in asch te leggen. Wat bed
dingen, alaam en twee geiten met eenige
konijnen zijn kunnen gered worden. Verders
is alles de prooi der vlammen geworden. De
schade is zeer groot en door verzekering ge
dekt. Men schrijft den brand aan onvoorzich
tigheid toe.
WOELING IN DE KAMER. - Men schrijft
uit Brussel a ,n een liberaal blad
Hel zou, ondanks de vooruitzichten, wel kun
nen gebeuren dat binnen eenige dagen, in de
Kamer, de zittingen mei getrommel en muziek,
welke eene maand leden plaats hadden, her
beginnen. Eenige onhandelbare socialisten zijn
inderdaad besloten om het hardst te schreeuwen.
Gezel Smeets laat aankondigen dat hij eene
redevoering zal uitspreken welke drie weken
zal duren, anderen dreigen naar de Kamer te
gaan niet mirlitons en jachthorens.
Indien dat alles gemeend is zou de Kamer
wel doen haar reglement te herzien vooraleer de
bespreking der kieswet te beginnen.
MENGELWERK 18
door HONORÉ STAES
Welke middelen hij in het werk zou stellen om door
de wereld te geraken, had hij nog niet aangeduid maar
zijne echtgenoote twijfelde er niet aan of hij zou als
een moedig man in liet zweet zijns aanschijns het brood
voor vrouw en kinderen verdienen. Zij kende immers
zijn eerlijk hart en zijne liefde tot zijn huisgezin. En dit
blijde vooruitzicht juichte zij innerlijk in het midden
harer ellende.
Lena heeft eindelijk haar hutje bereikt. Zij draagt den
bussel rijshout in een klein stalleken en opent daarna
haar deurtje.
Hare twee zoontjes, die eene tamelijke goede gezond
heid genieten, doch zeer armoedig gekleed zijn, zitten
op den leemen vloer der schamele woning met de
knikkers te spelen en haar dochtertje vermaakt zich met
een stuk van eene oude pop.
Van binnen in het huizeken ziet het er even armoedig
uit als in de zolderkamer welke vrouw Van Hoeck
vroeger bewoonde, doch hier ook, evenals ginder,
treffen wij tusschen al die geringe meubeltjes nog het
prachtige kiuisbeeld aan waaraan de moedige vrouw
gedurende hare gelukkige en hare smartvolle dagen
haar harte van het overvloeiende heil of wee ging ont
lasten.
Zij heeft nog geenen honger geleden die nijpend ge
noeg was om haar dien Christus te doen verkoopen,
en het beeld prijkt nog altijd op de ecreplaats in hare
woning.
Moeder, eenen boterham galmen de slem-
men der knaapjes, die opspringen en zich aan Lena
vastklemmen.
Moeder, eenen boterham herbaalt het meisje,
dat te vergeefs hare broertjes wil verdringen om hel
dichtst bij de vrouw te kunnen zijn.
De echtgenoote Van Hoeck drukt hare lievelingen
eenen vurigen zoen op de wangjes en gaat dan haar
kasken openen om hare kleinen het gevraagde te kun
nen geven.
Zij glimlacht zoet, terwijl zij in de schaprade kijkt.
Zij is immers rijk op dit oogenblik, want, déér op
de plank ligt een nog onbegonnen roggebrood, en ne
vens dit voedsel staat een vol kommeken smout, 't Zijn
giften van eericn liefdadigen boer uit den omtrek die
gisteren namiddag zijn pijpje in Lena's huizeken kwam
aansteken en den nood bemerkte die de arme vrouwe
prangde.
Wij hebben daarenboven nog wat aardappelen
en hout om vuur te maken, murmelt ze. Wij kun
nen dus weer voort voor verscheidene dagen. Midde
lerwijl zal de goddelijke Voorzienigheid ons weer an
dere hulpe gezonden hebben. En welgemoed begint
ze aan het brood te snijden.
Moeder, wanneer krijgen wij weder wit brood?
vraagt een der jongentjes, zijne tanden in het nederige
voedsel drukkende. Dat i3 veel beter.
Zoudet gij niet geerne een groote sterke man
worden, vriendje vraagt de vrouw.
o! Ja, moeder! roept de kleine met vuur.
En dan zal ik op den akker werken gelijk de andere
menschen en veel geld winnen. En dan zult gij niets
meer moeten doen.
Welnu, vriendje, van zwart brood wordt men
grooter en sterker dan van wit. Daarbij de menscben
die hier wonen, eten geen wit brood zooals de men
schen uit de stad.
Eu met eenen weemoedigen zucht voegt zij er bij
Maar wanneer vader te huis zal zijn, zult gij toch
alle dagen wit brood hebben.
Wanneer komt vader, moeder
Schielijk wordt Lena doodsbleek. Brood en mes ont
glippen hare handen en vallen op den leemen vloer, en
met starende blikken en wijd uitgestrekte armen, als
ware zij plotselings zinneloos geworden, kijkt zij naar
de deur.
Het is een gerucht van siemmen daarbuiten, dat haar
zoozeer getroffen heeft.
Daar wordt de deur geopend en twee mannen treden
in het huije.
Een jubelende kreet borst uit de keel der echtgenoote
Van Hoeck en zij zakt half bezwijmend tegen het
broodkasken.
Lena roept een der binnentiedenden, en de
man springt vooruit en sluit de vrouw tusschen zijne
armen.
Marcel! Marcel! snikt Lena, schier bezwij
kende van geluk.
Vervolgens zeggen de twee echtgenooten niets
meer, maar zij houden niet op malkaar te zoenen en
bevochtigen elkanders wangen met hunne vreugde
tranen.
Middelerwijl staan de drie kinderen die bij de ver
schijning der twee mannen en hij het aanschouwen der
ontroering hunner moeder, bang in eenen hoek van het
hutteken gevlucht zijn, het tooncel van zaligheid dat
usschen hunne ouders plaats grijpt, met bange ver
baasdheid te bekijken.Niet lang echter duurt hurt schrik.
Weldra zegt een der zoontjes aarzelend
Is dat vader niet
Vader galmen zijn broertje en zustertje, en
het drietal vliegt naar Marcel en omklemt juichend de
beenen van den duurbaren wedergekeerde.
Ondertusschen heeft de andere man zich op eenen
stoel gezet. Het is een lange kerel met donkere vlam
mende oogen, pikzwarte haren en snorren. Zijne ge
laatsuitdrukking boezemt niet veel vertrouwen in, maar
spit-ekt van een losbandig verleden en van sluwheid, en
le halve spotlach die zijne lippen krult, wanneer hij het
hartroerende tooneel bescuouwt welk zich vóór zijne
blikken opdoet, laat vermoeden dat zijn binnenste voor
geene teedere gevoelens vatbaar is.
Eindlijk duwt Van Hoeck zijne echtgenoote en de
kleinen zachtjes achteruit en beschouwt hen gedurende
eenige pozen met blikken waarin zich heuiteliogs eene
groote blijdschap en eene matelooze droefheid afschetst.
Dan ontsnapt een heesch geluid zijne keel, hij slaat
wanhopig zijne band vóór zijn oog, laat zijn hoofd op
het kasken zakken, en roept middelerwijl mei wanho
pige stem
Is dat mijne vrouw Zijn dat mijne kinderen
Lena, die ondertusschen tet het bewustzijn gekomen
is, begrijpt dat het haar armoedig en uitgemergeld uit
zicht, en de vermagerde aaogezichrjes der kinderen
zijn, die haren man tot wanhoop hebben gebracht. Zij
grijpt zijne handen vast, drukt ze vurig en juicht
Lieve, duurbare Marcel, zijn wij arm, wij zijn
toch gelukkig En nu gij terug bij ons zijt, zullen wij
weidt a snuisch worden zooals wij het voorheen waren.
Gij zijt toch vrij, nietwaar?
Van Hoeck beurt langzaam het hoofd op beziet
Lena en zijn kroost met smartelijke blikken en zeel dan
langzaam
Vrij Lja, ik ben vrijMen heeft mij
terug in de wijde wereld gezondenmet een ge
brandmerkt voorhoofd,Maar, wat "eelt dit
Er loopen immers gebrandmerkten genoeg ui "de
wereldNeen, daarom treur ik niet.. Doch,
moest ik mijne echtgenoote en kinderon iri zulkcn toe
stand wedervinden
Daarna laat hij zich op oerisn stoel vallen, trekt zijne
zoontjes en zijn dochtertje tot zich en klemt ze koorts
achtig tegen zijn lichaam, terwijl hij op somberen stik
kende toon zegt
Onschuldige slachtoffers der booze wereld
uw vader zal u wreken
Lena neemt andermaal zijne handen, die hij losge
trokken had, vast, voegt haar hoofd tot dicht bij het
zijne en spreekt dan met zoete stem
Marcel, Marcel, ik had mij het oogenblik uwer
bevrijding heel at dors voorgesteld, ik had gehoopt dat
het ons zou hebben doen weeiien van blijdschap, en hel
doet u tranen storten van verdriet. Hoe kunt gij droevig
zijn Lacht de toekomst ons niet heerlijk toe Wij
wonen hier in een onbekend hoekje der wereld waar
niemand weet welke ramp ons getroffen heeft. De
menschen die hier in den omtrek leven, zijn eenvoudig
en braaf en zullen ons achten en lief hebben.