MENGELMAREiN MLIJKHE1D ZONDER GODSDIENST Vierhonderdste Verjaardag De Hommel Prijsdeeling Gij hebt maar onze ypersche liberale ga zetten open te slaan, en gij zult er altijd het een of het ander koepiet van dit liedje in vinden. Waarbij komt dat Beziet de zake van nabij en gij zult onder vinden dat die schrijvers twee groote redens hebben. Zij doen het vooreerst uit bate. In hun gedacht immers is dat een middel om de katholieken belachelijk en hatelijk te maken; en die schrijvers weten dat er in 't getal van hunne lezers dutsen genoeg zijn om dit lokaas te bijten. Zij doen het ook nog uit geest van hoog moed. Die kerels hebben zulk een groot gedacht van hun eigen zeiven, dat zij meenen het recht te hebben iedereen zijne lesse te spel len. Zij zullen schrijven en schreeuwen tegen de onfaalbaarheid van den Paus, zonder te weten waarin zij bestaat; maar zij en dulden niet dat iemand hunne onfaalbaarheid in twij fel trekke. Hoogmoedig zijn zij en verwaand en stout en onbeschaamd. Zij durven alles schrijven, alles beweeren, zonder overleg, bewijzen of' geene. 't Is daarom ook dat zij zoo dikwijls eeneri fermen uil vangen. Doch dit zal hen niet beteren. En gij zult zien dat zij altijd voort hunne kolonnen met de koepietjes zullen opvullen van het oudver sleten liedje De liberalen kennen alles de katholie ken en kennen niets. De verledene weke vierden de wee zemeisjes hier te Yper den vierhon derdshtn verjaardag der inrichting van Ste rnisabethsgesticht, door zaliger Mevrouw van de Woesfijne-van der Moere. Eene plechtige misse van dankzeg ging werd gezoDgen in de Knpelle. Al de priesters van stad, benevens d< weezen, oude- en tegenwoordige kost gangers van 't gesticht waren aanwe zig,alsook al de burgerlijke overheden van stad en 't omliggende. 's Noens werd een feestmaal opge diend waaraan meer dan honden vijftig personen deelnamen. Daar was ook eene tentoonstelling der handwerken van de wcezenmeis- loiis!... Oprechte kunststukken zijn daar te zien, die getuigen dat de brave zusiers hunne weezekens niet alleen eene christelijke opvoeding bezorgen, maar hen tevens de middels ter bant stellen om later in de wereld eerlijl aan hun brood te geraken. Eere aan de Zusters der H. Familie die met zorge en wijsheid dit gesticht bestierenEere aan Mijnheer Biebuyck voorzitter der rechtbank, die, als lid van t beslier der Godshuizen, onver poosd werkt om den toestand der arme weezen te verbeteren, en de ge stichten te doen groeien en bloeien! Eerw. Heer Pastor Tahon, zaliger gedachtenisse, miek i 1 den tijde een schoon gedichtje over den hommel kweek en pluk dat ons door eenen vriend werd bezorgd. Pastoor Tahon was van Watou afkomstig en dus in de hommelstreke gewonnen en eboren. Hij, een dichterlijke geesten fijne opmerker, heeft op meesterlijke wijze, geheel de doeninge afgeschetst. Maar wat willen we daar lang over schrijven, het stuk zelf zal laten oor- deeten. De dagen en vlagen des winters vergaan, De kimmen onlgimmen de lente breekt aan. De boerkes als broerkes zijn buiten gesneld, zij zwoegen beploegen het vruchtbare veld. De peerden verveerden verlaten hun stand, de zolen al dolen doorklieven het land. Zij slaven ontgraven den hommeien blok, zij stekken onttrekken zijn winterschen rok. T'is hakken en snakken in dat lachende oord, steeds bokken en schokken t'is al wat men hoort. T'is 't scherpen en 't werpen der persen ter voor, men breidt ze men spreidt ze het hommelhof door. Dan grieven doorklieven zij 't mollige land, in wijlen al ijlen de pers is geplant. De rankjes als brankjes bekruipen hun zoom. onthechten en vlechten zich rondom den boom De lieden Reeds krinklend zij vlieden en winklend naar 't hommelhof dra,zij stijgen omhoog, z'ontrukken 'tisheelend en plukken en streelend Dit lenteverhoog. Zij groenen en zoenen de persen ten top, zij telen en spelen tot boven hun kop. T'zijn wouden die zouden d'Arüennen verslaan, hun lommer doet kommer en weedom vergaan. T'zijn landen waranden van wellust en vreugd, zij boeien ontgloeien den boezem der jeugd. Daar tuiten en fluiten de voglen hun lied, daar bouwen ontvouwen zij nestjes met niet. Zij paren al varen in d' hemelen boog, zij dwalen en dalen in d'hommelen vloog. zij telen al kwelen in 't hairen gebouw, schoon eikes met reikes Zephierljes met zwiertjes vol lietlijk geloei, bedwingen en wringen den riekenden bloei. De guren die buren in golvende vlucht doorpreien en vleien de voedende lucht. Reeds knopjes als dropjes van vloeiende goud, in kransjes en transjes omhullen het hout. De krachten versmachten in d'hommelenpijn, de ranken verkranken de vruchjes zijn rijp. Gerommel gedrommel Nu wolken van volken naar Poperingh' gesneld, betreden tevreden het vruchtvrijke veld. 'T zijn inenschen die wenschen voor eenigen loon, te rukken te plukken de hom melen kroon. Zij nijpen en knijpen met vinger en metduim de lokjes en klokjes gewassen in 't ruim. De boeren zij voeren met vreugdegekreet, de pakken en zakken ter droogende kreet. Na 't droogen gewogen de goede sal&a. Als mieren zij zwieren van blokje tot blok, zij sluipen bekruipen de melkwitte lok. Tevreden zij treden het stedeken in, zij loopen verkoopen met zuiver gewin. De boeren zij loeren op 't nijdige volk, dat dartelt en spartelt als 't hemelgewolk. Na 't roeien en snoeien der kiemende spruit, de maten der laten verdwijnen z'er uit. Zij scheeren en weeren den ouden steel af, zij vlokken de blokken met rottende kaf. Dan tieren en gieren er botjes in d'aard, die zwellen en snellen naar d'hemelen waart.gespikkeld in 'tgrouw De rankjes Zij broeien als Mankjes en gloeien ontspruiten den grond,met hoop en met troost, zij wringen zij hoeden en dringen en voeden op d'oevertjes rond. hun teedere kroost. Wat lettert Het dalen en klettert en pralen truim, der zonne weerom, 't is dreunen doet groeien en kleunen [kuim. en bloeien men spreekt zich met deez hommelkolom. zoo hevig in weergalmtdoordelucht,wordt zij weggeleid, 't is zingen de loopers en klingen en koopers 't is vrucht en genucht.ten prijze gezeid. P. T. Hel was Donderdag 17 en Vrijdag 18 Oogst de jaarlijksche prijsdeeling aan de leerlingen van Sint Aloysius en Sinie Michiel scholen te Yper, en ging het al op de ge woone wijze, het ging er niettemin ouc al zeer hertelij k. Telkens wasd^zale van 't Volkshuis wel voorzien van volk, trouwens de Ypeilingen geven geerne een bewijs van genegenheid aan de katholieke scholen hunner stad, waar hunne kinders worden opgebracht in wetendheid en in deugd. De overheden brengen, op dien [(feestdag der leerende jeugd, geerue hulde aan Bestierder en lee raars der katholieke scholen. En de vrienden die daar eertijds leerden eri nu in de maat schappij zijn gezaaid, ze zijn er zoo geerne op den dag der prijsdeelinge, als om gelui genis af te leggen dat zij in die scholen ge wonnen en geput,hebben, wat hun nu in de wereld dient tot steun,tot geluk eri tot eere. Beide prijsdeelingen in 't lange en breede beschrijven,ware eene moeilijke, on mogelijke zake, doch ik wil van ieder eene korte schets geven om die er niet geweest zijn te voldoen en ze ter jaren naar toe te lokkeu. Voor wat de prijsdeeling van Sint Aloy sius'school aangaat, wij moeten hel zeggen, alles wat op het looneel gekomen is, wierc deftig en wet uitgevoerd: koor en zang wierd afgegeven met zwier en ware kunde Het blijspel bijzonderlijk heeft veel bijgeva gevonden, het was iets ni uws ongeheel hedendaags: eene nieuwe leeiinge. Ko Van duivelbeke de voorstaander van die nieuwe dwaalleer moest niet weinig s aan zien d hij bet moest opgeven en plat geleid wierd door eenige ongeletterde boeren, en Lucife en Pieije Venijn met hern dat er zoo letter viscbjes aan den haak bleven kleven. Dan hebben wij den weg naar den Hemel Sinte Pieter heeft waarlijk op eene meesiet lijke wijze zijne lastige taak van ouderzoeks rechter in den Hernel volbracht. Punt voor purit wierd alles wel gewikt en gewogen den boek des levens onderzocht. Eu welk geluk voor ben wanneer zij onder het gezang van Gloria iu excelcis Deo door d'enge len ten hemelen wierden geleid. De prijsdeeling zelve was deftig en schoon, en 't deed waarlijk deugd te zien dat die kinders die 't jaar detire zoo wel ge wrocht hadden, in evenredigheid beloond wierden Den tweeden dag volgde de prijsdeeling van Sinte Michielsschool Larige voor lijd reeds was de zate met volk bezettrouwens Ik verwachtte hem aan iets bijzonders van dit jaar, en inderdaad niemand en heeft be drogen geweest in zijne verwachlinge, t was lijk de prijsdeelinge in een groot kollegie. Alwie kenner was van muziek, moest het eens zijn om te zeggen dat de verschilligo angstukken onder alle opzichten wel uiige voerd geweest hebben, en dat allen den meesten lof verdienen. Prachtig ook wierd het fransch stuk Ie Mulatre de Murillo uitgevoerd, 't Is geheel ernstig en treffend, maar wel gemaakt en wonderwel gespeeld. Menigeen voelde eonen traan in zijn oog op wellen bij het zien van de tegerikomsten vai den armen slaaf Sebasliaan, die in dan dui ker de teekenlessen van zijnen meester Mu rillo gevolgd had. De zake was in 'l licln gekomen er had iemand aan de leekenin gen der leerlingen gewrocht, en welke stra voor Sebasliaan, moet het uitkomen dat hi de dader is. Maar na regen komt er zonne schijn, de onweerswolk die zoo dreigend boven Sebastiaan's hoofd hangt, verdwijnt en wat zijn ongeluk moest worden, strek hem lot geluk en eere. Murillo verlost heni en zijnen vader van de slavenbanden i n neemt Sebasliaan aan als zijnen zoon. Dan volgden de prijsdeelingen van d verschillige klassen.Het zien van die scboone en talrijke prijzen zegt ons genoeg dat er van dit jaar wel gewrocht geweest beeft in Sinte Michielscbool. Z E H. Deken Debrouwere voegde tot slot nog een woord van dan'; en gelukwen sching bij deze zoo schoone prijsdeeling Een woord van dank voor de kinders, die zoowel gewrocht hadden, voor de meesters die in weerwil van zoovele aioeielijkheden de kinders zoowel onderwezen en gelei» hadden. Een woord van gelukwenscaing voor de Ouders, wier kinderen beloond ge weest hadden. En wij ook wij voegen eeneri gelukwenscb bij voor Bestierder en Meesters van beide scholen, die hun geene moeite ontzien hebben om de kinders in eer en drugd op te brengen, die dag en nacht ge wrocht hebben, om van hunne kindeis ver standige en deugdzame leerlingen te maken. Santiago YPER. Wielrijdersongevallen. Zondag achternoene, rond ten vieren, kwam Pol Soe- nen, gazetteverkooper, opzijn gemak met zijne handen op den rugge, door de Bolerstrate ge wandeld. Al met eens waren er twee wielrijders bachten hem aan 't schreeuwen... De eene reed tegen 't voorland, opdat hij op Soenen niet en hadde moeten rijden en vloog met geheel zijn getuig tegen den muur. Gelukkigen was noch man noch rijwiel geblutst. Ze speelden op tegen Soenen dat 't eene schande was, en nogthans de man en was in 't geheele in 't ongelijk niet, want geen een der wielrijders en had eene belle aanzijn getuig. En er is nogthans een regie ment, dat nog maar nieuw en is, waarbij de wielrijders in stad altijd moeten bellen Maar heja, de reglementen zijn gemaakt om overtreden te worden, anders waartoe dienden de rechtbanken Is één. Rond ten vijven reden twee wielrijders op malkaar aan den hoek der tempelstrate. Geen van beiden hadde eene belle aan zijn getuig, s twi e. Ten zeven en half wierd ook op den hoek der Tempelstrate een zestigjarig man omverre gereden door eenen wielrijder van den buiten. De man lag erg gekwetst tegen het voorland en intusschen was de wielrijder, die ook geen belleen had, in volle vlucht er van doorgetrok ken, zonder bekend te zijn. De gekwetste had eene groote wonde hoven zijne linkerooge en werd verzorgd door vrouw Leclcrerj-Berten. Is drie. En't reglement - Er wordt ons verzekerd dat er rond elf en half ure voormiddag eene jufvrouw van rondde winlig jaar bijna werd omverre gereden door eenen wielrijder, die ook geen belle en had, en dat gebeurde te midden de groolc markt Rond ten achten viel er een peerd hij de neêrmarkt. De twee mannen, die in 't karretje zaten, vlogen al over het peerd op de kalsijde. Hier was de policieer seffens bij endank de veerdigheid van agent Bouchard was t peeid algauw uitgespannen en weder op voet noch mannen noch peerd en hadden eenig letsel be komen. Alleen een eindeke der tra me van de karre was afgebroken. DE KIESWET. De middenafdeeling der Kamer gelast niet het onderzoek der nieuwe kieswet, heeft in hare vergadering van dinsdag het ontwerp der regeering aangenomen niet 6 stemmen tegen t (M. Fléchet). In antwoord op de gestelde vragen heeft de regeering verklaard dat de Kamers in mei of in juni zouden ontbon den worden. De regeering heeft verder verklaard dat er geen spraak kon zijn de E. V. toe te passen op de kiezing der provinciale senateurs, zoo lang de provinciale raadsleden zelve niet volgens dat stelsel gekozen worden. Zij acht het niet noodig voor het oogenhlik het getal volksver tegenwoordigers en senateurs te vermeerderen, of het stelsel der wetgevende kiezingen toe te passen op de provinciale en gemeentekiezingen. Is de meerderheid der Kamer van gedacht dat de kiezingen der provincie moeten geschieden, de regeering zal die wijziging aanveerden. IN HET KAMP. Dinsdag mot'gend is prins Albert, vergezeld van kolonel Jungbluth, met een bijzonderen trein naar hel kamp van Bever- loo vertrokkenhij zal er eenige dagen ver blijven om de oefeningen der ruiterij bij te wonen. BR \Nl) TE LOCRE. Vrijdag 18 oogst om 6 ure 's morgens werd geheel het dorp in rep en ro-r gebracht door het schellen der brands- klok. Alle boenen wierden dorpwaarts gericht. Een schrikkelijke brand was ontstaan bij Ch. Gelsen, werkman, weduwnaar sedert 2 de cember laatst met 7 minderjarige kinderen. Dank aan de wijze hevelen van den Heer Burg meester en aller moedige medehulp kon het vuur wellicht beperkt worden, dat dreigde geheel hel dorp in asch te leggen. Wat bed dingen, alaam en twee geiten met eenige konijnen zijn kunnen gered worden. Verders is alles de prooi der vlammen geworden. De schade is zeer groot en door verzekering ge dekt. Men schrijft den brand aan onvoorzich tigheid toe. WOELING IN DE KAMER. - Men schrijft uit Brussel a ,n een liberaal blad Hel zou, ondanks de vooruitzichten, wel kun nen gebeuren dat binnen eenige dagen, in de Kamer, de zittingen mei getrommel en muziek, welke eene maand leden plaats hadden, her beginnen. Eenige onhandelbare socialisten zijn inderdaad besloten om het hardst te schreeuwen. Gezel Smeets laat aankondigen dat hij eene redevoering zal uitspreken welke drie weken zal duren, anderen dreigen naar de Kamer te gaan niet mirlitons en jachthorens. Indien dat alles gemeend is zou de Kamer wel doen haar reglement te herzien vooraleer de bespreking der kieswet te beginnen. MENGELWERK 18 door HONORÉ STAES Welke middelen hij in het werk zou stellen om door de wereld te geraken, had hij nog niet aangeduid maar zijne echtgenoote twijfelde er niet aan of hij zou als een moedig man in liet zweet zijns aanschijns het brood voor vrouw en kinderen verdienen. Zij kende immers zijn eerlijk hart en zijne liefde tot zijn huisgezin. En dit blijde vooruitzicht juichte zij innerlijk in het midden harer ellende. Lena heeft eindelijk haar hutje bereikt. Zij draagt den bussel rijshout in een klein stalleken en opent daarna haar deurtje. Hare twee zoontjes, die eene tamelijke goede gezond heid genieten, doch zeer armoedig gekleed zijn, zitten op den leemen vloer der schamele woning met de knikkers te spelen en haar dochtertje vermaakt zich met een stuk van eene oude pop. Van binnen in het huizeken ziet het er even armoedig uit als in de zolderkamer welke vrouw Van Hoeck vroeger bewoonde, doch hier ook, evenals ginder, treffen wij tusschen al die geringe meubeltjes nog het prachtige kiuisbeeld aan waaraan de moedige vrouw gedurende hare gelukkige en hare smartvolle dagen haar harte van het overvloeiende heil of wee ging ont lasten. Zij heeft nog geenen honger geleden die nijpend ge noeg was om haar dien Christus te doen verkoopen, en het beeld prijkt nog altijd op de ecreplaats in hare woning. Moeder, eenen boterham galmen de slem- men der knaapjes, die opspringen en zich aan Lena vastklemmen. Moeder, eenen boterham herbaalt het meisje, dat te vergeefs hare broertjes wil verdringen om hel dichtst bij de vrouw te kunnen zijn. De echtgenoote Van Hoeck drukt hare lievelingen eenen vurigen zoen op de wangjes en gaat dan haar kasken openen om hare kleinen het gevraagde te kun nen geven. Zij glimlacht zoet, terwijl zij in de schaprade kijkt. Zij is immers rijk op dit oogenblik, want, déér op de plank ligt een nog onbegonnen roggebrood, en ne vens dit voedsel staat een vol kommeken smout, 't Zijn giften van eericn liefdadigen boer uit den omtrek die gisteren namiddag zijn pijpje in Lena's huizeken kwam aansteken en den nood bemerkte die de arme vrouwe prangde. Wij hebben daarenboven nog wat aardappelen en hout om vuur te maken, murmelt ze. Wij kun nen dus weer voort voor verscheidene dagen. Midde lerwijl zal de goddelijke Voorzienigheid ons weer an dere hulpe gezonden hebben. En welgemoed begint ze aan het brood te snijden. Moeder, wanneer krijgen wij weder wit brood? vraagt een der jongentjes, zijne tanden in het nederige voedsel drukkende. Dat i3 veel beter. Zoudet gij niet geerne een groote sterke man worden, vriendje vraagt de vrouw. o! Ja, moeder! roept de kleine met vuur. En dan zal ik op den akker werken gelijk de andere menschen en veel geld winnen. En dan zult gij niets meer moeten doen. Welnu, vriendje, van zwart brood wordt men grooter en sterker dan van wit. Daarbij de menscben die hier wonen, eten geen wit brood zooals de men schen uit de stad. Eu met eenen weemoedigen zucht voegt zij er bij Maar wanneer vader te huis zal zijn, zult gij toch alle dagen wit brood hebben. Wanneer komt vader, moeder Schielijk wordt Lena doodsbleek. Brood en mes ont glippen hare handen en vallen op den leemen vloer, en met starende blikken en wijd uitgestrekte armen, als ware zij plotselings zinneloos geworden, kijkt zij naar de deur. Het is een gerucht van siemmen daarbuiten, dat haar zoozeer getroffen heeft. Daar wordt de deur geopend en twee mannen treden in het huije. Een jubelende kreet borst uit de keel der echtgenoote Van Hoeck en zij zakt half bezwijmend tegen het broodkasken. Lena roept een der binnentiedenden, en de man springt vooruit en sluit de vrouw tusschen zijne armen. Marcel! Marcel! snikt Lena, schier bezwij kende van geluk. Vervolgens zeggen de twee echtgenooten niets meer, maar zij houden niet op malkaar te zoenen en bevochtigen elkanders wangen met hunne vreugde tranen. Middelerwijl staan de drie kinderen die bij de ver schijning der twee mannen en hij het aanschouwen der ontroering hunner moeder, bang in eenen hoek van het hutteken gevlucht zijn, het tooncel van zaligheid dat usschen hunne ouders plaats grijpt, met bange ver baasdheid te bekijken.Niet lang echter duurt hurt schrik. Weldra zegt een der zoontjes aarzelend Is dat vader niet Vader galmen zijn broertje en zustertje, en het drietal vliegt naar Marcel en omklemt juichend de beenen van den duurbaren wedergekeerde. Ondertusschen heeft de andere man zich op eenen stoel gezet. Het is een lange kerel met donkere vlam mende oogen, pikzwarte haren en snorren. Zijne ge laatsuitdrukking boezemt niet veel vertrouwen in, maar spit-ekt van een losbandig verleden en van sluwheid, en le halve spotlach die zijne lippen krult, wanneer hij het hartroerende tooneel bescuouwt welk zich vóór zijne blikken opdoet, laat vermoeden dat zijn binnenste voor geene teedere gevoelens vatbaar is. Eindlijk duwt Van Hoeck zijne echtgenoote en de kleinen zachtjes achteruit en beschouwt hen gedurende eenige pozen met blikken waarin zich heuiteliogs eene groote blijdschap en eene matelooze droefheid afschetst. Dan ontsnapt een heesch geluid zijne keel, hij slaat wanhopig zijne band vóór zijn oog, laat zijn hoofd op het kasken zakken, en roept middelerwijl mei wanho pige stem Is dat mijne vrouw Zijn dat mijne kinderen Lena, die ondertusschen tet het bewustzijn gekomen is, begrijpt dat het haar armoedig en uitgemergeld uit zicht, en de vermagerde aaogezichrjes der kinderen zijn, die haren man tot wanhoop hebben gebracht. Zij grijpt zijne handen vast, drukt ze vurig en juicht Lieve, duurbare Marcel, zijn wij arm, wij zijn toch gelukkig En nu gij terug bij ons zijt, zullen wij weidt a snuisch worden zooals wij het voorheen waren. Gij zijt toch vrij, nietwaar? Van Hoeck beurt langzaam het hoofd op beziet Lena en zijn kroost met smartelijke blikken en zeel dan langzaam Vrij Lja, ik ben vrijMen heeft mij terug in de wijde wereld gezondenmet een ge brandmerkt voorhoofd,Maar, wat "eelt dit Er loopen immers gebrandmerkten genoeg ui "de wereldNeen, daarom treur ik niet.. Doch, moest ik mijne echtgenoote en kinderon iri zulkcn toe stand wedervinden Daarna laat hij zich op oerisn stoel vallen, trekt zijne zoontjes en zijn dochtertje tot zich en klemt ze koorts achtig tegen zijn lichaam, terwijl hij op somberen stik kende toon zegt Onschuldige slachtoffers der booze wereld uw vader zal u wreken Lena neemt andermaal zijne handen, die hij losge trokken had, vast, voegt haar hoofd tot dicht bij het zijne en spreekt dan met zoete stem Marcel, Marcel, ik had mij het oogenblik uwer bevrijding heel at dors voorgesteld, ik had gehoopt dat het ons zou hebben doen weeiien van blijdschap, en hel doet u tranen storten van verdriet. Hoe kunt gij droevig zijn Lacht de toekomst ons niet heerlijk toe Wij wonen hier in een onbekend hoekje der wereld waar niemand weet welke ramp ons getroffen heeft. De menschen die hier in den omtrek leven, zijn eenvoudig en braaf en zullen ons achten en lief hebben.

HISTORISCHE KRANTEN

Nieuwsblad van Yperen en van het Arrondissement (1872-1912) | 1899 | | pagina 2