Een minister-machinist Den 1 ln Juli te St Jan Watou 11 Juli Jonge rechters Er kwam niets van Brielen dooden en gekwetsten, waaronder 113 en- gelschen. De chineesehe troepen zijn ge vlucht,doch men weet niet in welke richting. Slachting te Kao-Soa De moorderijen door de Boksers te Kao- Soa gepleegd, zijn schrikkelijk geweest. Meer dan 80 christenen werden vermoord. De kleine kinderen werden aan stukken ge kapt, de vrouwen in de kerk verbrand, de nians met lansen doorstoken of neergescho ten. Men zegt dat er verscheidene gekruisigd werden. In een ander dorp werden twee christenen in stukken gesneden. Ten minste dertig dorpen zijn door hunne bewoners verlatenzes zijn afgebrand met hunne kerken. De Boksers hebben den spoorweg van Peking naar Hankow opeene uitgestrektheid van ongeveer 150 kilometers, tut Peking vernield de staties en de magazijnen liggen in puin. In Mandchoerië De tijdingen uit Mandchourië zijn slecht. Do grootste wanorde heerscht in hot meeren- deel der steden. Te Moukden zijn reeds tal rijke moorden en brandstichtingen door de opstandelingen gepleegd 30 000 Boksers vernielen den spoorweg naar New-Chouang, Al de vreemdelingen vluchtten naar Bitsov3. De bevolking is met schrik geslagen, vooral daar zij ziet dat de russen niet bij macht zijn om den spoorweg te beschermen en de chineesehe ambtenaars den opstand begun stigen. De onlusten te Moukden zijn begonnen met den aanval der fransche zending, die door de Boksers werd ingesloten. De bis schop, de missionnarissen en tneer dan 200 christene cliineezen werden er belegerd. Zij vluchtten naar de kerk et'werden er door het gepeupel vermoord. Hunne lijken werden verminkt, terwijl ondertusschen de kerk geplunderd werd. Daarna begon in de stad eene ware jacht op de christenen, en slechts weinigen konden ontsnappen. Zij zochten eeue schuilplaats bij de russische bedienden van den spoorweg, doch deze moesten wel dra ook de vlucht nemen. De opstandelingen hebben ook de katholieke kerk te New-Yan Tchjoon, nabij Moukden, in brand gesteken In Oost-Si berie Het zijn de regelmatige chineezen troepen die te Aïgoen de russische troepen hebben aangevallen. Tot nu toe hebben de russen de bovenhand zij hebben den aanval op Blagovitschenk afgeslagen en zelf het chi- neesch dorp Sakhalin in brand geschoten. De verliezen te Tien-Tsin ln de gevechten te Tien Tsin hadden de lussen 100 dooden, de japnners 57, de de engelsche.i 40 en de amerikamen 37. Er zijn 300 gekwetsten. De chineezen hebben verscheidene duizende manschappen ver loren. Men le^st in 't Nieuws van den Dag Za terdag morgen, ten 8 ure, isM. Liebaert minister van spoorwegen, in de statie van Brussel-Noord aangekomen,en na met eenige ambtenaars gesproken te hebben, is hij op de locomotief geklommen van den trein, die ten 8 ure 14 naar Kortrijk vertrekt.Hij beeft zelf den dienst van machinist gedaan en is ten 10 ure 34, up reglementair uur, te Kor trijk aangekomen. Dc machinist, wiens plaats hij had ingenomen, heeft een goed drinkgeld gekregen. Bravo! St Jannaars! Gij haalt er eere van. Gij hebt als naar gewoonte, luister- lijk den 11° Juli gevierd. Van's morgens vroeg wapperden in de dertig driekleurige vlaggen aan de'huizenschier geen oen huis of het had zijn vaandel't was waar lijk schoon om zien 's Achteruoens rond vijf uren vergaarden veertig vlaamschgezinde mannen op het wielken. Wat later trokken ze van daar stoetsgewijze, met trommel en vaandel aan het hoofd en onder het zingen van den Vlaamschen Leeuw en andere vaderlandsche gezangen, naar de plaa'.s. Na eene schelle smakelijke hespe genomen te hebben bij Emiel Decluyse, kwamen de feestvierders toe op de plaats, in de herberg de brouwerij bij Ch. Soenen. Meester Rogiers sprak daar eenige woorden ovet de feesto; hij bedankte de vlamingeri voor de eero die zij gaven aan de helden van 1302 en deed dan in eene vergelijking tusschen Transvaal en Vlaanderen van voordez n, uitkomen hoe rechtveerdig het is oude voor ouders te vereeren. Hier volgt eene schets dier voordracht. In Zuid Afrika zei hij, woedt er thans schrikkelijken oorlog. Twee kleine, maar moedige republieken zijn daar in strijde te gen het machtige Engeland. De rijkdom van den Transvaal-de goudmijnen- Ziedaar de oorzaak van dien langdurigen strijd. Het hebzuchtig Engeland wil kost wat kost, doch zonder recht ol reden, die schatten meester worden. De Boeren weten dat er van dien oorlog afhangt de rijkdom van hun land, hunne vrijheid en onafhankelijk heid, hun geloof, waaraan zij zoo gehecht zijn (alhoewel riog het ware geloof niet) ja zelfs hunne taal en daarom verdedigen zij zich heldhaftig. Veronderstellen wij nu en God gave dat die veronderstelling ver- wezentlijkt wierde, dat dat moedig volk zijne onafhankelijkheid behoude. Wat zoudt gij zeggen indiende kinders en kleinkinders en klein-kleinkinders der Boeren nooit meer aan hunne voorouders dachten, nooit meer dachten aan die heldendaden die gansch de wereld met verwondering slaan en die u oprechte genegendheid afpersen voor dat volk Ah! gij zoudt zeggen, dat het ondank bare afstammelingen zijn, dal het zonen zijn hunner vaderen niet weerdig. En gij zoudt waarheid spreken. Welnu, in de jaren 1302, Vlaanderen was ook rijk, het was eene der rijkste streken van de wereld. Frankrijk, het goddelooze Frankrijk was dan arm en het wilde Vlaanderen meester worden. Onze voorouders, die ook hielden aan hunne vrij heid, aan hunnen godsdienst (en bij hen het was de ware godsdienst) en aan hunne taal, wilden de Fransche dwingelandij niet verdragen. Zij stonden op, grepen met be trouwen op God de wapens in de hand en versloegen op 11° Juli 1302 de Franschen te KorttijVlaanderen was vrij, het behield zijn christen geloof, het behield zijne schoo- ne vlaamsche taal. Mogen wij nu onver schillig blijven aan de heldendaden onzer voorouders? Zekerlijk neen. Wij zullen rechtveerdig zijn en van jaar tot jaar zullen wij beier en beter den 11° Juli vieren. Wij zullen als trouwe zonen in eere houden hetgeen zij in eere hielden onze vrijheid, onzen godsdienst en onze taal. De laatste woorden van den spreker werden door al de feestvierders op '-en warm handgeklap onthaald. Twee echte kluchtenaars uit het gezelschap Richard Samyn en Bruno Pro voost, dopten dan nog eenige kluchten af eri de feest eindigde gelijk zij begonnen had in vrede en in vreugde-. 't Is een tiental jaren geleden dat die dag eerst gevierd werd, -til en voorzichtjes om te beginnen, niet wetende of het lukken zou 't Was ook een stout bestaan voor de vlaam sche jongens, alzoo te midden hun koud en onverschillig volk eenen vaderlandschen dag te willen stichten Wat wist ons volk te spreken van zijne vaderen, van den "roem zijner geschiedenis, van zijne helden en zijn groot verleden Hier en daar één misschien, die de Leeuw van Vlaanderen van Conscience gelezen had of die Breydel en de Coninck had zien hul digen, op de Groote Markt te Brugge. Ik zie nog van hier de verwonderde we zens van mijne dorpsgenooten, als wij mei eenigen, voor de eerste maal, de vlaggen lieten wapperen, 't Was eene nieuwigheid, onverstaanbaar voor de menigte, eene zottig heid, meenden sommigen. Een mijner ge- buurs vroeg mij waarom de vaderlaudsohe vlag wapperde op T Gemeentehuis eu d her berg De Vereeniging Ik antwoordde bem geheel koel dat het was omdat de mo luwe afgeslegen was. De gedaagde menschen en de ouderlingen van het volk slaken hunne schouders op, schudden hunne grijze koppen en zeiden onder malkander 't zijn jongenss Avondsin de herberg, wisselden onze mede- burgeis hunne gedachten over de gebeurte nis van den dag, en het vroom besluit bun ner overwegingen was 't is eene betooging tegen 't fransch en tegen Frankrijk Zoo werd onze eerste poging onder het volk onthaalden onze jonge geestdrift, zoo men hoopte, voor goed gekoeld. En toch, onze vlaggen hadden gewapperd onze liederen geklonken en, toen wij laat in den avond scheiden gingen, zeiden wij sti maar vastberaden tot malkander tot te naaste jare Wij hadden onzen eersten, kwaadsten dag beleefd. 't Jaar nadien reeds hing de feesi vlagge op den toren onzer kerk en op gemeente gebouwen het tweede jaar dezen aan wie ik sprak van de moluwe, stak ook zijn vaan del uit en vierde meê en van t derde jaar was 't een vlaggen en vaandelen straat uit straat in, de gemeente rond. Nu zijn alle lachers en spotters geweken, elk weet en verslaat de groote bediedenis van den dag en niemand vindt het aardig als de pastoor, 's Zondags in de mis, in den preêkstoel het volgende aankondigtWoens dag toekomende, ten 9 1/2 ure, solemneele mis ter gedachtenis der gesneuvelde helden van 1302, gevraagd door de gilde. Wat den feestdag aangaat, hij is van langs om schoonerde stoet is wel altijd even groot, maar 't zijn deftige lieden eene maatschappij moet niet te overtallig zijn. Des avonds was onze zaal proppensvol. Er is na de mis eene draadmare gezonden geweest naar Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Aalbrecht, om hem geluk te wenschen ter gelegenheid van zijn aanstaande huwelijk. De sekretaris der bevelen zijner K 11 heeft ons eene draadmare van dankzegging g< - stuurd. 's Namiddags, na een eerlijk verzet met de bol, is de schoenlappersmaatschappij (zoo noemde ons een landbouwer, thans overle den) met trom en vaandel aan t hoofd, naai haar lokaal getrokken, waar menigvuldige vaderlandsche liederen gezongen wierden. Bravo! medeleden; bravo! t naaste jaar een wetsvoorstel in de Kamer om van 11 Juli een vaderlandsche feestdag te maken, en bij 2 jaar allen naar Kortrijk Een transvaler. ln Sleeswijk vind men een riviertje de Renzau goheeten, naar het dorp Benz. In dit rivierijens, op eene plaats waar de oevers steil zijn, viel in het jaar 1631 een man. Hij zou zeker verdronken zijn, als een arbeider,die daar in de nabijheid aan 't werk was, zijn geschreeuw niet had gehóórd en toegesneld was ter zijner redding. De man stak den drenkeling eenen slok toe en trok hem alzoo uit het water. Bij ongeluk stiet hij hem echter daarmeê in d'ooge, met het gevolg dat de geredde zijn eene oog verloor. Eenige weken later kwam de geredde dren- keling voor de rechtbank, kloeg zijnen levensredder aan, en verlangde vergoeding voor de verloren ooge. De rechters wisten niet wat met de zake gedaan, en stelden ze daarom gedurig uit, om tijd te winnen. De voorzitter der rechtbank was toen Dieirich Larsen, een landelijke edelman, en hij dacht veel over deze zaak na, doch zag er niet klaar in. Hij vond het onredelijk dat de redder schaêvergoeding moest geven, en toch viel het niet te ontkennen, dat hij de oorzaak was dat de andere een ooge had verloren. Zoo brak weêr de dag aan voor eeue nieuwe rechtzitting,die in het stadje Toridern werd gehouden. Larsen zadelde zijn peerd en reed er heen, langzaam en nadenkend. Onder weg kwam hij voorbij eenige knapen, die ijverig met iets bezig schenen. Wat doet ge daar, kinders, vroeg de rechter. We spelen rechtbankje, was d'ant- woorde. En welke zaak behandelt gij, vroeg Larsen verder. 't Is zitting over den man die in de Ren zau viel. Toen luisterde de rechter met nog meer aandachthij sprong van zijn peerd en volg de de zitting van de rechtbank der jongens. De knaap die rechter speelde, gaf weldra als zijne uitspraak, dat de geredde man op de zelfde plek weêr in de rivier zou geworpen worden. Kon hij zich zeiven redden, dan zou hij vergoeding hebben voor de verloren ooge; ken hij niet, dan had de werkman die hem redde, het proces gewonnen. De rechter was zeer tevreden; hij gaf de knapen eerie goede fooi; daarna reed hij welgemoed riaar Tondern, en besliste in den zelfden zin als de knaap. De aanklager kon zijn zeiven niet redden, toen men hem weêr op dezelfde plek in 't water wierp, en alzoo won de brave arbeider zijn proces. Eene rijke chineesehe vrouw had eenen zoon, die zwak van geest was, doch dien zij toch geerne eene dochter uit een voornaam geslacht tot echtgenoote zou geven. Zulk een meisje was spoedig gevonden, doch de moeite was nu om hare ouders melden hal ve» duts in kennis te brengen, zonder dat zij voor het huwelijk bemerkten welk een kat zij in den zak kochten. De moeder overdacht nu welke vragen naar alle waarschijnlijkheid de aanstaande schoonouders aan haren zoon bij diens bezoek zouden stellen en prentte hem de antwoorden in, dio hij daarop te geven had.Zij gaf hein een kostbaren waaier meê, waarop een landschap geschilderd was en drukte hem opliet hert om, als men hem vroeg wat dat landschap voorstelde, te ant woorden Dat is maar geheel gemeen. Verder zou iiij op eenen schoonen muilezel zijn bezoek afleggen en natuurlijk vroeg men hem dan, hoeveel dat beest weerd was, waar op hij met veel beleefdheid te zeggen had Dat beest is een heel gewoon lastdier, dat op ons landgoed gefokt is en niet weerd dat gij er over spreekt. Toen nu de jongen voor het huis van zijn verloofde aankwam, begroeite hem zijne toekomstige schoonmoeder en vroeg hem hoe het met zijn mama ging, waarop de ongelukkige antwoordde Dat beest en is maar een heel gowoon lastdier, dat op ons landgoed gefokt is en niet weerd dal gij er over spreekt. De schoonmoeder was begrijpelijkerwijs lichtelijk ontsteld en riep uitik dacht, dat gij uit eene goede familie waart. De bezoeker vond het nu gepast zijn twee de antwoord af te steken en verzekerde met beslistheid Dat is maar heel gemeen Van bet huwelijk kwam niets te rechte. Donderdag 12 Juli laatstleden was het al hier de plechtige inhuldiging van den Eerw. fleer De Meyereals pastor van Brielen. Ver scheidene dagen reeds, wrocht iedereen om den ni.uwen herder eene plechtige intreê te bereiden iedereen wedijverde om ter best en ter schoonst. De dag is daar. Van 's morgens vroeg, eene heldere zomerzon begroette de Briele- naars en beloofde hun een weder naar wensch. Als elders alles nog in rust en slape was, was hier gansch de parochie reeds op de beenen, men kon gemakkelijk begrijpen dat er dien dag dóór iets buitengewoons, iets prachtigs moest plaats hebben. 't Waren wimpels en vlaggen, bhemen en kransen, welgepaste jaarschriften en gedichtenin één woord gezeid: Brielen was als in een paradijs herschapen. Een prachtig' stoet waarvan elke vreemdeling lof en eere sprak, wierd ingericht om den nieuwen herder tegemoet te trekken en kerkwaaits te leiden, 't Was rond 10 ure als de stoet naar het uiteinde des dorps trok om dédr r» :t ongeduld den "Serw. Heer De Meyere af to wachten. Een veertigtal ruiters voorop, daarna de gilde der wielrijders, en, 't zij ih 't voorbijgaan gezeid:deze mannen haddon noch moeite noch kost gespaard om hun rijwiel eens puik te versieren, eere aan hun, 't was waarlijk Brielen (l:uri. Vervolgens k .vam de jonge, MENGELWERK 24 door NIEK BROZEN Ik wist dat de grave deze maal zou onverbiddelijk zijn. Ik gaf mij aan mijn lot over, toen ik in den na middag van den volgenden dag het onverwachte en verrassende bezoek kreeg van Pier Bloramaert... die zich nu baron Von Daver doet noemen. In het eerste kwamen wij kwalijk overeen.Ik vond er een zoet behagen in, hem zijn verledene, dat zoo verachtelijk was als het mijne, in het gezichte te werpen. Ten langen laatsten evcntwel kreeg hij de bovenhand. Hij had de mogelijkheid van mij op vrije voeten te brengen voor mijne oogen over en weêre gewaaid. Ik Wierd opnieuw zijnen medeplichtige. Uit zijne woorden kon ik opmaken dat hij wenschte de dochter van grave de Nobele te trouwen, en om tot daar te geraken moest Joseph, degebroken rechtsweêre van Judith uit den weg geholpen zijn. Hij stelde mij al ter hand wat er noodig was om de Antonia te doen verdrinken. Ik hebbe zijne bevelen uitgevoerd, punt voor punt. Ik hebbe leedwezen.. Ik vrage vergiffenisse aan al tlegene die door mij te lijde.n hadden. En ik vrage aan God eene gunste dat hij mij late sterven met de hope dat mijn laatste slachtoffer nog leeft Alei> Sl'EEKE> Grave de Nobele had de bekentenissen van Speekei n eenen adem en zonder onderbreken gelezen. Mijn God, njijri God zubbelde hij, «gij hebt i eene onherstelbare rampe gespaard. En zeggen, voegde hij er bij, dat ik te wege was mijne dochter aan dien schelm te geven De gebogen gestalte van grave de Nobele richtte zich als door eene stalen vere gedreven uil den zetel op en hij daalde schier al loopen de trappen op. Is uwe raadpleging bij baron Von Daver ge ëindigd vader, vroeg Judith, die met stralende oogen uit den hof terug kwam. Baron Von Daver, zei de grave plechtig en is mijn gast niet meer noch mijn raadsman. Hij is een schelm die hier nooit den voel en had moeten in huis zetten. Zoo dat de jonge missionnaris de waarheid sprak, vroeg Judith. Ja, mijn kind, en gij moogt God bedanken dat hij mijne oogen in tijden geopend heeft. Maar genoeg daarvan Zie hier overigens de ge schreven bekentenissen van Alep. Gij kunt, als 't u lust op uw gemak eens over lezen. Dank u vader Zie hier, ging zij verder, eene snelmare, die men even heeft gebracht. Grave de Nobele brak koortsachtig het blauwe papier open, en las Na scliipbreuke, ongedeerd Antwerpen toegeko men. Verzekering zeerampe geregeld. Akt van liijpo- theeklichting geteekend. Zaken te Antwerpen naar wensch geregeld. Wacht uwe verdere bevelen Hotel Victoria. Joseph. Judith, mijn kind, al het geluk komt ons'iri eens. Lees die snelmare, en ga dan Martha, die dc eigen nichte uwer moeder is, gerust stellen. Op vaste land Ik was sedert eenige jaren getrouwd. De wisselvalligheid van mijn reizigerslevon had mij te Antwerpen gebrachtik had er den dijsendag nacht in het Hotel Victoria overgebracht. De woeusdag in den vroegen morgend was ik, na denkende over de verkoopkansen welke ik dien dag te gemoet liep, van de Dekeyzerlaan naar den scheldekant afgezakt, met he^ doel aan de spoorhalle Gent- Eecloo naar 'l vlaamsch hoofd de schelde over te steken, om vervolgens langs St Nikolaas en Lokeren, mijnen weg naar Gent voort te zetten. Terwijl ik op het voorland der Antwerpsche spoor halle den weg en weerpas wandelde, een zijdelings en onderzoekende oog werpende op mijne aanstaande reis makkers, bemerkte ik onder de passagiers een jonge ling van drij tot vijf en twintig jaar oud, van geheel vreemd, uitlandsch uitziei Hij moest, te oordeelen naar zijn bruin, verschoeperd vel, zoo dacht ik het ten minste, aan ons land niet te huis behooren, of ten minste aan den handel en wandel onzer vlaamsche streken riiet gewoon zijn. Ik had hem hooren een kaartje nemen voor Gent in t vlaamsch 't is waar, maar met eenen gansch vreemden tongval, en in afwachtinge dat wij op den stoomboot plaatse namen, wandelde hij ongeduldig over en weêr, dewijl hij scheen verslonden te zijn in het raadplegen van eenen reisgids. Hij was zichtbaar verdrietig, en ik zou wel gewenscht hebben, met hem in nadere aanrakinge te geraken, toen al met eens de beschermketen die de inscheep- plaatse afsluiten, met een brussend gekletter neêre- vielen. Reizigers voor 't vlaamsch hoofd eu 't land van Waes Het was een oogenblik van ongehoorden drang elk verhaastte zich om op den boot plaatse te nemen. Ik hot gewoel had ik mijnen zonderlingen passagier uit het oog verloren. De heldere morgenzon die uit het oosten opstak, cn de gansche stad die nog half in ruste lag, in eene lichte straling omglansdo week aandacht af, en eenige oogenblikken bleef ik gansch begeesterd, het prachtig schouwspel bewonderen Antwerpende woelige, handeldrijvende stad, met bovenal, trots in dc hoogte geschoten, het prachtige en kunstig gebeitelde kantwerk dat Onze Lieve Vrouwe toren heet. Ik kwam eerst tot een zeker bewustzij terug toen ik, in eenen weinig aantrekkelijken wage van het land van Waes had plaatse genomen, en ik bemerkte, niet zonder eene inwendige voldoeninge, dai ik mij tegen over mijnen zonderlingen jongeling, en ansch allecne, bevond. Het was in de eersle tijden dat de Patriote da politieke strijdwereld was ingegaan, k had mijn ge woon nummer dat ik wenschte te lezen, ontplooid, toen mijn reismakker mij in 't fransch oudervroog. Ik vraagu verschooning mijn heer, sprak hij, maai ik wenschte u te vragen of gij met deze streke genoeg bekend zijt, om mij eenige inlichtingen te geven. Ja toch antwoordde ik, inet deze streke ben ik nog al goed bekend, en 't mochte wel gebeuren dat ik u eenige inlichtingen kon geven. Ik moet mijnheer, wedervoer de onbekende, een bezoek brengen naar een klein hollandsch dorp dut niet wijd van de grenze liggen moet Cladzand. Kunt gij mij somtijds niet zeggen welke spoorhalle daar 't naaste bij is Jawel, heer, de naaste spoorhalle is Maeldegem, waar ik juist evon naartoe ga. Vandaar kunt gij langs Aardenburgen Sluis in een paar uren te Cladzand toe komen. En zou ik, vroeg de onbekende, in Mal- degem aan een huurrijtuig geraken Ongetwijfeld, mijnheer, antwoordde ik ten andere ik stelle mij geerne aan uwe beschikkinge om, als wij daar gekomen zijn, u daarin te verhelpen. Dank u mijnheer, ik zal van uw welwillende offer gebruik maken. Daarop viel het gesprek dood. Niettegenstaande mijne natuurlijke neigingeom het vuur in het gesprek aan te veuzen, was ik verplicht mijnen Patriote tot troost in te roepen. Eventwel, toen wij do de spoorhalle van St Nicolaas sedert eenige oogenblikken verlaten hadden, hoorde ik mijnen reisgezel tot zich zeiven sprekende, zeggen «oift 04—

HISTORISCHE KRANTEN

Nieuwsblad van Yperen en van het Arrondissement (1872-1912) | 1900 | | pagina 2