MOEDERVREUGDE MENGELMAREN EERLIJK VOLK Priesterlijke Benoemingen Een perelken VRIJHEID Kerkelijke kronijk Het Congres was in drie afdalingen ver deeld, die elk een klaar afgebakende take te verrichten hadden. De groote dagbladen des lands, AX" Siècle, fiien Public, Patrie, hadden bijzondere afgo- veerdigden gezonden om de besprekingen te volgen en hunne lezers in te lichten over 'l geen er gezeid en gedaan werd. 't Staatsbestier had M. Verhees. Beslier der bij't Ministerie van Arbeid, afgeveer- digd om de besprekingen te volgen en des noods inlichtingen te geven. 't Was de zeer eerw. heer Deken De Gryse van Kortrijk, do gekende schrijver van ver scheidene werken over de maatschappelijke vraagstukken, die het Congres voorzat. Do heeren Slandaert, advoknat te lfiugge, Reynaert, arrondissements-commissaris van Kortrijk, Eug. De Groote, Kamerheer, eerw. heer Catnerlynck, leeraar in 't groot Semi narie, Declercq, schoolopziener te Gent, Werbrouck-Vynckier van Yper, Hallaert van Voormezeelc, De Vógclaere van Ruisselcde, Pastor Lansscn van Eerneghem, Loosveldt van Brugge, Gheysen van Passchendaele, Top van Veurne, Vandendries van St Denys en menige andere gekende volksmannen namen een merkwcerdig deel in de bespre kingen. 't En is ons niet mogelijk in een weekblad een behoorlijk verslag te geven over al de werkingen van t Congres. Daartoe en zou den verscheidene nummers van ons blad nog niet toereikend zijn. Zeggen we alleenlijk dat de uitslagen der besprekingen zeer be langrijk zijn en dat het Staatsbestiei in de uitgedrukte wenschen eenen leiddraad zal vinden voor de verbeteringen aan de wet toe te brengen. De laatste zitting, Dinsdag namiddag, werd bijgewoond door den heer Minister van Nij verheid en Arbeid, Baron Surmont de Vols- berghe, die er op geestdriftige toejuichingen werd onthaald. De heer Baron Ruzelte, gouwgraaf, verscheidene Senators en Volks vertegenwoordigers waren ook in die verga dering tegenwoordig, die meer dan duizend aanwezigen telde. Er werd daar lezing gegeven van de ver langens der co .gres' den en na eei.e merk- weerdige aanspi*.e van advocaat Standaeit en van Deken De Gryse, werd het Corigies gesloten. 't Behoort dat we nog do RousseEaische bevolking bedanken voor hel hertelijk ont haal dat z'j de congresleden had voorbereid. M'/r de Bisschop van Brugge heeft be noemd Leeraar van Rhetovika in 't Collegie te Kortrijk, den E. tl. Alfons Depoortere, dok tor in letterkunde. Leeraar van 't vierde latijn te Thielt, den E< II. D'Mir l, leeraar der dichtschool, te Kortrijk. Leeraar vanPoezts te Kortrijk, den E II. G. Gezelle. Leeraar van 't z- s e latijn te Rousselare, in vervanging van E. II. G. Vandcnbosch, die zendeling wordt van torder der Witte Paters van Afrika, den E. H. Braekevelt, leeraar van 't zesde latijn te Oostende Leeraar van 't zesde latijn te Oostende, den E. H. J. Masure, leeraar van 't vijfde fransch in 't zelfde Collegie Op het zarksken doodsanctje, rouwbeeldeken, doodsbeeldeken van het ongelukkig slachtoffer van Tilburg staat langs den eenen kant een welgelukte licht- prente van 't arme schaap, en langs den an deren kant het volgende: Teu Gedachtenis aan onze kleine Lievelinge Maiua CaTHAMNA WlLHEI.MINA K E S S E L S geboren te Tilburg, den 3 maart 1889 en aldaar ons ontnomen den 22 Augustus 19J0 Paatje, Maatje, bitter weent gij Om uw Kind, zoo wreed ontrukt! O! als't jonge bloempjen is zij, Pas ontloken, afgeplukt. Maar, ik ben hier zoo gelukkig, Hier bij Onzen Lieven Heer, En met oogen vol van goedheid Ziet hij op uw Mia neer 1 Altijd blij zijn, altijd spelen Hier met d'engelen is zoo zoet Maatje, 't zal mij nooit vervelen, O het is hier toch zoo goed! Daarom, Paatje, wil niet weenen, Moeke, droog uw tranen af: Eens ziet gij uw Mia weder, Eens aan gene zij, van 't graf'. Dan zal 'k eeuwig met u juichen, Met u danken, God den Heer, Mij verblijden in uw bijzijn, Om te scheiden nimmermeer. Verleden week waren twee inbrekers in de hoofdstad bezig eene vitrien te rooven. Policieagenten werden verwittigd. Deze kwamen bijgesprongen een der deugnieten werd gevat. De andere nam de vlucht. De policie agent Reysenaar zette hem achterna. De schelm stormde vooruit met al de kracht van een paar jonge beenen. Toen de dienaar der policie hem nabij was, riep hij hem toe van op te passen dat hij op hem schieten zou. Reysenaar stoorde er zich niet aan, hij haalde den inbreker in en vatte hem bij den kraag. De dief trok een revolver en lostte een schot in volle borst van den agent. De ze liet een akelige gil uitmaar toch nog bleef bij zijn moordenaar krachtig vast hou den. Twee nieuwe scholen weejjrnalden en Reysenaar viel len gronde om nooit meer op te staan. De schelm zette het op nieuw op een loopen. Wraakkreten stegen achter hem op. Houdt hem Houdt hem dreunde het. Een agent kwam hem nabij, daar knalt een nieuw schol, gelukkig zonder den ver volger te treffen, en de menschenjacht gaal voort. Op zijnen doortocht staat een sol daat op wacht, gewapend met zijn geweer «Houd hem! Houd hem! schreeuwt men den verdediger van het vaderland toe. Zoo gek niet. Ik houd te veel aan mijn vel! is het bedaard antwoord van de wacht, die de jacht nakijkt en op zijn post slaan blijft De policieagenten renden voort, niet met een revolver gewapend, gelijk hij, eenvou dig met een sabel. Den deugniet naderende, en zich ten einde krachten voelend, rukt een agent zich den sabel van den gordel en werpt hem den vluchtenden tusschen de beenen. De moor denaar struikelt, valt ten gronde, wordt orit wapend en gevat. Welke les Wanneer men de militaristen hoort spre ken, dan zijn de soldaten die in het leger dienen om er geld mede te winnen, slechte soldaten. Zij hebben zich vrijwillig soldaat gemaakt en daarom deugen zij niet. Zij heb ben, zoo noemen zij die daad, hunne ziel verkocht! En zij worden gezocht, gedwarsboomd, voor een nietigheid gestraft. Zij staan in het leger op het pedestal van den Zoiidenbok van Israël. Van -de soldaten die opgaan voor hun nummer, wordt alleen een behoorlijken lichaamsbouw gevergd; meer niet. Van hun vergt men een bewijs van goed gedrag, voor hen toont men zich uitermate streng. En toch beweert men in het leger dat de eerste van lieverlee een goed soldaat moet zijn en dat de tweede niets kan beteekenen. De militaristen plaatsen den dwang boven de vrijheid. Volgens hun wanneer gij iets doen moet met lust, dan doet gij het slecht; wan neer gij iets doet tegen uwen wil, dan doet gij het goed. Dat is militaristen redeneering. Welnu die redeneering werd op nieuw door dit feit deze week den bodem inge slagen. De policieagenten van Brussel, die den dief na stormden, dat zijn vrijwillige solda ten, die van hun bedrijf hun broodwinning hebben gemaakt, die hun leven in gevaar brengen om hunne plaatsin het leven; die .verken, in een woord, voor geld. Reysenaar hebben wij den dood zien trot seeren om eefi vijand der maatschappij, een vijand der orde te vatten, al was bij ook niet gewapend zoo als zijn tegenstrever ge wapend was. Tegenover den vluchtenden moordenaar, stond een soldaat op schildwacht, gewapend met bajonet en karabiju bij was niet moe van het loopen maar ongerust, bij behoetde slechts zich voor den vluchteling te werpen en met het geweer op de borst hem slaande te houden, hij deed het niet, hij wilde zijn soldaten kleed niet in gevaar brengen van met een kogel doorboord te worden. Die soldaat, is een soldaat uit dwang. Die soldaat is er een van die welke hoog in de achting staan van alle sabelslepers en hun vertrouwen hebben. Opoffering van den eenen kant, alleen zelfzucht van den andere Welke les Zal men er profijt uit trekken Noen Men wil niet Een groot leger dat is de droom veel parade, veel officiers, veel goud Voor de officiers is het dienen om geld eene, de vrijheid van hooge waarde. Voor de soldaten is het dienen om geld schande, de dwang de eeretitel. Dat het volk oordeele Dat het door zijn vrijheid het land van die onredelijkheid ver los, den dwank de plaats doe ruimen voor de vrijheid Madame Malagoli, wonende op den hoek der Ververstraat en Anspacblaan, te Brussel, bezit als eenig kind, een meisje van acht jaar oud. Dikwijls klaagde het kind van oor- en hoofdpijn. De moeder be merkte dat haar gehoor veel verzwakte, dat zij aanhoudend den mond openhield, dat zij hare vroolijkheid verloor en eindelijk dat zij geheel doof was geworden. Op raad eener vriendin begaf mad. Malagoli zich naar het instituut Drouet, de docter schreef de noodige geneeswijze voor en na slechts enkele dagen hoort hare lieveling even zoo goed als vroeger, hare opgebeurdheid en eetlust is teruggekeerd en tot verwondering dergenen die haar vroeger zagen, is zij vol komen genezen de dankbare vreugde der moeder is onbeschrijfelijk. Ieder die lijdend is aan doofheid, oor-, neus- en keelziekten ontvangt op aanvraag aan den directeur van het instituut Drouet, 140, boulevard Anspach, te Brussel, gratis een geneeskundige vragenlijst en de noodige inlichting tot genezing. Des vrijdag;, voormiddags van 10 lot 12 ure, is de docter kosteloos te raadplegen voor min vermogenden. St Pieterskerk Derde Zondag van September, plechtig heid van 0. L. V. der 7 Weëen. Volle aflaat te verdienen in St Pieterskerk door alle geloovigen, zoo dikwijls als zij die Kerk zullen bezoeken op den Zondag 16 September. De hoogmis om 10 ure, vespers en lof om 2 1/2 ure. EENE GOEOE MAAG. Een rentmeester van een groot landgoed in Duitschland deed onlangs een zonderlinge ervaring op. Onder zijn personeel had hij een knecht, een Pool, die onder meerderen arbeid ook den dienst van schoenpoetser deed. Daar op het land de schoenen minder hel poetsen dan wel het insmeeren ondergaan, be. slond het poetsenmateriaal in hoofdzaak uit zweedsch jachtsmeer. Het smeer nu vermin derde op eene wijze, dat het de aandacht van den rentmeester trok, hoewel hij volstrekt niet aan de eerlijkheid van den knecht twijfelde. Op zekeren dag, dat dc Pool de poetskamcr snel had moeten verlaten, ten einde bij het od vangen van een veulen eene behulpzame hand teiiieden.trad de rentmeester bet vertrek binnen om een paar andere laarzen te halen. Toen daar zijn blik op tafel viel, zag hij naast het gebruikelijk poetsgoreedschap een stuk brood, dat er ongewoon zwart uitzag.Rij nadere beschouwing kon hij vaststellen, dat het brood was besmeerd met eene zwarte zelfstandigheid Nieuwsgierig geworden, nam hij den boterhani in de hand en hield dien onder zijn neus—geen twijfelmeer.de Pool smeerde niet alleen de laarzen van zijn meester, maar ook het brood met het zweedsche jachtsmeer. Toen hij zijn kncelit ter gelegenheid van zijn naamfeest onder andere een dozijn doozen jachtsmeer schonk,waren de dankbare uitdruk kingen op het gezicht van den Pool en het kussen van zijn roksband hem voldoende, om hem te toonen, dat hij zijn knecht een werkelij ke vreugde had bereidmaar de man voegde er nog geestdriftig aan toe: dat zal lekker smaken, meneer OOSTENDE. Maandag avondrood 10 1/2 ure, terwijl de Kursaal in vollo feest was, loste eene dame, Victorine Tournier, een revolver, schot op een belgisschen sportman M. J. F.... die gelukkig niet getrollën werd. Victorine Fournier. eene tooneelspeelster bevond zich in een der portalen van de kleer- kamer, naar de balzaal leidend, toen zij het revolverschot loste, dat gelukkig niet raak was. De controleur Vanderwalle sprong naar haar toe en belette haar eene tweede maal te schieten. Ganschde Kursaal was in rep en roer. Van alle kanten kwam men toegesneld. Verschei dene policieagenten, in burgerskleeren, hielpen om de menigte op zij te houden en de dame werd naar den policiepost van den Kursaal ge leid, waar zij ondervraagd werd door den kom- missaris M. Daneels. Uil het verhoor blijkt dat zij den persoon, op wien zij geschoten had, een gentenaar, ten onrechte aanzien had voor den opsteller van een parijzer blad, waarin on langs eenbeleedigend artikel tegen haar versche nen was. Na hare ondervraging werd Victorine Fournier naar het gemeentegevang gebracht. Dinsdag morgend werd zij naar Brugge ge- voerden ter beschikking gesteld van den pro- kureurdes konings. BRUSSEL.—Zondag waren dieven gedron gen in de woning van M. Wiener, senateur, wonende op de Sterrekundelaan. M. Wiener was afwezig. De knecht, die rond lOure'sa- vonds thuis kwam, vond het hekken voor het huis opeustaan hij wist goed dat hij hel ge sloten had. De kelder stond eveneens open. Geen twijfel was meer mogelijk; er waren die ven in huis. De knecht spoedde zich naar het policiebureel Beriolstraat. Verscheidene agen ten kwamen ter plaatse en, met den revolver in de vuist doorzochten zij het huis. Zij vonden het brandkolïer verplaatst en reeds gedeeltelijk opengebroken. Opeens zagen de agenten twee kerels uit den kelder den hof in vluchten. Een der schelmen gelukte erin te ontsnappen, de andere werd door de agenten aangehouden.Hij verklaarde Anciaux te heeten, en koetsier van beroep te zijn. Hij beweerde zijn medeplichtige niet te kennen, hem enkel 's morgends aan de Zuidstatie ontmoet te heb ben en door hem medegelokt te zijn. OP EEN TREIN GESCHOTEN. - 't En zijn niet altijd droeve jongens die het aanleggen op de rollende treins. Gisteren zag men eenen boer met eenen blauwen kiel, tusschen de statiën van Velthem en Herent, een geweerschot los sen op eenen trein. De kogel doorboorde de ruit van een prachtrijfuig «n bleef steken in het tegenovergesleld scheidpanneel, zonder on gelukken te veroorzaken. Eene groole belooning is beloofd aan dezen die het gerecht op Int spoor van den pliclitige kunnen brengen. Hoest, zinking. Le Thermogène. m MENGELWERK 4 door ALHFOIVS SEVENS En nogtans, daar is (ïe grootste armoede niet. Gaat naar de werkmanswoningen, waar de vloer altijd net gevaagd cn de stoof altijd goed gezwart is waar de kinderen inkomen met degelijk gelapte broeken waar de man en de vrouw op uwe vraag hoe het gaat altijd antwoorden, dat het nog zou kunnen slechter zijn en daar, dóór zult gij de ongelukkigste armen vinden, de eerlijke armen. Charlotte liet mij nogtans niet veel tijd om te over wegen. Ze scheen in haar weêr te zijn, en dan kan ze praten zonder einde of grond. Ja, ja, Eorts, ge kent gij de weerde niet van 't geld, jongen. Gij zoudt eerst eenigen tijd met eerlijk werkvolk moeten verkeerd hebben. Dat telt met een- tiemtjes, jongen, 's Zondags krijgt Pitten tegenwoordig, omdat het welgaat, als bij naar de hoogmis trekt, een half franksken van Leontine. Vroeger kreeg hij nog zoo veel niet. En bijna alle Zondagavonden geeft hij aan zijne vrouw dat half franksken letug. t Is raat, als hij tien centiemen verteerd heeft. Maar wat doet hij dan s Zondags riep ik uit. Wat Wel, heel eenvoudig, zich uitrusten, zijne christelijke plichten vervullen, klappen met de geburen, een noentukje doen, naar zijn land gaan, naar zijne beesten kijken. Ja, wat weet ik al Eu gaat Pitten in de week nooit uil.' vroeg in de weeksprak Charlotte ernstig. Waar zou hij dien tijd gaan halen Van 's morgens om vier uren me t rij op, om op zijn land telwerken. Dan zit hij op zijnen schoenmakorsstoel tot 's avonds acht, soms tien, soms twaalf uren. Met moeite vindt hij 's middags wat tijd om zijne beesten eten te gevön. «Altijd zwoegen en werken dus bemerkte ik. En nogtans, Pitten ziet er immer geestig uit. Ik wel het gelooven, zegde Charlotte. Pitten lacht en schertst gansche dagen. Hij heeft een gerust gemoed, een brave vrouw en goede kinderen. Is dat niet genoeg om opgeruimd te zijn Ik kon mij niet inhouden nog eens te herhalen Eerlijk volk Eerlijk volk Ja, Fons, ge vindt nog al veel zulke menschen als Leontine en Pitten bij da werklieden, veel meer dan gij misschien denkt. Een dingen is zeker, dat veel werkmanshuisgezinnen honderd keeren gelukkiger zijn in al hun zwoegen en in al hunne ontberingen, dan de huisgezinnen van veel rijken, die leven in weelde en overvloed. Dien namiddag bleef ik nog lang met Charlotte in gesprek, en ter ik naar Gent vertrok, ging ik Pitten en Leontine goèn avond zeggen. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om eens Pitiens beesten na te zien eene geit, die het buisgezin melk bezorgde en een vijf en twintigtal konijnen. De konijnen werden gevet en rond Nieuwjaar ver kocht. Het geld, dat men er voor kreeg, was juist genoeg om alle jaren den pacht van hun lapje land te betalen. Ziet ge, zegde Pitten, op ons land doen wij onze aardappelen op voor gansch het jaar. Dan kweeken we wat groensels voor ons gebruik, mijnen tabak en konijneten. Mijn grootste plezier bestaat met daar 's morgens, bijzonderlijk in den zomer, vóór dag en dauw, heen te trekken, dan te spitten, te mesten, te werken, cn de vruchten te zien opgroeien. Dien avond op den trein, bij het terugkecren naar Gent, ben ik in slaap gevallen. En ik droomde een heerlijken droom dat ik woonde in een kloin huisje lijk Pitten, nooit uitging, gansche dagen schoenen lapte, 's morgens vroeg naar mijn stukje land trok, alle middagen zeer veel aardappels en heel weinig vleesch at, en zeer gelukkig was. IV 't Was leelijk, vuil weder binst de maand November. Nu eens kille regen, die merg en been doorsneed, die wegen en straten in modderpoelen herschiep dan eens huilende Westerwind, met bedrieglijke weeke warmte somtijds 's avonds een wolkenlooze hemel, een prachtige sterrelucht en vorst. Gedurende deze droevige maand, kwam de droefheid ook in de woning der familie Hebbelinck. Op zekeren morgen, als Jules, Gustje en Valenlientje naar school trokken, Slant mocht dezen morgend van moeder niet mede lag vader nog in zijn bed. De kinderen hadden dit nog nooit weten gebeuren, van al dat zij leelden. Vader was altijd op van vier uren 's morgens, was reeds van zijn land teruggekeerd en zat reeds te zingen op zijnen schoenmakersstoel, als het voor hen lijd wierd van naar school te gaan. 't Is waar, sedert eenige dagen zag vader er zoo vroolijk niet meer uit als gewoonlijkhij zong geen liedjes meer, en hij, die nooit bij dc stoof zat, zou er uu opgekropen hebben van de koude. Nogtans had hij gisteren nog gewerkt. Wat mocht er toch mede schelen, dat hij zoo laat in den morgen nog niet opgestaan was Zie, Jules, Gustje en Valenlientje zouden wel willen weenen hebben, als zij uit hun huisje traden, omdat moeder hun op zoon aardigen toon gezegd had Leest vandaag in de kerk voor vader. Stant had dit ook gehoord, en stond aan de stoof met wijdgeopende oogen naar moeder te kijken. Vrouw Hebbelinck sprak Stant, jongen, weet gij waar madame Lateuse woont Ik geloot van ja, moeder. Is het niet in de Wijnendulestraal 1 Juist. Ge moet daar eens naar toe gaan. Tante Charlotte werkt daar. Vraag aan tante, of zij eens zou willen bij mij komen? Ik zoo haar iets moeten zeggen, Goed, moeder, te er haast bij 1 Hoe eerder zij hier is, hoe liever ik het heb, zegde vrouw Hebbelinck. Ik zal loopen, moeder. In eenen oogwenk was de jongen de deur uit. Moeder Hebbelinck kuisebte de tafel af, waaraan hare kinderen bunnen boterham kwamen te eten. Tranen perelden in hare oogen. k Geloof dat Pitten zal eene ziekte vast heb ben, zuchtte zij. a En de winter staat voor de deur! Zij had hel reeds lang gevreesd, 't Was nu veertien dagen, dat haar man zoon leelijke koude vast had. Hij moest dat gevangen hebben, met's morgens zoo heel vroeg door alle weer en wind naar het land te trekken. In plaats van zich te verzorgen, had hij maar altijd voortgewroeten geslaafd. Hij wilde zelf niet laten van naar het land te gaan. Het mest moest toch gevoerd worden De eene koude kwam achter de andere. Zijn lichaam begon te rillen. Koude koortsen overvielen hem. Klagen dorst hij niet. Maar Leontine zag wel, dat haar man meer en meer verviel. Dezen morgend nogtans klaagde Pillen pijnen in de zijde te hebben, en hij, de lustige man, zegde treurig tegen zijne vrouw Leoniins, 'k geloof dat het niet zal gaan om op te staan. Hoewel Leontine dit voorzien had, waren deze woorden haar toch een slag aan het hert. Terwijl vrouw Hebbelinck dit alles nu te overdenken stond, trad Charlotte met Stant het huisje binnen. Wat scheelt er, Leontine vroeg deze aanstonds. Zwijg, Charlotte, luidde het treurig ant woord, maar k geloof dat Pitten ferm ziek is, ïn vrouw Hebbelinck zou wel aan het schreien gevallen zijn. Toe, toe, een mensch vreestaltijd het ergste Pitten is zwaarmoedig van al do vallingen. «Ja maar, hij klaagt van pijnen in de zijde 1 viol Leontino in dc rede. ('f vervolgt.) v

HISTORISCHE KRANTEN

Nieuwsblad van Yperen en van het Arrondissement (1872-1912) | 1900 | | pagina 2