ENGELBEWAARDER
MENGELMAREN
Katholieke Wacht
Moordenaarsbende
Langemarck
Priesterlijke Benoemingen
maar droeg een pak. met koopwaar op der,
rug.
De patrouille stond onder bevel van een
luitenant, die recht op mij toereed en mij
toesnauwde
Wie zijt ge ?En waar moet ge naartoe
Dat zou mijn eerste proet zijn.
Aller oogen waren op mij gericht, en toen
ik niet antwoordde, hoorde ik iemand zeg
gen
Die kerel is doofstom. Hij heeft juist
een gezicht als eene strijkplank.
Zeer vleiend, dacht ik bij mij zelve,
terwijl ik met het onnoezelste gelaat op een
meegenomen schalie schreefWat verlangt
ge
Ik gaf de schalie aan den luitenant, die
daarop antwoordde
Wie zijt ge?en waar gaat genaartoe
Ik noemde mijn naam Thomas Van
Dijk, en deelde hem mee, dat ik marskramer
was.
De officier verlangde mijn pas te zien,
maar ik vertelde hem, dat men mij dien eeni
ge dagen geleden bij een overval ontstolen
had Hij zag mij een oogenblik wantrouwend
aan en zegde toen, dal ik door kon gaan.
Vlak voor mij lag het kamp maar elke
poging om thans nog van richting te veran
deren, zou mij in nog grooter gevaar bren
gen Ik liep dus door in de aangewezen rich
ting.
En dat was mijn geluk, want spoedig be
speurde ik, dat een der ruiters mij op den
voet volgde. Ik liet mij echter niet verrassen
maar deed alset ik niets bemerkte, hoewel
hij zoo dicht achter mij reed, dat ik de aden
van het paard in mijn nek voelde.
Eindelijk werd ik door een schildwach
aangehouden. Ik gaf hem mijn schalie, waar
op ik mijn beroep geschreven had, en een
oogenblik later stond ik voor den officier
van de wacht.
En thans werd ik met zooveel overleg op
de proef gesteld, dat ik mij zeker verraden
zou hebben, als ik niet op alles voorbereid
was geweest.
Hier is een doofstomme man, iemand
zonder pas, zegde mijn geleider tot den nffi
cier, die bezig was te schrijven.
All right, antwoordde deze, zonder
op te zien, en terwijl de soldaat zich ver wij
derde, wendde hij zich half naar mij toe
zeggende: Ga even op zij, ik ben dadelij
klaar.
Hij zegde dit op zulk een ongedwongen
toon en zijne beweging was zóo natuurlijk
dat ik voelde, hoe mijn spieren onwillekeurig
ik' 'hechts Mn voet verzel,nAafifiwa^T^vnn'o'
ren geweest.
Maar toen ik niet de minste beweging
maakte, nam hij mij nauwkeurig op en be
gon mij nauwkeurig te ondervragen. Ik gat
hem de inlichtingen, die hij verlangde en
terwijl de schalie van hand tot hand ging
kwam een kapitein binnen.
Mijn ondervrager wendde zich nu tot hem
Ik heb hier een doofstomme, sprak
hij. De man beweert dat hij een marskramer
is, die in het kamp zaken komt doen. Maar
dit slag van volk is niet te vertrouwen. H
zegt ook dat hij een pas van Buiier heeft ge-
bad, doch dat men hem dien onlangs bij een
schermutseling ontstolen heeft. Zie er zijn
bloedvlekken op de mouw van zijn frak.
Ik
de
a ij
Hij zegde dit weer op zulk een natuurlij
ken toon. dat ik mij bijna\erraden had.
knipte met de oogen, maar sloeg den blik
niet neer. Daarop nam hij de schalie en
schreef, dat ik tot het verwisselen van
wacht in het kamp mocht blijven, maar m
dan hier bij den wachthebbenden officier
moest aanmelden.
Ik kreeg toen wal te eten, verkocht onge
veer de helft van mijne waren en kon blijven
•ondloopen, nadat ik mijn rapport weder
aan den nieuwen officier had laten zien. De
soldaten hielden mij voor hetgeen waar
voor ik mij uitgaf. Sommigen hadden mede
lijden met mij, anderen hielden mij voor den
gek.
Eens, toen ik even op den grond lag ge
knield om mijn pak los te maken, werd er
«en pistool vlak achter mij afgeschoten, tot
een geluk hadde ik den haan hooren span
nen.
Eindelijk bevond ik mij vlak voor de stel
ling, die ik moest opnemen, en zonder veel
moeite werd het mij duidelijk, dat deze bij
een bestorming niet voldoende verdedigd
•ton worden. Ik had nu mijn doel bereikt en
trachtte mij dus zoo snel mogelijk uit de voe
ten te maken, wat mij aanvankelijk gelukte.
Maar spoedig werd ik weer door een pa
trouille aangehouden en thans voor den ge
neraal gebracht. In zijne teut bevonden zicb
verscheidene officieren. Nauwelijks bad ik
mijn rapport afgegeven, of een hunner, een
miliiaar doktor, fluisterde den chef iets in
het oor. Ik begreep, dal dit mij gold.
Na afloop van eenige minuten wendde de
generaal zich naar mij en sprak op onge
dwongen toon
Laat mij nu eens hooren, wat ge te
vertellen hebt.
De docler zag mij vast en onderzoekend
aan. De minste beweging zou hem niet ont
gaan zijn.
Kom hier! bulderde de generaal.
Ik bleef onafgebroken staren naar het ge
vest van zijn sabel, die hij voor zich op de
tafel had gelegd, verroerde mij niet, voor
dat hij mij met leekens aan het verstand had
gebracht, dal ik naderbij moest komen.
Toen gaf ik hem mijne schalie. Hij vroeg
waarom ik geen pas had en waar ik heen
wilde. Ik vertelde wat er met mijn pas was
gebeurd en dal ik naar B... had willen gaan
om nieuwe waren in te koopeu. De generaal
scheen tevreden, maar de dokter, die een
nauwkeurig opmerker scheen te zijn, was
nog niet overtuigd, Ik hoorde hoe hij aan de
overigen zijn twijfel meedeelde.
maar ik gevoelde, aai 1* .UIJ .3
zou moeten inspannen om den dokter te
verschalken
De strikken, die hij mij spande, mogen
onbeduidend schijnen, maar het vereisohte
al mijne tegenwoordigheid van geest en de-
inspanning van al mijne zenuwen om mijn
geheim voor zijn scherpen blik te bewaren
Eensklaps stond hij op, liep naar mij toe
klopte mij vriendelijk op den sehouder en
zegde
Steekt uwe tong eens uit
Ik klemde mijne landen op elkaar om
mijne tongteiug te houden.
Sia rechtklonk het gebiedend.
Ik stond in gebogen houding het korte
bevel trof mij als een zweepslag, maari
verroerde geen spier.
MENGELWERK 14.
DE
"t:
door HONOrtÉ STA ES
Ik denk zelfs dat zij het later zal doen
Nooit zal ik mij tegen den jongeling haier
keuze verzetten üetzij hij Dedelaar of millioen
bezitter zij, indien tnj enKel net inzicht heef
baar geluKkig te maken. Neen, naar geld
vraag ik niet, aangezien de fortuin mij ge
noeg begunstigd beeft om haar eeuen weer
digen rang in de samenleving te laten be
kleeden.
Mijnheer Vergauwen. Mijnheer Donckers
in uwe piaais zou ik bandelen zooals gij.
Mijnheer Donckers. Mijne dochter .s zeer
dichterlijk, mijnbeer Vergauwen. In het voor
bijgaan zij hier gezed, dat ik haar de lede
voeringen welke ik iudekatner zal uitspreken
vóórgelezen heb. Zij deelt er mij hare denK
wijze over mede en hare fijngevoelige zi
geeft er eene Kleur aan die ze waailijk De
KoorlijK maaKt. Waiiuaer zij bij de piauo zii
hoor ik naar diKw.jls liederen zingen ovei
jongelingen die een dicüterlijK uuzioht heb
ben. Dezen namiddag zong zij van eenen
jongen heer met fijne zwarte kneveltjes :zoo
hertroerend was hare romance dat tranen
over mijne wangen vloeiden.
Mijnheer Vergauwen. (onthutst.) Mijnheer
DoncKers, niet alle jongelingen met zwarte
knevehjes zijn dicüterlijK.
Mijnheer Donckers. (op de woorden van den
kasteelheer niet lettende.) Daarom zal ia tot
den jongeling wien zij haar hert schenk t,
zeggen Geliefde schoonzoon, boven de
schatten die mijne dochter u brengt, schenkt
zij u een hert dat meer weeid is dan ai haar
goud. (Hij slaat met zijne breede hand op de
knie van Mijnheer Vergauwen.)
Mijnheer Vergauwen. (Zijn uurwerk uit-
De dok ter scheen nu boos ie worden. Een
halve minuut lang zag hij mij doordringend
aan en wendde zich toen tol de anderen
Hij vertelt, dat hij zijn pas is kwijtge
raakt, maar ik zou daar nog wel walmeer
van willen weten. Welke dag was dat
Hij keerde zich om en zag mij vragend
aan. Indien ik mij niet op alles had voorbe
eid, ik ben er zeker van, dat mijn tong mij
toen eene poets zou gespeeld hebben.
Zijne herhaalde, mislukte pogingen deden
de anderen in lachen uitbarsten. Ik schreef
nu op mijne schalie
Wat verlangt u Mijnheer denkt toch niet,
dat een vluchteling ben
Ik denk dat ge een bedrieger zijt,
schreef hij terug.
Daarop antwoordde ik
Het is al treurig genoeg om te zijn
zooals ik ben, zonder dat men ora mij be
hoeft te lachen of kwaad'Van mij te denken
De generaal knikte mij vriendelijk toe en
zegde daarop tot den dokter
Ik ben Diet van plan dien armen kerel
laager dan tol morgen hier te houdeu.
De wacht werd thans geroepen en men
Dracht mij in arrest. Daar vond ik reeds een
anderen gevangene en ik begreep, dat man
ons met een bepaald oogmerk had samen ge
bracht.
Nauwelijks was de deur dan ook gesloteD,
of de man kwam naar mij toe, greep mijne
hand en riep
Heeft men u ook gevat Nu zullen wij
samen moeten sterven
Ik trachtte hem te beduiden, dat ik doof
stom was, maar hij antwoordde
Praatjes Mij behoeft ge zoo iels niet
wijs ie maken. Ik ken u wel en ik zal u zeg
gen wie ik ben. Ik ben een Hollander en
werd een wees geleden als spion gevangen
genomen. Vandaag heeft de krijgsraad mi.
ter dood veroordeeld en morgen moet ik op
gehangen worden.
Twee voile uren was hij bezig om mij te
bewerken, maar ten laatste liet hij mij mei
rust.
Aan slapen durfde ik dien nacht niet den
ken, daar instinktmatig begreep, dat de
dokter zijn argwaan nog niet had laten va
ren en mij nog wel een poets zou spelen.
En inderdaad tegen middernacht ver
nam ik sluipende voetstappen en opeens
hoorde ik vlak naast mijn legerstede een ver
vaarlijk geschreeuw aanheffen.
Het was de doktoor met eenige soldaten
Ik bleef onbeweeglijk liggen.
Plotseling werd er een geweer bijna boven
mijn hoofd afschoten, waarop de dokter
Kerel, ge hebt hem doodgeschoten
Maar ik wist wel beter en het behaagde mij
niet, om wakker Ie worden voordat zi
aan mij begonnen te schudden.
Den volgenden morgend verdween de
voorgewende spion. Men bracht mij eenig
ontbijt en ik ging met den rug naar de deur
zitten om het te gebruiken
Duidelijk onderscheidde ik de volgende
woorden
Let nu goed op.
De deur werd zacht geopend en ik hoorde
een revolver klinken.
Het bloed stolde mij in de aderen, maa
ik ging door rapt eten
Tegen den middag werd ik weer naar de
tent van den generaal gebracht. Hij was al
trekkende Mijnheer Donckers, hei is bijn
elf ure. Morgen moet ik....
Mijnheer Donckers. (onderbrekend) Indien
mijn schoonzoon liefhebber van bet dichter
iyke en van de wetenschap is, zou zijn lo
waarlijk benijdeusweerdig zijn mijne doch
ter zou zijne dagen omringen met liefde en
zorg en ik zou met hem handelen over de
maatschappelijke kwestie en andere takken
der wetenschap. In het lustprieel van ons
Duiiengoed gezeten, zouden wij met elkander
middelen beramen om het volk van Wimmel
gem meer en meer te verlichten. Gedurende
onze rusturen zou Leonore, den lierzang
De wraak van den geradbraakte dien i*
in mijne jeugd gedicnt heb, uitgalmen. Zoo
zouden wij bet aangename met het nuttige
vereenigen. Wat zegt gij van dit plan, beste
jongen
Mijnheer Vergauwen. (blozend) Heerlijk
neeihjK, mijnheer DoncKersIk bedank
u en al de heeren congres-leden voor de ge
tiegenheid die mij hier dezen avond betoond
is. Het spijt mij waarlijk dat ik niet langer
m uw lustig gezelschap kan blijven. Daar ik
morgen mei den eersten trein naar Brussel
vertrekken moét, is het voor mij hoog lijd
iet' ruste te gaan. Neem hel dus niet kwlijk
dai ik verueK. Al de punten, die aan hei
dagorde va.i hel congres waren, zijn toch
Despioken, nietwaar
De geleerde secretaris. Al de punten zijn
afgewerkt, mijnheer Verg: uwen. Wimmel
gem is geopend voor den lichtgloed der be
scbaving.
Mijtigeer Vergauwen. (opstaande.) Goeden
uacnt, mijnheereu.
Mijnhee Donckers. (insgelijks opstaande.)
Het spijt mij zeer, onjuneer Vergauwen, da
gij vertrokken moet op het oogenblik datonze
edekaveling zoo gewichtig wordt. Ik be
dank u voor de oouitsprekelijK groote eer
die gij ons bewezen hebt door uwe tegen
woordigheid op ons nederig volks congres
Mag ik u verzoeken overmorgen bij mij
het middagmaal te komen nemen
Daarop overhandigde hij mij klassen binnen geroepen en is vast
pa< zou geven,
inderdaad een papier, maar hernam even
daarna
Zie eens, of ik den naam wel goed heb
geschreven.
Bedaard stak ik het papier in mijn zak,
zonder het in te zien.
Doch dit was nog niet de laatste proef.
De generaal bracht mij naar den uitgang
van de tent en wenkte den schildwacht om
mij door te laten. Maar bij het weggaan riep
tiij mij nog na
Sla links af, dat is de naaste weg
Ik ging rechts en vervolgde ongestoord
mijn tocht.
Drie dagen later was de stelling in onze
banden.
Zondag, 20° April, vergadering ten
8 ure 's avonds, in 't Volkshuis.
SprekeriVir Vercruysse, van Kor
rijk, Kandidaat-Senator.
De bende schoelies, die Dinsdag,
Woensdag en Donderdag is rondge-
oopen te Brussel en in andere groote
stede opgemaakt door socialiste
redenaars, heeft te Brussel eenen
policie-agent doodgeschoten en twee
andere erg gekwetst. Eene herberg,
waar een der agenten ingeloopen
was, werd in brande gestoken.
Dat kwam gisteren te berde in de
Kamers, en Gitoyen Vandervelde,
die ondervraagd wierd waar hij was
tijdens dien oproer, zei dat hij ziek
is, dat hij eene zware operatie onder
staan heeft en de Dr Delbastée hem
had opgelegd 1e huis te blijven.
Dat en belette juist niet dat hij
Dinsdag avond eene uiterst hevige
redevoering uitsprak, in het Maisou
du Peuple te Brussel.
Wat zou onze volksvertegenwoor
diger M. Nolf daar wel van zeggen
hij die de groote vriend, om niet ti
zeggen de groote gevangeneis
van de socialisten, zijne bondgeno
ten
Te Gent meenden de socialisten
ook zoo te werke te gaan, maar ze
hadden gerekend zonder net voik. ai»
de katholieke Kamerheeren, verge
zeld van M. Braun, uit de statie kwa
men, werd er wel wat geschuifeld
door eenige socialisten, maar't ge
schuifel werd overkraaid door 't ge
juich van de antisocialisten, die ro d
hunne Kamerheereo de wacht hiel
den.
Te Antwerpen, te Luik en elders
nog hebben de socialisten ook ge
poogd wanorders te verwekken, maar
't is nog al tamelijk stille gegaan, in
vergelijking met hetgene te Brussel
is gebeurd.
en is
besloten aan de oproermakers hoofd
te bieden.
't Is hetgene geheel het land ver
langt. De vreemde gazetten schrijven
al gelijk, dat er niet en mag toege
geven worden. Meesterschap moet en
zal er blijven aan het bestier.
Hopen wij dat de ophitsers aan tij
den zullen kort gesteken worden, en
moet het zijn, dat het Staatsbestier
krachtdadiglijk allen oproer zal we
ten te beteugelen.
Zondag aanstaande, om 2 1/2 ure voor
middag, is er in onze belangrijke gemeente
eene groote vlaamsche volksvergadering,
met het volgende dagorde
1" Coremaris wetsvoorstel aangaande het
vlaamseh in het middelbaar onderwijs
2° De eeuwfeesten van Kortrijk.
Mr de advokaat Devisscbere van Brugge
en andere gekende vlaamsche sprekers zul
len bet woord voeren.
Mijnheer Vergauwen (schielijk naar de
deur gaandeuit vrees dat mijnheer Donckers
zijnenarm zouvastnemen.) MijnheerDonckers
ik denk dat ik verscheidene dagen zal weg
blijven. Gelief mij dus te verontschuldigen
(Hij treedt snel uit de kamer.)
Wanneer de kasteelheer buitende« Groote
Pint is, mompelt hij
Thans beu ik volkomen overtuigd dal
mijnheel Donckers mij tol het uitvoeren van
mijn plan in hel geheel niet kan helpen.
VII
Het is middernacht. De bazin uitDe
groote Pint grendelt hare deur vast, en
mijnheer Donckers begeett zich naar zijne
woning. Geene eerewacht vergezelt hem,
want de andere congres-leden zijn sedert een
Klein uur naar huis vertrokKen om niet on
der het bereik te vallen der artikelen van het
strafwetboek van madame, de vrouw.
De maan is aan den hemel gerezen. Geen
menscb bevindt zich nog op straat.
De volksvriend staat eene poos rond
te Kijken, scbuitt zijnen hoed achterover,
gewis om de maan zijn geniaal voorhoofd te
laten zien, en zegt daarna vergenoegd
Deze avond is mij een half millioen
weerd. Ik wil schurk heeteu indien bij mij
geen half millioen weerd is. Op dit oogen
blik ligt Vergauwen in zijn bed aan zijnen
verstandigen aanstaanden schoonvader te
denken. Glansrijk rijst de toekomst vóór mijn
oog. Daarop treedt bij met fleren stap voort
naar het Schaüë.i Hof. Na eenigen tijd,
ecüter ulijti inj staan. Runpels verschijnen
op zijn voortiootd, zijn oog oegiiit te gloeien,
iiij bah zijne vuist, steekt dreigend zijnen
arm uit en gromt
Eene sombere onweerswolk verduistert
tnijnegloi iezon en wil mijne prachtige droo-
menaandetoekumst, verijdelen. Zaldedichter-
ijke Hendrik Vergauwen niet aarzelen, wan
neer üij weet dat er arm voik tot mijne fa
milie behoort Rasteel, noodlottige on
geluksvogel, gij slaat op mijnen weg als een
baanstrooper.die het op mijn heil gemun
heeft. Noch de verrukkende schoonheid
mijner Leonore, noch de begaafdheid haars
vaders zal balen, wanneer Vergauwen ver
neemt dat gij mijn bloedverwantzijt. Akelige
gril van het noodlot I Zal ik er in gelukken
het vreeslijk geheim te bewaren Eilaas die
schurk van eenen Rik, zal achter mij dag
kozijn Gilles roepen wanneer iiij mij mei
den kasteelheer door de straat ziet wande
len lil....
Zijn arm zakt neder, zijn hooft zinkt voor
over en bij gaat, niet meer met fleren tred,
maar met boerenstap voort.
Wanneer hij in de nabijheid van he:
Schaliën Hof gekomen is, blijft hij an
dermaal staan et? bromt
Verdwijnen zult gij,... rampzalig boe-
venras dat mijne familie onteert I... ver
dwijnen in den donkeren nacht der vergetel
heid....
Dieindrukverwekkende woorden hebben
een heilzaam uitwerksel op het gemoed van
den begaafden man. Hij heft opnieuw zijn
hoofd op en herneemt zijnen statigen gang.
Tien minuten later treedt hij in zijne
buiskamer.
Hier zit een meisje van ruim twintig jaar
bij het licht eener petrolielamp te naaien.
Haar gelaat, waarop eene stille droefheid
baren stempel gedrukt heeft, is eenigszins
mager, doch tamelijk fraai gevormd, en
praalt met het waas van eenvoud en recht
zinnige deugd. Hare kleeding, alhoewel uit
erst nederig geeft te kennen dat zij iets meer
dan dienstmaagd is. Wanneer mijnheer
Donckers biiiueiiKomt, zegtzijzacht vader»
en werkt daarna zwijgend voort.
De volksvriend is eensklaps ernstig,
zeer ernstig geworden. Hij kijkt iii den spie
gel te welen of hij ernstig genoeg uitziet, en
nu hij zich overtuigd heeft dat zijn aarige
•.ichi veel gelijkenis heeft met dit van eenen
'UOen procureur des konings, zet bij zich
rechtover ziuie dochter
Zijne hoogw. de bisschop van Brugge heeft
benaamd
Opziener van het lager Katholiek onderwijs
voor de dekenij Yper. (zuid) Eer weerde Heer
Neuville.
WAEREGHEM- Maandag had hier een
plechtig betoog plaats ter eere van wijlen den
E. H. Demeulemeester,ui leven professor in he*
bisschoppelijk kollege te Yper. Na de solem-
neele mis, gezongen tot zielelafenis van den
diepbetreurden ennog zoo jeugdigen afgestorven
leeraar, huldigde men het gedenkteeken in op
zijn graf geplaatst. Talrijke vrienden waren op
gekomen. Iedereen weet nog hoe de dierbare
overledene in volle feestviering dooi' eene wree-
de en pijnlijke dood aan de liefde zijnerleerlin-
gen ontrukt werd. M. Emiel Glaeys, student in
de genie bij de hoogeschool, sprak, in naam van
den Studentenbond eene treffende redevoering
uit, die op al de omstaanders eeuen grooten in
druk maakte.
De suiker in pakken van de Tiensche
Maalderij zijn de beste. Te koop Dij alle
kruideniers.
WOESTEN.— Zaterdag namiddag is alhier in
de statie de tram van 2 ure 30 ontriggeld. De
foergon en eenige wagons geraakten van de
riggels. Men denks dat het ongeval veroorzaakt
werd dooreen weinig hout dat tusschen den
excentriek zat. De ontriggeling veroorzaakte
eene uur vertraging.
BRUGGE. Maandag avond, rond 10 ure,
daalde een italiaansche duikelaar,Jean Arbois,
in zee om aan den bouw der voorhaven van
Zee-Brugge mede te helpen. De verluchtingsbuis
bleef aan den bodem van een caisson hape
ren en de andere werklieden konden onmogelijk
den duikelaar terug ophalen. Arbois dien men
reeds lang verstikt dacht, werd dinsdag mor
gend, ten 9 ure, gered, hij was frisch en gezond,
na 11 uren onder water verbleven te hebben.
zijde ik ga u over eeoe uiterst gewichtige
zaak spreken.
Het mt-isje glimlacht bijna onmerkbaar en
voldoet aan bet verzoek haais vaders. Daar
na vervolgt deze
Lang reeds zijn wij in de duisternis ver
borgen weldra zal de tijd aanbreken waarop
wij ons in de wijde wereldzulbnverheffen.»
Eenigszins onrustig zegt het meisje
Vader, gij denkt er toch zeker niet aan
Wimmelgem te verlaten. Al de rnenschen die
hier wonen, hebben ons lief. Wat meer is,
wij zouden het in den vreemde nooit gt woon
worden.
Kind, de tnensch is geschapen om goed
te doen aan de maatschappij, en ik zou het
als eene zware misdaad aanzien hier een
werken nutteloos leven te blijven slijten, in
gezien er in bet vaderland zoovele hulpelooze
volkskinderen zijn, die mijne bescherming
noodig hebben. Mijne vrienden uit de hooge
wereld hebben mij reeds dikwijls herhaald
dat mijne talenten niet begraven mogen blij
ven. Ik zou eenen zedelijken moord plegen,
bleve ik aan hunne vermanende stem weder-
staan. Ontevreden zegt Leonore
Ik weet reeds wat er in uw hoofd speelt.
De gazetschrijver was gisteren weer bij u.
Nogmaals heeft hij wat bloemen op uwe
mouwen gespeld. Vader, waarom luistert gij
alujd naar dien man, die geen ander inzicht
heeft dan goeden sier ten uwen koste te
maken
Nog meer ontevreden dan zijne dochter,,
antwoordt mijnheer Donckers
Nore gij spreekt weer over zaken die gij:
niet kent. Uw vader kan mijnheer De Bloec.-
kei niet ontberen. Het is waar, de vriend
schap van dien schrijver kost n,ij nog af
veel, doch ik mag niet vergeten datzijnrug de
eeisie spoi l is van de ladder waarop ik mij
moet verheffen. Hij is een koning der pers,
en de pers is bet voetstuk waarop alle groote
mannen rusten. Een lofartikel over mijne be
gaafdheid en volksliefde, wordt door duizen
den lezers geslikt, en ieder dier lezers heeft
eene stem, die, als een sleutel, voor mij de
ti»on tnnn ZCg£ °P Plech" I P00rl Kamer zal openen. -
tigen toon Leonore, leg dat naaiwerk ter 1
jVordt voortgezet.)
n;„ k„o»amdan mij geen vrees in