ENGELBEWAARDER MENGELMAREN Katholieke Wacht Moordenaarsbende Langemarck Priesterlijke Benoemingen maar droeg een pak. met koopwaar op der, rug. De patrouille stond onder bevel van een luitenant, die recht op mij toereed en mij toesnauwde Wie zijt ge ?En waar moet ge naartoe Dat zou mijn eerste proet zijn. Aller oogen waren op mij gericht, en toen ik niet antwoordde, hoorde ik iemand zeg gen Die kerel is doofstom. Hij heeft juist een gezicht als eene strijkplank. Zeer vleiend, dacht ik bij mij zelve, terwijl ik met het onnoezelste gelaat op een meegenomen schalie schreefWat verlangt ge Ik gaf de schalie aan den luitenant, die daarop antwoordde Wie zijt ge?en waar gaat genaartoe Ik noemde mijn naam Thomas Van Dijk, en deelde hem mee, dat ik marskramer was. De officier verlangde mijn pas te zien, maar ik vertelde hem, dat men mij dien eeni ge dagen geleden bij een overval ontstolen had Hij zag mij een oogenblik wantrouwend aan en zegde toen, dal ik door kon gaan. Vlak voor mij lag het kamp maar elke poging om thans nog van richting te veran deren, zou mij in nog grooter gevaar bren gen Ik liep dus door in de aangewezen rich ting. En dat was mijn geluk, want spoedig be speurde ik, dat een der ruiters mij op den voet volgde. Ik liet mij echter niet verrassen maar deed alset ik niets bemerkte, hoewel hij zoo dicht achter mij reed, dat ik de aden van het paard in mijn nek voelde. Eindelijk werd ik door een schildwach aangehouden. Ik gaf hem mijn schalie, waar op ik mijn beroep geschreven had, en een oogenblik later stond ik voor den officier van de wacht. En thans werd ik met zooveel overleg op de proef gesteld, dat ik mij zeker verraden zou hebben, als ik niet op alles voorbereid was geweest. Hier is een doofstomme man, iemand zonder pas, zegde mijn geleider tot den nffi cier, die bezig was te schrijven. All right, antwoordde deze, zonder op te zien, en terwijl de soldaat zich ver wij derde, wendde hij zich half naar mij toe zeggende: Ga even op zij, ik ben dadelij klaar. Hij zegde dit op zulk een ongedwongen toon en zijne beweging was zóo natuurlijk dat ik voelde, hoe mijn spieren onwillekeurig ik' 'hechts Mn voet verzel,nAafifiwa^T^vnn'o' ren geweest. Maar toen ik niet de minste beweging maakte, nam hij mij nauwkeurig op en be gon mij nauwkeurig te ondervragen. Ik gat hem de inlichtingen, die hij verlangde en terwijl de schalie van hand tot hand ging kwam een kapitein binnen. Mijn ondervrager wendde zich nu tot hem Ik heb hier een doofstomme, sprak hij. De man beweert dat hij een marskramer is, die in het kamp zaken komt doen. Maar dit slag van volk is niet te vertrouwen. H zegt ook dat hij een pas van Buiier heeft ge- bad, doch dat men hem dien onlangs bij een schermutseling ontstolen heeft. Zie er zijn bloedvlekken op de mouw van zijn frak. Ik de a ij Hij zegde dit weer op zulk een natuurlij ken toon. dat ik mij bijna\erraden had. knipte met de oogen, maar sloeg den blik niet neer. Daarop nam hij de schalie en schreef, dat ik tot het verwisselen van wacht in het kamp mocht blijven, maar m dan hier bij den wachthebbenden officier moest aanmelden. Ik kreeg toen wal te eten, verkocht onge veer de helft van mijne waren en kon blijven •ondloopen, nadat ik mijn rapport weder aan den nieuwen officier had laten zien. De soldaten hielden mij voor hetgeen waar voor ik mij uitgaf. Sommigen hadden mede lijden met mij, anderen hielden mij voor den gek. Eens, toen ik even op den grond lag ge knield om mijn pak los te maken, werd er «en pistool vlak achter mij afgeschoten, tot een geluk hadde ik den haan hooren span nen. Eindelijk bevond ik mij vlak voor de stel ling, die ik moest opnemen, en zonder veel moeite werd het mij duidelijk, dat deze bij een bestorming niet voldoende verdedigd •ton worden. Ik had nu mijn doel bereikt en trachtte mij dus zoo snel mogelijk uit de voe ten te maken, wat mij aanvankelijk gelukte. Maar spoedig werd ik weer door een pa trouille aangehouden en thans voor den ge neraal gebracht. In zijne teut bevonden zicb verscheidene officieren. Nauwelijks bad ik mijn rapport afgegeven, of een hunner, een miliiaar doktor, fluisterde den chef iets in het oor. Ik begreep, dal dit mij gold. Na afloop van eenige minuten wendde de generaal zich naar mij en sprak op onge dwongen toon Laat mij nu eens hooren, wat ge te vertellen hebt. De docler zag mij vast en onderzoekend aan. De minste beweging zou hem niet ont gaan zijn. Kom hier! bulderde de generaal. Ik bleef onafgebroken staren naar het ge vest van zijn sabel, die hij voor zich op de tafel had gelegd, verroerde mij niet, voor dat hij mij met leekens aan het verstand had gebracht, dal ik naderbij moest komen. Toen gaf ik hem mijne schalie. Hij vroeg waarom ik geen pas had en waar ik heen wilde. Ik vertelde wat er met mijn pas was gebeurd en dal ik naar B... had willen gaan om nieuwe waren in te koopeu. De generaal scheen tevreden, maar de dokter, die een nauwkeurig opmerker scheen te zijn, was nog niet overtuigd, Ik hoorde hoe hij aan de overigen zijn twijfel meedeelde. maar ik gevoelde, aai 1* .UIJ .3 zou moeten inspannen om den dokter te verschalken De strikken, die hij mij spande, mogen onbeduidend schijnen, maar het vereisohte al mijne tegenwoordigheid van geest en de- inspanning van al mijne zenuwen om mijn geheim voor zijn scherpen blik te bewaren Eensklaps stond hij op, liep naar mij toe klopte mij vriendelijk op den sehouder en zegde Steekt uwe tong eens uit Ik klemde mijne landen op elkaar om mijne tongteiug te houden. Sia rechtklonk het gebiedend. Ik stond in gebogen houding het korte bevel trof mij als een zweepslag, maari verroerde geen spier. MENGELWERK 14. DE "t: door HONOrtÉ STA ES Ik denk zelfs dat zij het later zal doen Nooit zal ik mij tegen den jongeling haier keuze verzetten üetzij hij Dedelaar of millioen bezitter zij, indien tnj enKel net inzicht heef baar geluKkig te maken. Neen, naar geld vraag ik niet, aangezien de fortuin mij ge noeg begunstigd beeft om haar eeuen weer digen rang in de samenleving te laten be kleeden. Mijnheer Vergauwen. Mijnheer Donckers in uwe piaais zou ik bandelen zooals gij. Mijnheer Donckers. Mijne dochter .s zeer dichterlijk, mijnbeer Vergauwen. In het voor bijgaan zij hier gezed, dat ik haar de lede voeringen welke ik iudekatner zal uitspreken vóórgelezen heb. Zij deelt er mij hare denK wijze over mede en hare fijngevoelige zi geeft er eene Kleur aan die ze waailijk De KoorlijK maaKt. Waiiuaer zij bij de piauo zii hoor ik naar diKw.jls liederen zingen ovei jongelingen die een dicüterlijK uuzioht heb ben. Dezen namiddag zong zij van eenen jongen heer met fijne zwarte kneveltjes :zoo hertroerend was hare romance dat tranen over mijne wangen vloeiden. Mijnheer Vergauwen. (onthutst.) Mijnheer DoncKers, niet alle jongelingen met zwarte knevehjes zijn dicüterlijK. Mijnheer Donckers. (op de woorden van den kasteelheer niet lettende.) Daarom zal ia tot den jongeling wien zij haar hert schenk t, zeggen Geliefde schoonzoon, boven de schatten die mijne dochter u brengt, schenkt zij u een hert dat meer weeid is dan ai haar goud. (Hij slaat met zijne breede hand op de knie van Mijnheer Vergauwen.) Mijnheer Vergauwen. (Zijn uurwerk uit- De dok ter scheen nu boos ie worden. Een halve minuut lang zag hij mij doordringend aan en wendde zich toen tol de anderen Hij vertelt, dat hij zijn pas is kwijtge raakt, maar ik zou daar nog wel walmeer van willen weten. Welke dag was dat Hij keerde zich om en zag mij vragend aan. Indien ik mij niet op alles had voorbe eid, ik ben er zeker van, dat mijn tong mij toen eene poets zou gespeeld hebben. Zijne herhaalde, mislukte pogingen deden de anderen in lachen uitbarsten. Ik schreef nu op mijne schalie Wat verlangt u Mijnheer denkt toch niet, dat een vluchteling ben Ik denk dat ge een bedrieger zijt, schreef hij terug. Daarop antwoordde ik Het is al treurig genoeg om te zijn zooals ik ben, zonder dat men ora mij be hoeft te lachen of kwaad'Van mij te denken De generaal knikte mij vriendelijk toe en zegde daarop tot den dokter Ik ben Diet van plan dien armen kerel laager dan tol morgen hier te houdeu. De wacht werd thans geroepen en men Dracht mij in arrest. Daar vond ik reeds een anderen gevangene en ik begreep, dat man ons met een bepaald oogmerk had samen ge bracht. Nauwelijks was de deur dan ook gesloteD, of de man kwam naar mij toe, greep mijne hand en riep Heeft men u ook gevat Nu zullen wij samen moeten sterven Ik trachtte hem te beduiden, dat ik doof stom was, maar hij antwoordde Praatjes Mij behoeft ge zoo iels niet wijs ie maken. Ik ken u wel en ik zal u zeg gen wie ik ben. Ik ben een Hollander en werd een wees geleden als spion gevangen genomen. Vandaag heeft de krijgsraad mi. ter dood veroordeeld en morgen moet ik op gehangen worden. Twee voile uren was hij bezig om mij te bewerken, maar ten laatste liet hij mij mei rust. Aan slapen durfde ik dien nacht niet den ken, daar instinktmatig begreep, dat de dokter zijn argwaan nog niet had laten va ren en mij nog wel een poets zou spelen. En inderdaad tegen middernacht ver nam ik sluipende voetstappen en opeens hoorde ik vlak naast mijn legerstede een ver vaarlijk geschreeuw aanheffen. Het was de doktoor met eenige soldaten Ik bleef onbeweeglijk liggen. Plotseling werd er een geweer bijna boven mijn hoofd afschoten, waarop de dokter Kerel, ge hebt hem doodgeschoten Maar ik wist wel beter en het behaagde mij niet, om wakker Ie worden voordat zi aan mij begonnen te schudden. Den volgenden morgend verdween de voorgewende spion. Men bracht mij eenig ontbijt en ik ging met den rug naar de deur zitten om het te gebruiken Duidelijk onderscheidde ik de volgende woorden Let nu goed op. De deur werd zacht geopend en ik hoorde een revolver klinken. Het bloed stolde mij in de aderen, maa ik ging door rapt eten Tegen den middag werd ik weer naar de tent van den generaal gebracht. Hij was al trekkende Mijnheer Donckers, hei is bijn elf ure. Morgen moet ik.... Mijnheer Donckers. (onderbrekend) Indien mijn schoonzoon liefhebber van bet dichter iyke en van de wetenschap is, zou zijn lo waarlijk benijdeusweerdig zijn mijne doch ter zou zijne dagen omringen met liefde en zorg en ik zou met hem handelen over de maatschappelijke kwestie en andere takken der wetenschap. In het lustprieel van ons Duiiengoed gezeten, zouden wij met elkander middelen beramen om het volk van Wimmel gem meer en meer te verlichten. Gedurende onze rusturen zou Leonore, den lierzang De wraak van den geradbraakte dien i* in mijne jeugd gedicnt heb, uitgalmen. Zoo zouden wij bet aangename met het nuttige vereenigen. Wat zegt gij van dit plan, beste jongen Mijnheer Vergauwen. (blozend) Heerlijk neeihjK, mijnheer DoncKersIk bedank u en al de heeren congres-leden voor de ge tiegenheid die mij hier dezen avond betoond is. Het spijt mij waarlijk dat ik niet langer m uw lustig gezelschap kan blijven. Daar ik morgen mei den eersten trein naar Brussel vertrekken moét, is het voor mij hoog lijd iet' ruste te gaan. Neem hel dus niet kwlijk dai ik verueK. Al de punten, die aan hei dagorde va.i hel congres waren, zijn toch Despioken, nietwaar De geleerde secretaris. Al de punten zijn afgewerkt, mijnheer Verg: uwen. Wimmel gem is geopend voor den lichtgloed der be scbaving. Mijtigeer Vergauwen. (opstaande.) Goeden uacnt, mijnheereu. Mijnhee Donckers. (insgelijks opstaande.) Het spijt mij zeer, onjuneer Vergauwen, da gij vertrokken moet op het oogenblik datonze edekaveling zoo gewichtig wordt. Ik be dank u voor de oouitsprekelijK groote eer die gij ons bewezen hebt door uwe tegen woordigheid op ons nederig volks congres Mag ik u verzoeken overmorgen bij mij het middagmaal te komen nemen Daarop overhandigde hij mij klassen binnen geroepen en is vast pa< zou geven, inderdaad een papier, maar hernam even daarna Zie eens, of ik den naam wel goed heb geschreven. Bedaard stak ik het papier in mijn zak, zonder het in te zien. Doch dit was nog niet de laatste proef. De generaal bracht mij naar den uitgang van de tent en wenkte den schildwacht om mij door te laten. Maar bij het weggaan riep tiij mij nog na Sla links af, dat is de naaste weg Ik ging rechts en vervolgde ongestoord mijn tocht. Drie dagen later was de stelling in onze banden. Zondag, 20° April, vergadering ten 8 ure 's avonds, in 't Volkshuis. SprekeriVir Vercruysse, van Kor rijk, Kandidaat-Senator. De bende schoelies, die Dinsdag, Woensdag en Donderdag is rondge- oopen te Brussel en in andere groote stede opgemaakt door socialiste redenaars, heeft te Brussel eenen policie-agent doodgeschoten en twee andere erg gekwetst. Eene herberg, waar een der agenten ingeloopen was, werd in brande gestoken. Dat kwam gisteren te berde in de Kamers, en Gitoyen Vandervelde, die ondervraagd wierd waar hij was tijdens dien oproer, zei dat hij ziek is, dat hij eene zware operatie onder staan heeft en de Dr Delbastée hem had opgelegd 1e huis te blijven. Dat en belette juist niet dat hij Dinsdag avond eene uiterst hevige redevoering uitsprak, in het Maisou du Peuple te Brussel. Wat zou onze volksvertegenwoor diger M. Nolf daar wel van zeggen hij die de groote vriend, om niet ti zeggen de groote gevangeneis van de socialisten, zijne bondgeno ten Te Gent meenden de socialisten ook zoo te werke te gaan, maar ze hadden gerekend zonder net voik. ai» de katholieke Kamerheeren, verge zeld van M. Braun, uit de statie kwa men, werd er wel wat geschuifeld door eenige socialisten, maar't ge schuifel werd overkraaid door 't ge juich van de antisocialisten, die ro d hunne Kamerheereo de wacht hiel den. Te Antwerpen, te Luik en elders nog hebben de socialisten ook ge poogd wanorders te verwekken, maar 't is nog al tamelijk stille gegaan, in vergelijking met hetgene te Brussel is gebeurd. en is besloten aan de oproermakers hoofd te bieden. 't Is hetgene geheel het land ver langt. De vreemde gazetten schrijven al gelijk, dat er niet en mag toege geven worden. Meesterschap moet en zal er blijven aan het bestier. Hopen wij dat de ophitsers aan tij den zullen kort gesteken worden, en moet het zijn, dat het Staatsbestier krachtdadiglijk allen oproer zal we ten te beteugelen. Zondag aanstaande, om 2 1/2 ure voor middag, is er in onze belangrijke gemeente eene groote vlaamsche volksvergadering, met het volgende dagorde 1" Coremaris wetsvoorstel aangaande het vlaamseh in het middelbaar onderwijs 2° De eeuwfeesten van Kortrijk. Mr de advokaat Devisscbere van Brugge en andere gekende vlaamsche sprekers zul len bet woord voeren. Mijnheer Vergauwen (schielijk naar de deur gaandeuit vrees dat mijnheer Donckers zijnenarm zouvastnemen.) MijnheerDonckers ik denk dat ik verscheidene dagen zal weg blijven. Gelief mij dus te verontschuldigen (Hij treedt snel uit de kamer.) Wanneer de kasteelheer buitende« Groote Pint is, mompelt hij Thans beu ik volkomen overtuigd dal mijnheel Donckers mij tol het uitvoeren van mijn plan in hel geheel niet kan helpen. VII Het is middernacht. De bazin uitDe groote Pint grendelt hare deur vast, en mijnheer Donckers begeett zich naar zijne woning. Geene eerewacht vergezelt hem, want de andere congres-leden zijn sedert een Klein uur naar huis vertrokKen om niet on der het bereik te vallen der artikelen van het strafwetboek van madame, de vrouw. De maan is aan den hemel gerezen. Geen menscb bevindt zich nog op straat. De volksvriend staat eene poos rond te Kijken, scbuitt zijnen hoed achterover, gewis om de maan zijn geniaal voorhoofd te laten zien, en zegt daarna vergenoegd Deze avond is mij een half millioen weerd. Ik wil schurk heeteu indien bij mij geen half millioen weerd is. Op dit oogen blik ligt Vergauwen in zijn bed aan zijnen verstandigen aanstaanden schoonvader te denken. Glansrijk rijst de toekomst vóór mijn oog. Daarop treedt bij met fleren stap voort naar het Schaüë.i Hof. Na eenigen tijd, ecüter ulijti inj staan. Runpels verschijnen op zijn voortiootd, zijn oog oegiiit te gloeien, iiij bah zijne vuist, steekt dreigend zijnen arm uit en gromt Eene sombere onweerswolk verduistert tnijnegloi iezon en wil mijne prachtige droo- menaandetoekumst, verijdelen. Zaldedichter- ijke Hendrik Vergauwen niet aarzelen, wan neer üij weet dat er arm voik tot mijne fa milie behoort Rasteel, noodlottige on geluksvogel, gij slaat op mijnen weg als een baanstrooper.die het op mijn heil gemun heeft. Noch de verrukkende schoonheid mijner Leonore, noch de begaafdheid haars vaders zal balen, wanneer Vergauwen ver neemt dat gij mijn bloedverwantzijt. Akelige gril van het noodlot I Zal ik er in gelukken het vreeslijk geheim te bewaren Eilaas die schurk van eenen Rik, zal achter mij dag kozijn Gilles roepen wanneer iiij mij mei den kasteelheer door de straat ziet wande len lil.... Zijn arm zakt neder, zijn hooft zinkt voor over en bij gaat, niet meer met fleren tred, maar met boerenstap voort. Wanneer hij in de nabijheid van he: Schaliën Hof gekomen is, blijft hij an dermaal staan et? bromt Verdwijnen zult gij,... rampzalig boe- venras dat mijne familie onteert I... ver dwijnen in den donkeren nacht der vergetel heid.... Dieindrukverwekkende woorden hebben een heilzaam uitwerksel op het gemoed van den begaafden man. Hij heft opnieuw zijn hoofd op en herneemt zijnen statigen gang. Tien minuten later treedt hij in zijne buiskamer. Hier zit een meisje van ruim twintig jaar bij het licht eener petrolielamp te naaien. Haar gelaat, waarop eene stille droefheid baren stempel gedrukt heeft, is eenigszins mager, doch tamelijk fraai gevormd, en praalt met het waas van eenvoud en recht zinnige deugd. Hare kleeding, alhoewel uit erst nederig geeft te kennen dat zij iets meer dan dienstmaagd is. Wanneer mijnheer Donckers biiiueiiKomt, zegtzijzacht vader» en werkt daarna zwijgend voort. De volksvriend is eensklaps ernstig, zeer ernstig geworden. Hij kijkt iii den spie gel te welen of hij ernstig genoeg uitziet, en nu hij zich overtuigd heeft dat zijn aarige •.ichi veel gelijkenis heeft met dit van eenen 'UOen procureur des konings, zet bij zich rechtover ziuie dochter Zijne hoogw. de bisschop van Brugge heeft benaamd Opziener van het lager Katholiek onderwijs voor de dekenij Yper. (zuid) Eer weerde Heer Neuville. WAEREGHEM- Maandag had hier een plechtig betoog plaats ter eere van wijlen den E. H. Demeulemeester,ui leven professor in he* bisschoppelijk kollege te Yper. Na de solem- neele mis, gezongen tot zielelafenis van den diepbetreurden ennog zoo jeugdigen afgestorven leeraar, huldigde men het gedenkteeken in op zijn graf geplaatst. Talrijke vrienden waren op gekomen. Iedereen weet nog hoe de dierbare overledene in volle feestviering dooi' eene wree- de en pijnlijke dood aan de liefde zijnerleerlin- gen ontrukt werd. M. Emiel Glaeys, student in de genie bij de hoogeschool, sprak, in naam van den Studentenbond eene treffende redevoering uit, die op al de omstaanders eeuen grooten in druk maakte. De suiker in pakken van de Tiensche Maalderij zijn de beste. Te koop Dij alle kruideniers. WOESTEN.— Zaterdag namiddag is alhier in de statie de tram van 2 ure 30 ontriggeld. De foergon en eenige wagons geraakten van de riggels. Men denks dat het ongeval veroorzaakt werd dooreen weinig hout dat tusschen den excentriek zat. De ontriggeling veroorzaakte eene uur vertraging. BRUGGE. Maandag avond, rond 10 ure, daalde een italiaansche duikelaar,Jean Arbois, in zee om aan den bouw der voorhaven van Zee-Brugge mede te helpen. De verluchtingsbuis bleef aan den bodem van een caisson hape ren en de andere werklieden konden onmogelijk den duikelaar terug ophalen. Arbois dien men reeds lang verstikt dacht, werd dinsdag mor gend, ten 9 ure, gered, hij was frisch en gezond, na 11 uren onder water verbleven te hebben. zijde ik ga u over eeoe uiterst gewichtige zaak spreken. Het mt-isje glimlacht bijna onmerkbaar en voldoet aan bet verzoek haais vaders. Daar na vervolgt deze Lang reeds zijn wij in de duisternis ver borgen weldra zal de tijd aanbreken waarop wij ons in de wijde wereldzulbnverheffen.» Eenigszins onrustig zegt het meisje Vader, gij denkt er toch zeker niet aan Wimmelgem te verlaten. Al de rnenschen die hier wonen, hebben ons lief. Wat meer is, wij zouden het in den vreemde nooit gt woon worden. Kind, de tnensch is geschapen om goed te doen aan de maatschappij, en ik zou het als eene zware misdaad aanzien hier een werken nutteloos leven te blijven slijten, in gezien er in bet vaderland zoovele hulpelooze volkskinderen zijn, die mijne bescherming noodig hebben. Mijne vrienden uit de hooge wereld hebben mij reeds dikwijls herhaald dat mijne talenten niet begraven mogen blij ven. Ik zou eenen zedelijken moord plegen, bleve ik aan hunne vermanende stem weder- staan. Ontevreden zegt Leonore Ik weet reeds wat er in uw hoofd speelt. De gazetschrijver was gisteren weer bij u. Nogmaals heeft hij wat bloemen op uwe mouwen gespeld. Vader, waarom luistert gij alujd naar dien man, die geen ander inzicht heeft dan goeden sier ten uwen koste te maken Nog meer ontevreden dan zijne dochter,, antwoordt mijnheer Donckers Nore gij spreekt weer over zaken die gij: niet kent. Uw vader kan mijnheer De Bloec.- kei niet ontberen. Het is waar, de vriend schap van dien schrijver kost n,ij nog af veel, doch ik mag niet vergeten datzijnrug de eeisie spoi l is van de ladder waarop ik mij moet verheffen. Hij is een koning der pers, en de pers is bet voetstuk waarop alle groote mannen rusten. Een lofartikel over mijne be gaafdheid en volksliefde, wordt door duizen den lezers geslikt, en ieder dier lezers heeft eene stem, die, als een sleutel, voor mij de ti»on tnnn ZCg£ °P Plech" I P00rl Kamer zal openen. - tigen toon Leonore, leg dat naaiwerk ter 1 jVordt voortgezet.) n;„ k„o»amdan mij geen vrees in

HISTORISCHE KRANTEN

Nieuwsblad van Yperen en van het Arrondissement (1872-1912) | 1902 | | pagina 2