DROOM
kandidatuur aan te bieden dat ik hier door
het komiteit gezonden ben.
Menheer. Ik kandidaat Ik Gij weet
het, voor het welzijn der partij ben ik be
reid tot de grootste opofferingen, maar dat
is vele vragen. Nu in alle geval, vooraleer
mijn jawoord te geven zou ik alleszins willen
weten welk het liberaal programma zal zijn.
Den Uilevanger. 't Is hetzelfde, of
daaromtrent, van over vier en acht jaar.
Aan't hoofd, natuurlijk, staat de herin
richting van het onderwijs, dat nu om zoo
te zeggen geheel in d'handen is der kaloten.
Hunne katholieke knechtenscholen, hunne
nunnenscholen, hun pasterscollege, zijn
allen opgepropt met leerlingen. Dus, oorlog
aan het katholiek onderwijs En eerst en
vooral heropening van het gemeentecollege,
door de kaloten afgeschaft.
Menheer.—Maar dat zal veie geld kosten.
Den Uilevanger. Dat en maakt niet
wij zullen zooveel te min doen werken.
Menheer. En de werklieden dan
Den Uilevanger. De werklieden De
werklieden? Zij en moeten "tmaar weten.
Als er geen werk en is, zij en gaan niet
werken. We zullen ze de marseillaise
doen zingen en van 't ongedierte der pa
pen om hunne mage te vullen.
En om onze scholen te bevolken, gaan wij
opnieuw de middels gebruiken van over tijd:
de werklieden en arme menschen 't mes op
de kele leggen te kiezen tusschen ons
hunne kinderen over te leveren, of geen
werkgeen brood, geen onderstand meer.
Menheer. En nu het tweede punt van
het programma
Den Uilevanger. Verwereldlijking van
de gestichten. In andere woorden, de nun-
nen en de papen buiten uit de Weezenscho-
len, de Gasthuizen, de Belle, Sinte Gode-
lieve en 't Nazareth.'t Moet hier gaan gelijk
in Vrankrijk. Onze gazetten het Weekblad
en het Progres hebben het ons trouwens
geschreven dat de voorbeelden van de fran-
sche vrijheidsmannen hier dienden nage
volgd te ^ijn.
Menheer. En het derde punt
Den Uileman. Oorlog aan den gods
dienst
Geen carillon meer noch pompiers voor
processiën en Te deums maar carillon en
orgels, zelfs op goeden Vrijdag. De kinderen
in onze scholen den haat aanleeren en in
boezemen tot kerk en priesters, en het volk
gewennen de katholieken uit te schelden,
gelijk onze mannen zondag laatst nog deden,
zelfs in volle strate.
Menheer. En het vierde punt
Den Uilevanger.Al de katholieke werk
lieden en bedienden van stad wegeenden en
ie vervangen door socialisten en liberalen,
al waren dezen van de ergste deugnieten.
Onze vrienden van Mechelen eil Enghien,
gevoed en opgekweekt in dezelfde liberale
princiepen als wij, hebben alzoo ook gehan
deld.
Vijfde punt Verbond met de socialisten.
Zesde punt Nieuw pompierskorps en
nieuw stadsmuziek. Mijne strijkers....
Menheer. 'k Wete al laDge genoeg, g'en
moet niet meer voort doen.
Den Uilevanger. Dat zijn de bijzon
derste punten. "Wat zegt gij ervan
Menheer. Wat ik er van zeg Hoor
Ten eerste Met zulk een programma
moet de liberale partij dieper en dieper
zinken in de achting van de eerlijke en def
tige Ypersche bevolking.
Ten tyveede 'k Verwerpe eene kandida-
ture die mij voor geheel mijn leven zou
schandvlekken
Ten derde gij en kunt hier niet te rap
buiten zijn, hoor-je't
Den Uilevarger. Maar Menheere, zoo
haastig toch niet. Indien gij geen kandidaat
wilt zijn, toont ten minste uwe jeunste met
eene kleinigheid te geven voor de liberale
propaganda. Onze kas is ijdel gelijk een
oude pompierskas....
Menheere. Nè daar is twee franks vijf
en zeventig voor nen nieuwen kepi, en laat
me nu gerust, (roepende achter de maarte)
Sophie laat dezen mensch buiten.
Den Uilevanger buitengaande en ver
zuchtende in zijn eigen 't Is nu al den der
den zulken Uil dien 'k vandage vange.
'k Droomde passeerde nacht van Reusje.
't Mannetje kwam de Thorrepoort in, al
dansen naar gewoonte, en 't stond stille
rechte voor mijn huis, dat niet verre en staat
van den wieltje gracht, 't Hadde zijn panen
volhoedje aan, met eene groote pluim er op
en zijn scharlaken lijf en rok, met roode
linten en breede Ypersche kanten, 't en had-
de dezen keer geen wapens, tenzij een stok
die uit zijne rechter valize beurze stak, als
of het een beesmestok was
't Ventje was net en preusch gelijk Kei
zer Kareis katte.
Klop, klop, ging het op mijne voordeur,
'k en hadde den tijd niet om op te staan, of
Reusje vroeg om binnen te komen al mijn
scheurebreê zoldervenster, 't was er in een
sprong.
Om de waarheid te zeggen, 'k verschoot
en 'k beefde van schrik, al is 't dat Reusje
grimlachte in zijnen gekrulden langen zwar
ten baard. Ja, ge zou schrikken als ge daar
iemand ziet staan, in 't midden van den
nacht, bij uw bedde, met zijn lijf tusschen
de balken van den zolder, en zijn kop tot
aan 't toppelje van 't dak.
Maar Reusje stelde mij allichte gerust, 't
lachte dat 't krielde. Zijn pannenlatten on
derrok ruttelde nu en dan gelijk eene mande
vol drooge okkernoten die me verzet. Nu en
dan ook ging zijn hoedje tegen de veusten
en zijne pluime laaidde de koppenetten af.
'k Moest op 't laatste zelve lachen maar
'k kwam verlegen als 'k zag dat Reusje's
hair en baard vol stof en strooitjes waren,
'k Verexcuseerde mij en moeder Barbara,
zooveel ik kon Ze kan zij toch heele dagen
met den kopper in heur handen niet staan.
Reusje antwoordde vol beleefdheid 't
en is niemendalle en hij haalde iets uit
zijnen diepen zak... 't was een beesme, lang
ontrent gelijk eene gaaiperse.
En Reusje begon te zingen
Den becsme,
Den beesme,
Wat doe m'er mêe
Wat doe m'er meê
Men vaagt er mêe,
Men vaagt er mêe.
Den vloer, den vloer.
'k Zei bij mijn eigen 't ga wel, Reusje
is nu ook strijker geworden. Of is 't mis
schien den beesme van V Progrès waarmêe
een propere vuilaard Reusje's bladje uit de
staminé vaagde
Maar Reusje antwoordde als of 't mij no
gedachten kende 't en doet, 't en doet,
Warden, dat is een ouden beesme, een
historieschen beesme, die overtwalf jaar
de liberalen van 't stadhuis burstelde, en
die nog altijd te Metje Claare's gereep