In den donkeren Savez-vous pas vous dat Apoléon Bone parte gezeid heeft dat het woord Impossible in de fransche diksionnèèèère niet en staat!. Reusje die dat hoorde moeste zen bretels losmaken om op zen gemak te kunnen lachen M.' Zen vertèèrkasje ging op en néére en tranen lijk bolieketjes sprongen uit zen kijkkassen E wè verdraaid, zei het in zen eigen, achter dat het ferm gelachen had, die slimme snotneuze mag wel met Apoléon Boneparte voor nen dag komen 'K en kan ik geen schooner vergelijking <i maken of tusschen den Fameuzen Apoléon <1 en de grrooote machtige alomverdernelèè- rende liberale partij Kijk Apoléon was groot en machtig Alles moest voor hem buigen of bersten Niets wéerstond aan zijne macht en *t was als zijne glorie ten toppe steeg dat hij de spreuke loste van onze histériekschen alweter Impossible is een woord dat in den franschen diksionnèère niet te vinden is. Ja maar, Apoléon begon papevleesch te eten en hij kreeg een indizeksie. Hij begon den Paus den duivel aan te doen en van dan afPoef zei de blaas en de groote man was voor de... busse I De groote dwingeland kreeg zulk nen seldermensche Waterloosche vlooijinge dat al met nen keer het woord impossibelwel honderd duist keeren op zen achterdeure aan 't schitteren ging én, door de presse, op de Fransche diksiennèère. Ging het anders met de grrooottte liberale partij?... 'k Vraag het u?... Lange jaren schitterde zij lijk Apoléon, maar tijden kwa men dat het papevleesch zoodanig goêkoop krijgs was dat de liberaletjes ervan aten buiksfabij Maar, poefzei de blaas en ze waren ook voor de Busse Ze kregen ook zulk nen Waterloosche indizeksie dat de Socialische lavementzetters niet meer be kwame en zijn hunne eeuwige dood tegen te houden R. I. P. Amen. I De Drake. Maar Reusje toch, waarom die schrikkelijke verwonderinge Reusje. Blinder Wie en zou er niet verwonderd zijn Een gat in den nacht, en bij zulk duivelsch slecht weêre, wie zou er ooit gedacht hebben dat de Drake, met heur schoone korte pootjes en haar net en splin ternieuw verguld kleed zou de steè uitgaan Drake, 't steekt daar iets onder... De Drake. 't En doet Reusje. Kijk, ik en kan niet anders weg dan bij den donkeren en als't slecht weêre is.... Want der zijn altijd kurieusneuzen die hunnen dito in de lucht steken, en moesten de geuzen bemer ken dat de Drake hare roestige spille ver laat. om alzoo een nachtwandelingsken te doen... ge verstaat wel Reusje. Ja, zeer wel, maar drommels, wat ik niet en versta, 't is dat wandelen bui ten steê... "t Dunkt mij pertank dat ons groot werk hier in steê is. De Drake. Tut te tutZonder ons steêwerk te verwaarloozen, we kunnen ook al ne keer een kurieus oogsken slaan naar buiten... Al het vet en plakt aan den zelfden stok niet... bah neen hij. Zie, Reusje, zonder uw kwalijk nemen, de liberalen, en g'hebt ze laten doen met u over een jaar of vijftien tusschen wat snotjongens rond te wandelen in de straten van Yper, met de plooien van uw kleed ne keer in den verschen indigo te doppen, heb ben alzoo... 'k en weet haast niet hoe zeg gen... nu, 't is er uit, een klein beetje uwen geest bedoomd... Reusje. Inderdaad 'k moet bekennen, maar waarlijk, 't was meer 't effekt van de tijgen... De Drake. Laat dat potje gedekt. Reusje,potje en is immers geen pot en geloof me vrij, 't is verre van mijn gedacht vau u de minste beknibbeling toe te dienen. Gij weet Reusje, ik bekleede de hoogste bedieninge van steê zonder kwalijk nemen van den torrewaker, aangezien ik daar boven den halletoren, wijds en zijds den wind wijze aan 't Ypersch volk. Reusje. 'k Moet bekennen, beste vrien- dinne, dat ge daar verre vooren zijt bij Reusje, hoe lang ik ben.... Ge zit daar hooge en ge kunt verre rondkijken, en 'k wete, al is 't dat ge van de jongste niet meer en zijt, dat ge nog ge.enen bril vau doene en hebt... De Drake.— Geen vleierij, Reusje, 'kben daar niet vooren laat mij liever voort zeggen. Ge bekent, Reusje, dat ik hooge zitte en dat ik verre kan kijken Ehwel, om het te zeggen lijk of het is, in de laatste jaren heb ik dikwijls ne keer mijnen katonnetten neus doek over mijne oogen gewreven ik meende, onder' ons gezeid, dat ik aan dalto nism onderhevig was, omdat ik alzoo alle soorten van grijsde, in de zonne glinsterende striepen zag, die slingerden links en rechts door de velden, net als slangen. Dat was mij zoodanig nieuwe en aardig, en lijk of ik mij daaraan niet en verstond,'k heb gaan kijken wat al die striepen alzoo mochten betee- kenen.... Reusje. Potverduivekote Drake, mijn lievetjeik herkenne daarin uwe oude nieuwsgierigheid... En... wat beteekenen al die... grijsde, in de zonne glinsterende striepen De Drake. Zwijg, Reusje, laat mij ne keer van klare herteleute in mijne klauwen wrijven, en zet uw oordeel open. G'hebt nog wel onthouden, voorzeker,hoe wij in 't jaar 1890 naar huis kwamen van ons wandelingsken naar buiten Beslijkt, be smeurd, van in de vuile straten te wentelen. In dien tijde geen middel om entwaar op eene hofstede te geraken zonder te risschie- ren van hals of nekke te breken, zonder ten minsten beslijkt en bemoosd te zijn tot aan ons ellebogen. En nu, Reusje, bekijkt mijn kleêren, ik kom er van. Al die oude, vuile, ongebruikbare straten zijn veranderd, ofte wege, in graviers.,. waarop mijne klauwkens klonken gelijk op staal... Der zijn er meters op meters... bij de kilovaeters, alles op-en aangeteekend op mijn zakboeksken dat daar onder mijne vlerken zit... Reusje.Dat moet duivelinne veelgeld gekost hebben De Drake. Zonder twijfel, maar de buitenmenschen moeten ook entwat hebben

HISTORISCHE KRANTEN

Nieuwsblad van Yperen en van het Arrondissement (1872-1912) | 1903 | | pagina 73