De Ming Tan let Neerlot Volkswetenschap. De Meststoffen lij Beetenteelt. Ziehier eenige algemeene regels voor het gebruik der voederkoeken De lijnzaadkoeken zijn een zeer gezocht voeder voor het vee. Ze passen allerbest voor jonge dieren en ook voor paarden. De sesaamkoeken zijn uitmuntend voor het mesten v an schapen en voor de ontwikkeling der lammeren. Ze kunnen ook gebruikt worden bij het rantsoen der melkkoeien. De aardnootkoeken verschaffen de voedende eenheid aan zeer voordeeli- gen prijs. Zij passen vooral bij het bemes ten der runders en ook tot melkop- brengst. De kaloenkoeken kunnen ook ver vangen worden door het katoenmeel, welk een uitmuntend voedsel is voor Vetbeesten en voor melkkoeien. De palmkoeken bevorderen voorna melijk de opbrengst van veel en goede melk en boter. Eindelijk de Coooskoeken doen het gehalte aan vet der melk toenemen en geven aan de boter een aangenamen smaak F. Pirard Landbouw-ingenieur (Nadruk verboden). Iedereen, op het platte land, kent de weegbree een plantje dat langs heen de wegen groeit. De bladeren van dit gewas bezitten de eigenschap van de pijnen te stillen wanneer men gestoken is geworden door een doorn, door eene vlieg of eenig ander insect, door de brandnetel, 't Is voldoende het blad tusschen de vingers te pletten om het sap te doen te voorschijn ko men; met dit sap wrijft men over de gewonde plaatsDe pijn verdwijnt on middellijk en de wonde blijft zonder slechte gevolgen. Weegbree is goed te kennen en gemakkelijk te vinden de bladers zijn langwerpig en hebben vijf tamelijk diepe ribben of voren; op sommige plaatsen heet men de plant ook hondsrib. De melk kan verschillende ver anderingen ondergaan, door uit wendige oorzaken of door oorza ken, die van het dier zelf voortko men. Het voedsel kan de melk wijzigen, want sommige voeder- stoffen geven eenen bijzonderen geur aan de melk look, alsem, rapen en veldkamille of ossenoog. Ook de kleur der melk kan gewijzigd worden, bijv. door de kleine meibloem of walkruid, door de renonkelen en de jonge boom scheuten wordt de melk roodach tig, ze wordt geelachtig door de wortelen en blauwachtig door bloeiend riet, door bingelkruid of vlaskruid en door den duizend knoop. Stilstaand water, modderig water, bedorven voeder, beschim meld voeder, bevrozen wortels en knollen, kunnen aan de melk of boter eene bijzondere kleur of een onaangenamen smaak mededee- len. Hetzelfde kan voorkomen door overtollig voederen van koe ken, rapen, rutabaga, stokerijs afval, enz. Het plotseling veranderen van voeder heeft ook invloed op de hoedanigheid der melk, doch de aard van het voeder komt op de, eerste plaats in aanmerking slecht voeder kan oorzaak zijn dat de melk weinig vetstoffen bevat en een hoog watergehalte heeft. Door de hitte, door onweders kunnen de koeien zure melk geven, die kabbelt. Het spoedig strem men kan echter ook het gevolg zijn van onreinheid der melkerij- gereedschappen. Storingen in den gezondheids toestand, ziekte-aanvailen hebben ook hunnen invloed op de hoeveel heid der melk. De koortsen en inwendige ziekten verdikken de melk, door ontsteking of kwetsing van den uier kan de melk bloed- achtig worden. Soms wordt het blauw worden der melk veroorzaakt door micro ben alsdan verschijnen aan de oppervlakte der stilstaande melk eerst eenige blauwe stipjes, die zich meer en meer uitbreiden en later de ganschemelk blauwach tig kleuren, terwijl deze nu ook zuur wordt en kabbelt. Het optre den dezer kwaal is zeer gevaarlijk, omdat aldra al de melk der hoeve kan aangetast zijnook is het noodzakelijk in dat geval, al de melkerijgereedschappen met zorg te ontsmetten. Uit al het voorgaande zal men besluiten dat de grootste reinheid meet in acht worden genomen bij alles wat tot de melk in betrek king staat en d-at ook het melkvee met de meeste zorgvuldigheid moet onderhouden en gevoed wor den. The Dairyman. (Verboden nadruk.) Sedert eeuwen gebruiken de Tarta ren ezelinnemelk als voedselvoor zui gelingen. Een duitsch bladhet Tierürtz- liche Wochenschrift doet opmerken dat er redenen bestaan om de voor keur te geven aan ezelinnemelk als voedsel voor de kleinen vooreerst dat deze melk veel meer den aard van de vrouwenmelk heeft dan koe melk of melk van andere dieren; ver volgens is het eene opmerkelijke eigen schap der ezelinnemelk dat ze veel zuiverder te verkrijgen is omdat de tu berculose onder deze dieren weinig voortgang heeft gemaakt; eindelijk het bleek uit proeven daartoe genomen, dat onder aan afgang lijdende zuige lingen de jongst en het spoedigst gena zen met ezelinnemelk, dus juist die groep k nderen, waaronder de sterfte het grootst is. Wanneer men voor de goede inrich ting van het neerhof heeft gezorgd, blij ft nog het voornaamste vraagstuk op te lossen Aan welk ras zal men de voor keurgeven Alle rassen zijn goed, op voorwaarde dat zij de eigenschappen bezitten, welke ons toelaten het beoogde doel te berei ken en dat zij in staat zijn dieeigenschap pen te bewaren in hei- midden waar wij ze gaan invoeren. Daaruit volgt dat wij al de vreemde rassen moeten verwijde ren, ze mogen dan uit Italië, Rusland, Spanje of andere landen afkomstig zijn. In de keus der belgische rassen, moet men ook nog afrekenen met klimaat en grondsoort, want het is een feit dat de Braekelsche henalhoewel van belgi sche afkomst, toch niet geschikt is voor het waalsch gedeelte van ons land. Men heeft in sommige streken uit muntende uitslagen verkregen met de Minorca, alsook met de kruising van een Minorca-haan met gewone inland- sche hennen, maar toch blijven wij aar zelen en vreezen voor de toekomst van de neerhoven, die aldus werden bevolkt. Wij hebben de overtuiging dat men al leen een sterk ras zal vormen door teelt keus bij de inlandsche rassen. Men moet echter voor geheel Belgie niet één en hetzelfde ras voorstaanelke streek moet zich toeleggen op verbetering van het ras dat aldaar het best gepast is. De Brabantsche, de Kempische, de Ardenner en de Herve-soorten moeten elk in hare streek veredeld worden en zoo zal men tot de hoogste opbi engst van eieren en van vleesch geraken. On ze neerhoven moeten bevolkt worden met het verbeterde ras van de streek waar men zich bevindt. Men zal hiertegen inbrengen dat som mige rassen, de italiaansche, de minor- casen andere, eigenschappen bezitten, bijv. het vroegtijdig leggen, welke onze inlandsche soorten niet hebben. Dit kan wel gebeuren; maar eens dat het kli maat wat ongunstig wordt, zullen deze vreemde rassen het niet bij de onze kun nen halen, 't Is wel mogelijk dat dit ge val zich niet on middellijk zal voordoen, maar in den loop der jaren moet dit on vermijdelijk gebeuren en tot ontaarding leiden. Wij kunnen aannemen dat een lief hebber van vreemde soorten zich toeleg- ge op het kweeken van minorca's en an dere, maar voor het neerhof eener hoeve vinden wij alleen de inlandsche rassen gepast. Laat ons bij die rassen de beste vogels uitkiezen, die welke niet 'ver basterd zijn door italiaansche, russische of andere rassen kiezen wij een sterken haan, levendig, met breede borst, regel matig gepluimte, sterk gekleurd, zwa- ren kam en eene hen met goed ontwik keld lichaam, fijnen kop, ze moet vlug, vlijtig krabben en nooit vermoeid of loom zitten te treuren. Wanneer men aldus twee vogels heeft uitgekozen, worden ze afgezonderd om de eieren voort te brengen, welke tot een broedsel noodig zijn. Later, als de kiekens groot genoeg zijn geworden om ze te kunnen beoordeelen, zal men verwijderen alles wat niet aan ons onderzoek voldoet. Hennen die niet goed gevormd zijn, die niet genoeg leggen, die te spoedig broedsch worden moeten zonder uitstel van het neerhof verwijderd worden en zoo zal memtot den besten uitslag gera ken. Wij ontkennen aan de vreemde ras sen hunne goede hoedanigheden riet, maar wij beweeren dat het nadeelig is deze rassen in te voerenof met de inland sche rassen te kruisen, zöolang mei. de levens-voorwaarden, de voeding, het klimaat zelf niet kan veranderen. Het kruisen kan slechts aanleiding geven tot rassenverbastering, maar niet tot rassenverbetering. Avicola. (Verboden nadruk) Aan de liefhebbers van vreemde hoenderrassenwaarvan Avicola in bovenstaand artikel gewaagd, melden wij het bestaan der Ancona-hen. In Engeland en in Amerika verkiest men tegenwoordig de Ancona boven al de andere rassen. De haan weegt ongeveer S pond ij2, de hen 4.pond il 2. Deze begint te leggen als ze 18 weken oud is en legt tot 2S0 eieren per jaar. In Amerika is men door veredeling tot 270 eieren per jaar ge raakt. De A nconas hebben geene bijzondere voeding noodig om ze- in herfst of winter te doen leggenen de hoeveel heid voedsel die ze gebruiken, bereikt maar de helft van hetgeen eene Minor ca noodig heeft. De Staatslandbouwkundige M. F. De Keyser, geeft, in de Landbouwgalm van Kortrijk, zeer nuttige inlichtingen over het gebruik van scheikundige mest stoffen bij de teelt van voederbeeten. Wij achten het nuttig die raadgevingen aan de lezers van het Landbouw-Bijvoegsel mede te deelen-: Einde Maart, of begin April, voor aleer gij uwe stalmest voert, geeft per Ha een mengsel van: 1200 Kg.superphosphaten 250 chloorpotasch 400 sodanitraat ofwel 400 ammoniaksulfaat volgens hunnen prijs der stikstof. Woel deze meststoffen wel in met de zevenschaar of den grubber (extii pateur) vooraleer gij uwen stalmest voert. Aan de tegenwoordige prijzen verdient het sodanitraat de voorkeur in de beetbe- mesting. Vooreerst, hij levert tegenwoordig de stikstof aan merkelijke geringeren prijs dan het ammoniaksulfaat, of andere stik- stofmesten. Daarenboven, de stikstof van sodani traat is werkzamer en wordt in hooger mate opgeslorpt dan die van het ammo niaksulfaat. Eindeijk de soda van het sodanitraat kan, in zekere maat, als plantenvoedstof de potasch vervangen, en bij de over- groote potaschbehoefte der voederbeeten, werkt deze potaschvervanging gunstig op hooge beetenopbrengst. Als potaschbemesting faad ik u de chloorpotaseh boven de zoogenaamde kaïniet, want het ruw potaschzout dat tegenwoordig onder den naam van kaï niet verkocht wordt, bevat meer dan de helft van zijn inhoud, keukenzout, en aanwending van overgroote hoeveelheden keukenzout, mocht de ontkieming der zaden of de eerste ontwikkeling derjonge worteltjes beschadigen. Bovengemelde bemesting is voldoende voorde eeste ontwikkeling der beeten. Alleenlijk in geval gij over veel ale be- schiktet, moogt gij uw land overvoeren met ale, ofwel voor de ploeging, ofwel tusschen ploeging en planting. Maar in alle geval, giet geene ale op groeiende beeten, zooals men bij verach- terde boeren, uit verkeerde profijtbere kening, nog zoo dikwijls ziet doen, want deze laattijdige alebemesting binst den groei verwekt gewoonlijk aan de beeten meer schade dan voordeel. Binst den groei geeft aan uwe beeten, in 2 maal, nog 500 tot 600 kg sodanitraat namelijk 250 tot 300 kg na verdunnen en zetten der beeten, en vervolgens nog 250 tot 300 kg vóór de laatste braking. In onze proefvelden op de beetbemes- ting bestatigden wij de winstgevendheid van stikstofbemestingen van 800 tot 1000 kg. per Ha., verschillend volgens de hoe veelheden toegediende, organische stik stof. Maar stikstofgaven, boven de 1000 kg. sodanitraat, waren in het algemeen niet winstgevend meer.» De Staatslandbouwkundige raadt ook het gebruik aan van 3000 tot 4000 kg. kalk per hectare. Kalk begunstigt op bijzondere wijze, zegt hij, den weligen groei en de ontwik keling der beeten. Groote opbrengsten beeten en vooral beetbladeren vereischen rijkekalkvoeding. Daarenboven beguns tigt de kalk de snelle ontbinding en de salpetergisting der organische stoffen Onze lezers, van minder vruchtbaren grond dan Vlaanderen, zullen over het gepast zijn van kalkaanwending oordeelen. De ingewandswormen. In het verteringskanaal van den mensch kan men verscheidene soorten van ingewandswormen ontmoeten.Deze woekerdieren behooren tot twee ver schillende groepen de ronde inge wandswormen en de platte ingewands wormen. Tot de eerste soort behooren de endeldarmwormen of spoelwormen, de spits- staartige wormen en de tricooephalus, alle drie behoorende tot de orde der nemato- den. Bij de tweede soorten vindt men de tenia 0! lintworm. De ronde wormen komen het meest voor, zij zijn een voortdurend gevaar voor hen, die ze huisvesting geven, want ze zetten zich vast op de wanden van het verteerka naal en brengen daaraan wonden toe, langswaar deziektevoerende microben in het organism kunnen dringen. Zoo kunnen deze ronde wormen aanleiding geven tot het ontstaan van cholera, van appendiciet en van typhuskoorts. M. Guiart heeft tricocephaalwormen ontmoet bij 92 typhuslijders M. Bara- baschi heeft bevonden dat 95% der per sonen die aan typhus leden, ingewands wormen hadden. Men vindt dikwijls spoelwormen en tricocephalen bij chole- ralijders. Eindelijk, volgens M. Metchni- koff, vindt men dikwijls een inge wandsworm, die aanleiding heeft gege ven tot de appendiciet. Er zijn mannelijke en vrouwelijke ingewandswormen deze laatste leggen eieren, welke met de uitwerpselen wor den uitgedreven. Met het gebruik van ongekookte spijzenmet fruit, met het drinkwater, wanneer er spraak is van endeldarm wormen, komen deze eieren wederom in de verteringsbuis terecht. Het brood, dat door allerlei handen en soms met onreine voorwerpen in aanraking komt, kan ook de eieren van wormen, van de spitsstaartige, met zich voeren. Personen, die inden grond werken of die onreine voorwerpen behandelen, hebben niet zelden de gewoonte, hunne boterhammen met ongewasschen han den aan te vatten, waardoor zij dan ook de eieren van ingewandswormen in hun lichaam brengen. De aarswormen komen veelal voor in de dunne darmen van kinderen en kunnen daar erge stoornis teweegbren gen. De spitsstaartige zijn draadvormig en bereiken, volwassen, eene lengte van 5 millim. bij de mannelijke, van 12 mm. bij de vrouwelijke wormen. Zij bevinden zich in alle deelen van het verterings kanaal en kunnen erge stoornissen ver wekken. Eindelijk de tricocephaius is van voren draadvormig en langs achter dikker en rolvormig. Bij de platte wormen hebben we den lintworm, welke verscheidene meter lengte kan bereiken en wiens lichaam gevormd is uit een onbepaald aantal platte ringen. Al die ringen vormen zooveel afzonderlijke eenheden die zich kunnen voortplanten. Zij zijn gevuld met eieren en worden van tijd tot tijd uit de ingewanden gedreven. Om van den worm verlost te worden moet de kop van het dier verwijderd worden. Wanneer de ringen uit het lichaam verwijderd zijn, komen ze tot ontbin ding de eieren zijn aldus in vrijheid gesteld Deze bevatten eene dierlijke kiem, welke van zes haken voorzien is. Met de onreinheden, waarin het varken wroet, komen ze in de ingewanden van dit dier, daar treedt de kiem uit haar omhulsel en dringt in de weefsels. Daar verliest de kiem hare haakjes, zij wik kelt zieh in een omhulsel en vormt er hetgeen men noemt den blaasbandworm waarvan er met duizenden kunnen voorkomen in een kilogram varkens- vleesch. Zulk varken wordt dan gortig geheeten. Wanneer een mensch vleesch van een gortig varken, ongekookt of slecht gekookt eet, krijgt hij den lintworm. Inderdaad het omhulsel van den blaas bandworm wordt in de ingewanden verteert, de worm komt eruit en ont wikkelt zich tot lintworm. Dit alles heeft betrekking op de toenia solium, die van het varken voortkomt hetzelfde gebeurt met de toenia sagitata, die ook in den mensch zich ontwikkelt en door het rundsvleesch wordt binnen gebracht. Uit dit alles blijkt dat de ingewands wormen van buiten indringen. Dat ze onder vorm van eieren worden opgeno men met het voedsel en dat ze niet in het verteringskanaal tot stand komen. F. de Vinesky. (Verboden nadruk) Dat zij, die onzen veldtocht tegen het gebruik van natuurlijken mest en beir op groenten, welke ongekookt worden verbruikt, voor ongepast hou den, ook nog eens met aandacht het artikel lezen, dat onze medewerker F. de Vineski over de ingewands wormen in dit Bijvoegsel schrijft. Dat ze na die lezing ons eens recht uit komen verklaren wat ze.ver kiezen voor hen en voor hunne kinderen, ofwel groenten die in stalmest en beir werden geteeld en die nog met beir werden overgoten terwijl ze reeds hun blad ontwikkelden, ofwel groenten, waarvan alle drekstoffen werden verwijderd gehouden en die weelderig en smaakvol zijn opgegroeid door enkele toepassing van scheikun digemeststoffen. Wij herhalen het, de groenten hebben die gevaarlijke en walgelijke drekstoffen niet noodig. 't Wordt tijd dat verbruikers zich meer met dat vraagstuk bekommeren. In ons volgend bijvoegsel geverij we daarover een artikel, verschenen in den Belgische Landbouw-Almanak

HISTORISCHE KRANTEN

Nieuwsblad van Yperen en van het Arrondissement (1872-1912) | 1912 | | pagina 6