De tatfintii. HET NEERHOF. Volkswetenschap. Op vele boerderijen en ook bij vele eigenaars, die buiten de stad wonen, is de moeshof op verre na niet wat hij zou kunnen zijn hij is dikwijls slecht gelegen, slecht bemesten slecht onderhouden. Niet zelden is de tuin geheel en al met groenten begroeid weinig of geene paden en wanorde in de ligging der groentebedden maken den toegang soms zeer lastig hier ligt eene kleine oppervlakte met kooien beplantdaar een bed met ajuin verder eenige rijen wortelen tusschen twee hooge rijen erwten en boonen, waar nevens, tusschen veel onkruid, de aardappelen opschieten. Ook vindt men er struiken, stekelbes sen, fruitboomen die alles over schaduwen, tabaksplanten en ook wel eens bloemen en aardbe ziën. Al die gewassen bevinden zich daar in wanorde en 't is zóó niet, dat men uit den tuin de grootste opbrengsten zal verkrij gen. Wat de bemesting betreft, deze bestaat meestal in eene toepas sing van stalmest, overal evén- veel zonder zich te bekommeren met den aard der gewassen, die men hier of ginder wil winnen. Hieruit volgt dat de organische stoffen er gewoonlijk te overvloe dig, de minerale stoffen te weinig voorkomen. Om dezen toestand te verbete ren moet men afwisseling bren gen in de teelt en aan eik gewas de meststoffen geven, die daartoe vereischt worden. Men kan de groenten in reeksen rangschikken de groenten die droge zaden leveren, de blad groenten, de knol- en wortelplan- ten, de bolgewassen en de over blijvende groenten. De eerste reeks zijn vlinderbloe mige gewassen, die stikstof uit de lucht putten. Zij vereisctien veel potasch. Phosphorzuur en stikstof kun nen hun in kleiner hoeveelheid worden toegediend, vooral bij de eerste ontwikkeling. Tot deze reeks behooren de erwten, de snijboonen, de dikke boonen, enz. De gewassen der tweede reeks vereischen vooral stikstof zij moeten veel eetbare bladeren vor men kooien, salade, spinazie, endijvie, kervel, enz. De knol- en wortelgewassen aardappelen, wortelen, schorse- neeren, cichorei, pastenaken, enz. hebben phosphorzuur, stik stof en potasch noodig, zooals ook de bolgewassen ajuin, look, prei, sjalotten. De overblijvende gewassen moeten in den grond een groote hoeveelheid phosphorzuur en potasch vinden de stikstof kan jaarlijks worden toegediend. Zich steunende op deze grond regels, kan nien als volgt te werk gaan De oppervlakte van den tuin wordt in vier gelijke deelen gelegd A. B. C. en D, welke door paden worden afgezonderd In het vierkant A plaatst men de overblijvende gewassen en, zoo noodig bevinden zich daar ook de broeibakken. In het vierkant B komen de bladgroenten, waaraan men al den stalmest geeft. In het vierkant C worden de phosphaten en potasch mest gestrooid om er de zaadgewassen te winnen. In,het vierkant D zal men met toepassing van biadgrond de noodige scheikundige n eststoffen aanwenden voor wortel-, knol- en bolgewassen. Het tweede jaar brengt men deze gewassen op vierkant B de bladgroenten op C en de zaad groenten op D. Het derde jaar komen de zaadgroenten op B, de knol- en wortelgewassen op C en de bladgroenten op D. Het vierde jaar herbegint de reeks en na eenige jaren, wanneer de groei der overblijvende gewassen begint na te laten, kan men het vierkant A ook van plaats verwis selen met een der andere vier kanten. Men zal niet altijd stipt deze volgorde kunnen in acht nemen omdat men op sommige plaatsen meer uitbreiding geeft aan de eene of andere groentensoort, doch men zal altoos zooveel mogelijk de voorgeschreven opvolging der verschillende reek sen betrachten. Door op die wijze te werk te gaan, kan men ook in kleine groentetuinen de bemesting behoorlijk regelen. Het kunstmatig broeden. bijgevolg de weide moet van goede boedanigheid zijq en dat is niet altoos het geval. Niet zelden zou men op de weide voor ander voeder moeten zor gen, om zich aan geen verlies bloot te stellen. Wanneer het weiland mager is, kan het vee er geen toereikende voeding vindenzoodat hoeveelheid en hoedanig heid der opbrengst verminderen. Men geve dan aan de melkkoeien nog dage lijks 500 tot 600~grammen voederkoek. Tusschen de beste koeken noemen wij de kokoskoek, die de hoeveelheid boter vermeerdert en de boter harder maakt, hetgeen niet van waarde ontbloot is, vooral tijdens het zomerseizoen. F. Pirard Landbouw-ingenieur (Nadruk verboden) Nog voor weinige jaren gold als iets buitengewoons, wanneer een stal gemiddeld meer dan 4000 kg. melk per.koe leverde.. Thans 'zijn er op 27 stallen die deel- uilmaken van eene conlölvereeniging in Rhyn-Pruisen, 9 die dit cijfer van van 4000 kilogr. als gemiddelde opbrengst bereiken en overtreffen, nadat ze slechts drie jaren onder controle staan. F. Pirard Landbouw-ingenieur (Nadruk verboden) De Hoogere Tuinbouwraad heeft aan den minister zijne zienswijze uitge drukt over het tuinbouw-onderwijs door het stemmen der volgende wenschen 1° De voordrachten tot verspreiding der hofbouwkunde, in 4 tot 10 lessen, dienen behouden te worden onder voor waarde dat ze practisch zijn. 2° De leergangen in vijftien lessen moeten afgeschaft worden en vervangen door hofbouw beroepsafdelingen, met een leergang van een of twee semesters in alle gemeenten waar zulks nuttig kan zijn. 3» Een leergang tot vorming van voor drachtgevers, met 300 practische en theoretische lessen gedurende drie jaar, zou moeten gesticht worden. 40 Proeftuinen dienen aangelegd en uitgebreid te worden. Bij hoenderteelt in 't groot is het gansch noodzakelijk spoedig en op het juist gepaste oogenblik te kunnen handelen. Kweekt men kiekens om te verkoopen, dan moet men ze te allen tijde kunnen uitbroeden. Wil men legkiekens aan- kweeken dan moet men de eieren kun nen doen uitbroeden op een tijdstip des jaars dat maar zelden de hennen tot broeden genegen zijn.In die gevallen is het kunstmatig uitbroeden onmisbaar welke ook de bezwaren mogen zijn, die aan dit stelsel verbonden zijn. Wat vooral lastig gevonden wordt hij het kunstmatig uitbroeden, is dat men verplicht is, gedurende een en twintig dagen de regelmatige warmte te onder houden en te bewaken; dat men, wan neer de kiekens ter wereld komen, de zelve nog gedurende eene maand of zes weken met alle mogelijke zorgen moet omringen. De vrees voor die zorgen is misschien wel wat overdreven, doch zonder moeiten bekomt men niets. Men neme echter ook in aanmerking dat, terwijl eene hen maar ongeveer 13 eie ren uitbroedt, een broeituig er tot 250 en 300 kan uitbroeden. Ook moet men er rekening mede hou den, dat al de tijd welken de moederhen besteedt aan het broeden, aan het leiden der kiekens, aan het verzamelen van nieuwe krachten, voor het leggen ver loren is. Dit verlies is zeer aanzienlijk, wanneer menom een groot getal kie kens te winnen, verscheidene hennen te broeden moet zetten. De hedendaagsche broedmachienen zijn reeds tot een hoogen graad van vol maaktheid gekomen, zoodat men voor niet veel tegenslag behoeft te vreezen, wanneer men de voorschriften van den fabrikant goed in acht neemt. Wij weten zeerwel.dat sommige personen bevestigen, dat ze met het kunstmatig uitbroeden tot geen behoorlijken uitslag zijn geraakt, maar wij weten ook, dat dezelfde personen hunne onachtzaam heden verzwijgen. Het belangrijkste punt bij het kunst matig uitbroeden is de regelmatige warmte van 38 tot 40 graden. Er bestaan verschillende stelsels om deze warmte op machinale wijze te regelen doch de volmaaktheid werd nog niet bereikt, zoodat men verplicht is tot eene aanhoudende bewaking. Al de verschillende stelsels van ver warming kunnen wij hier niet bespre ken wij willen enkellijk doen opmer ken dat ze veel van elkander kunnen verschillen nu eens gebeurt de ver warming met warm water, dan eens met eene pertoollamp,dan weer met gaz, enz. Er bestaan goede engelsche, fran sche, amerikaansche en inlandsche fa brikanten wij kunnen ze hier niet aanhalen. Het voornaamste punt, dat men in die machienen moet zoeken, is de eenvou digheid van het verwarmingstoestel. Men kan de beste uitslagen verkrijgen met een zeer eenvoudig tuig, op voor waarde dat men hetzelve weet te benut tigen. Ziehier desaangaande eene per soonlijke ondervinding: over een tiental jaren had ik een zeer eenvoudig broed toestel als volgt vervaardigd': Op vier posten plaatste ik eene houten kist van 1 meter lang, 0.75 m. breed en 0 25 m hoog. Deze kist was langs alle kanten dicht, uitgezonderd in den bodem, waar gaten ingeboord werden van 1 centim. middellijn, op 7 k 8 centimeter van elkaar. In het midden, tegen eene der lange zijden der kist had ik een metalen bak aangebrac at, wiens wanden slechts 15 c. zijde hadden, en welke door tairijke openingen in betrekking stond met het inwendige der kist. Door den bak heen liet ik het glas eener petroollamp gaan, zoodat de lamp buiten brandde en het glas derzelve langs boven uitkwam. De eieren werden gelegd op - doorboorde laden, die ongeveer 4 centimeter boven den bodem der kist werden aangebracht. Langs eene vensterruit, die zich in het deksel der kist bevond, kon ik op een thermometer de graden warmte langs binnen aflezen. Nevens den verwarmingsbak bevond zich in de kist een bakje met water. Niets ontbrak er dan een toestel om de warmte behoorlijk te kunnen regelen doch na eenige dagen had ik ondervon den hoe sterk steeds de lamp moest bran den, om in het toestel 38 k 40 graden warmte te verkrijgen. Eiken dag werd de lamp met petrol gevuld en werden ook de eieren omge keerd. Uit het spiegelonderzoek op den 5dcI1 dag bleek, dat de eieren bevrucht waren en dat het broeden regelmatig toeging, onder het toezicht mijner wederhelft. Na den tienden dag nam ik van haar ongelukkiglijk dit toezicht over en door eene onoplettendheid van mijnentwege steeg de warmte, eenige minuten tot 45 graden. Het broedsel was verloren, doch bij het onderzoek der eieren bleek, dat 75% kiekens minstens in vorming waren. Deze proef met een zeer eenvoudig toestel, zonder warmte-regelaar, geno men ,doet ons besluiten dat het kunstma tig broeden zeerwel moet gelukken als men het toestel goed kent en er de noo dige zorgen aan besteedt. Avicola. (Nadruk verboden) De Duitsche Spoorwegdirectie heeft zekere maatregelen voorgeschreven om het vee te beschermen bij verzending tijdens warm weder. De stationsbeambten moeten zorgen voor snelvervoer en een lang oponthoud aan de wisselstations moet vermeden worden. Sterke opeenhoping van vee in de wagons moet vermeden door stipte navolging der spoorwegbepalingen dien aangaande. De stations moeten water en besproei ingsapparaten in voorraad hebben, ten einde wagons en dieren te kunnen besprenken Voor varkens zullen, zoeveel mogelijk, lattenwagons worden beschikbaar gesteld Verder wordt aanbevolen, vee, dat een groote reis moet ondernemen, met nacht treinen te doen vervoeren. Hoe het organism zich verdedigt Als men de anatomische samenstel ling van het organism in oogenschouw neemt, bemerkt men dat het gevormd is uit eene massa cellengroependie weef sels vormen, waarvan elke eene bijzon- i dere rol vervult, waardoor het bijdraagt tot ontwikkeling en onderhoud van het w-'zen. De weefsels vormen dus gemeenschap pelijke inrichtingen, waar alle cellen derzeifde soort samenwerken tot het zeifde doel. De cellen staan tot elkander in verbinding met het bloed, waarin ze ook hun afval uitstorten. Deze afval vormt wezenlijke gift- stoffen voor het dierlijk wezen, waarbij dan nog de giftstoffen komen der spijs vertering zoodat het leven eene voort durende vergiftiging van het organism voor gevolg heeft. Vergeten wij ook niet dat het orga nism ook nog langs buiten wordt aan gevallen door de microben, die in de weefsels dringen, zich daar vermenig vuldigen en verschillende ziekten tot stand brengen. Hoe kan het organism zich nu verde digen Dit gebeurt door de leucocie- ten of witte bloedbolletjes, welke in 1775 werden ontdekt door den engel- schen natuurkundge Henson, maar wier rol in het organism slechts op onze dagen werd vastgesteld door den geleer de Metchnikoff. Het bloed bevat roode en witte bloed bolletjes. De eerste dienen tot de ade ming der weefsels de tweede zijn ook, zooals de eerste, half-baide ctLtn.die zich kunnen bewegen, van vorm veran deren en de vaste lichamen, zooals de microben, kunnen omgeven om ze te verteren en te vernietigen. De leucocieten zijn dus beweeglijk en bevinden zich niet alleen in het bloed, maar ook in alle weefsels der verschil lende organen zij verplaatsen zich door Oeurtelings zich uit te rekken en in te krimpen op de wijze der wormen. Zij Runnen door de wanden van al de levende weefsels heendringen en zich vestigen tusschen de cellen van het organism. Dit werd ontdekt door den Meerde Cohnheim. Dank aan die •igenschap kunnen de witte bloedbollen zich daar begeven, waar hunne aanwe zigheid vereischt wordt, hetzij om er eene giftstof af te zonderen of om er eenemicroob te bestrijden. In dit laatste geval wordt de microob door de witte bioedstof omgeven en opgezogen. Dit opslorpen geschiedt niet zonder tegenstand van wege de microob en van de overwinning der witte bioed stof hangt de gezondheid af van het organism. Deze strijd gaat gepaard met koorts en ontsteking der weefsels. De microben kunnen zich op verba zende wijze vermenigvuldigen en gift- - stoffen vormen, die op de leucocieten inwerken. Waaruit volgt dat deze laat ste kunnen overrompeld worden door het getal microben en gedood worden door afgescheiden giftstoffen Het gevolg daarvan is de dood van den zieke. Beha len de leucocieten de zegepraal, dan volgt de genezing. De rol der witte bloedbolUtjes is ech ter niet beperkt tot, de verdediging van het organism tegen den inval der micro ben zij moeten ook dienst doen tot verwijdering van aide giftstoffen, wel ke gedurende de spijsvertering in omloop worden gebracht, tot verwijde ring van andere giftstoffen, van afval producten, die ontstaan bij het opbouwen der weefsels of der organen. De rol,wel ke zij vervullen, is van het grootste belang in het leven der wezens. De geneeskundige tusschenkomst bij ziekteverschijnselen moet voor doel hebben het werk en de zegepraal der leucocieten te bevord,eren. Met dat doel heeft ook de inenting plaats. De leucocieten kunnen bijzondere weerstandskracht opdoen, waaruit het levend wezen dan nut trekt en men voorziet den dag, waarop men de wer king der witte bloedbolletjes zal kun nen regelen en versterken. De aanvallen der ziekten zullen afge keerd kunnen worden, de verschijnselen van den ouden dag zullen verwijderd gehouden worden wij zullen nooit meer ziek zijn en nimmer oud worden, de onvermijdelijke dood zal op afstand worden gehouden en misschien zullen wij dan, zooals eertijds Calypso, onge lukkig zijn omdat wij voor eeuwig welvarend en onsterfelijk zijn gewor den I F. deVinesky (Nadruk verboden)

HISTORISCHE KRANTEN

Nieuwsblad van Yperen en van het Arrondissement (1872-1912) | 1912 | | pagina 5