Proefteelten. In tentuii Voeding der Dieren. aan het Nieuwsblad van Yper Zaterdag, 24 Augustus 1912 Vooral sedert het gebruik der kunstmeststoffen heeft men zich meer beziggehouden met het aan leggen van proefteelten en vooral van bemestingsproeven. De best gekende landbouwkun digen hebben daarvan hunne voornaamste bezigheid gemaakt, omdat zij wel wisten, dat zij op die wijze aan den landbouw de grootste diensten konden bewij zen. Ontelbare inlichtingen heb ben zij door middel van proefteel ten weten te verzamelen, waaruit de meest nuttige voorschriften over teelt en bemesting zijn tot stand gekomen. Er valt evenwel nog veel te ver richten op dit arbeidsveld, voor aleer men voor elk geteeld gewas, met de meest mogelijke juistheid en zekerheid, zal hebben bepaald in welke natuurlijke omstandig heden het zich best kan ontwik kelen, welke meststoffen daartoe het voordeeligst moeten aange wend worden en hoe die aan wending moet geschieden. Doch niet enkellijkwetenschap- pelijke proeven dienen in het voordeel van den landkouw aan gelegd te worden elke landbouwer zou een proefnemer moeten zijn. Men heeft gezeid, dat de land bouwers, met hunne ontoereiken de theoretische kennissen niet geschikt zijn om proefteelten aan te leggen, dat zij niet zelden ver keerde gevolgtrekkingen zouden maken, zoodat de proeven eerder tot hun nadeel dan tot hun voor deel zouden strekken Dit gevaar is voorzeker niet geheel en al uitgesloten, maar zul len de landbouwkundige proefne mers ook al niet eens in de eene of andere proefteelt, door gemis aan practische kennissen een verkeerd pad opgaan?Zullen hunne gevolg trekking altoos met den stem pel der onfaalbaarheid bekleed zijn Wij zijn van meening dat noch aan de eenen, noch aan de anderen het proeven nemen moet afgeraden worden, omdat eene dwaling mogelijk is. Integendeel, voor wat den landbouwer betreft, durven wij bevestigen, dat van het oogenblik dat hij proeven aan legt, de ingenomenheid met zijn vak zal aangroeien en dat hij in bedrevenheid snelle vorderingen zal maken. Er zijn talrijke proeven, die door eiken landbouwer zouden moeten genomen worden, omdat zij hem meer vertrouwd zullen maken met allerlei belangrijke vraagstukken over teelt en bemes ting. Wij willen hier, tot voorbeeld, eenige van die proeven aanhalen: Wanneer de landbouwer, na den graanoogst, een hectare gronds ging gereedleggen om 18 navruchten te teelen, had hij eene gunstige gelegenheid tot het aan leggen eener bemestingsproef Die hectare werd in vier gelijke deelen gelegd het eerste gedeel te werd met 100 kg. superphos- phaat bemestop het tweede gedeelte werden 100 kg. chilini- traat, op het derde vierde, beide meststoffen ingeëgd en het vierde gedeelte blijft onbemest. De opbrengst zou geleerd hebben, welke handelwijze het meest nut oplevert. Bij het zaaien der wintergranen kan men soortgelijke bemestings proef, zonder veel onkosten en bijna geene moeiten, aanleggen om te onderzoeken,welke uitwer king de minerale mesten op den graanoogst zullen hebben, strooie men vóór de zaaiing over een vierde hectare 100 kg. superphos- phaat, over een vierde 100 kg. chloorpotasch, over een derde gedeelte, de twee hoeveelheden te zamen en het laatste vierde, blijf van beide meststoffen beroofd. Door het uitstrooien van 50 kg chilinitraat over een halve hectare bij de zaaiing der wintergranen en door de andere helft van den akker, welke zich in dezelfde bemestingsvoorwaarden moet be vinden, onbemest te laten, zal men over het nut der herfstaan- wending van chilinitraat kunnen oordeelen. Op het einde van den Winter, dus bij het begin van den hergroei der rogge, zal men een gedeelte van het veld met chilinitraat be strooien, tegen 1 h 200 kg. per h., welk ook het uitzicht of de stand van het gewas zij, het ander blijft zonder stikstofmest. De landbouwers die tot hiertoe niet gewoon waren bijzondere zorgen aan hun zaadgraan te besteden, kunnen een gedeelte van hunnen akker voorbehouden om het, tot vergelijking, te bezaai en met uitgelezen, inlandsch, doch op eene andere hoeve gewonnen zaad. Deze en meer andere proeven kunnen met groot voordeel door eiken landbouwer aangelegd wor den. Zij zullen maar zelden tot verkeerde gevolgtrekkingen aan leiding geven en de kleine uitga ven die tot het aanleggen van soortgelijke proeven vereischt worden, zullen ruimschoots in de meeste gevallen door de meerop brengst vergoed worden. Ara. Geslacht gewicht tegenover levend gewicht bij kleine dieren. Volgens M. A. Eloire, moet men, bij goed bemeste dieren, het levend gewicht met 500 gram verminderen voor een konijn, met 250 gram voor eene hen of eend, met 500 gram voor eene gans of een kalkoen. Een slecht gevoed konijn, met dikken opgeblazen buik, kan bij het slachten, de helft van zijn gewicht verliezen. De tuinier moet trachten hetgansche jaar door groenten in den hof te heb ben, zoodat de huishoudster, zonder te veel onkosten, steeds een aangenaam middagmaal kunne gereed makdto. Om daartoe te geraken moet hij ook tijdens de groote zomerhitte, zoowel als op gunstiger tijdstippen kunnen zaaien. Hoveniers, die over goeden biadgrond en in overvloed beschikken en die daar bij de middelen en den tijd hebben om voortdurend-en met zorg te begieten en te besproeien, zullen gemakkelijk de droogte kunnen overwinnen doeh de landbouwer of de eigenaar van een moestuin, die nog wat anders te ver richten hebben dan zich voortdurend met den groentetuin bezig te houden, die ook over geen biadgrond beschik ken zullen op eene andere manier moeten te werk gaan. Op gewonen grond wordt het her haaldelijk besproeien al spoedig nood lottig, de bovenste kor,st wordt hard en het gezaaide geraakt maar moeiljjk boven. Om deze hindernis te vermijden en toch aan de gewassen de noodige voch tigheid te verschaffen geeft M. V. Enfer, over het zaaien tijdens droogtede volgende nuttige wenken. Het zaaibed wordt goed gereed gemaakt en gelijk gelegd. Is het bestemd voor fijne zaden, dan wordt de; oppervlakte voorafgaandelijk overvloe dig begoten. Nadat het water goed is ingetrokken, wordt de grond lichtjes met den riek opgestoken het zaad wordt daarna onmiddellijk uitgestrooid en vervolgens wordt op het bed eene lichte laag goed verteerde biadgrond, ofwel houtassche aangebracht. Wanneer het dikker zaden geldt, welke wel een weinig in den grond mogen gedolven worden, dan trekt men over het zaaibed de ondiepe rijen, waar in het zaad zal gelegd worden. Met den rug van de hark, drukt men een weinig de zaden vast en daarna begiet men zachtjes met een fijn sprenkelenden gieter, zoodat de zaden toch goed op hunne plaats blijven. De rijen worden daarna dichtgemaakt. Yoor dikke zaden, zooals erwten en boonen, kan men voorafgaandelijk, gedurende eenige uren te weeken leg gen in zuiver water ondertusschen maakt men het zaaibed gereed, waar over 10 tot 12 centimeter diepe rijen worden getrokken. Men begiet het zaai bed vervolgens overvloedig, en onmid dellijk daarna worden de zaden op die natte aarde gelegd. De rijen worden daarna gedeeltelijk toegemaakt de boonen moeten met minder aarde bedekt worden dan de erwten. Wanneer men alzoo in de natte aar de zaait, behoeft men vóór het opkomen der jonge gewassen, voor geen besproei ing meer te zorgen. Later, vooraleer de eerste maal te hakken, zal men overvloedig in de rijen begieten en onmiddellijk daarna een weinig aanaarden, om alzoo de voch tigheid rond de gewassen in den grond te houden daarna zullen de planten de droogte wel kunnen doorstaan, tot dat een weldoende regen hen zal komen verkwikken. Door aldus te werk te gaan zal men zelfs de zaaiïng met fijn zaad gelukken, wat anders tijdens langdurige droogte zeer moeilijk is. Gezouten haver voor varkens. Hei gebeurt niet zelden dat de var kens een groot gedeelte van het toege diend voedsel in hun trog laten staan, waardoor ze dan niet veel in gewicht zullen hijwinnen. Volgens de Gazet- ta Agricola kan men in dat geval hei volgende middel aanwenden. Men geve in dat geval aan het var ken, eiken dag, twee handsvol gezou ten haver als volgt toebereid in een pot wordt een laag haver gedaan, daarover strooit men eene laag zout, daarop eene nieuwe laag haver, waarover Wederom zout wordt gestrooid, zoodat men voor twee dagen in den pot heeft. Men drukt het alles vast aan en giet er een weinig water over, zoodat de haver behoorlijk kan opzwellen. Hortis. (Nadruk verboden) Bederf van het Hooi. Door de wisselvalligheden van het weder tijdens den groei of tijdens den oogst, alsook door eene slechte bewa ring, kan het hooi bederven en veel van zijne goede hoedanigheden en voe dingswaarde verliezen.Zoo spreekt men van gewasschen hooi, sljjkhooi, oud hooi, enz. Gewassen hooi werd gedurende regenachtig weder gewonnen. Het is niet meer frisch gboen van kleur, maar wel bleek, rosachtig; het heeft weinig geurbreekt gemakkelijk en heeft veel van zijne voedende bestanddeelen verloren. Alleen gebruikt bezit het te weinig voedingsstoffen daarom zal men het met goed hooi mengen en een weinig zout toevoegen om den eetlust der die ren op te wekken. Dr Kellner geeft de volgende cijfers op voor luzernhooi welk zonder regen werd ingeoogst en welk tijdens regen achtig weder werd gewonnen. Eiwitstof 17 14.9 Vet&stikstofvrijeextr. 44.2 43.8 Asch 7.4 6.9 Oelstof 81.8 34,0 De scheikundige samenstelling is, zoo als men ziet, nogal merkelijk veranderd door het uitwasschen Dr Emmeling heeft zich bezig gehou den met het onderzoek der stoffen, die door het water uit hooi verdreven wor- denen uit zijne opzoekingen is geblek- ken. I" dat de regen, die op versch gemaaid gras valt, in verhouding meer minerale bestanddeelen dan organische stoffen uitloogt 2e dat het verlies aan organische stoffen vooral bestaat in stikstofvrije extractstoffen 3" dat tusschen de uitgeloogde stik stofverbindingen, de regen vooral amie- den en het stikstofzuur wegneemt. Het verlies aan eiwitstoffen ontstaat slechts wanneer de verrotting intreedt 4e dat van de minerale bestanddeelen op de eerste plaat? de chloorstoffen, daarna het pbosphorzuur worden weg gevoerd 5® dat het verlies aan voedende bestanddeelen toeneemt, naarmate het bederf vordert, Slijkhooi is met eene dunne aankle vende laag leem bedekt, welke aange voerd is geworden door overstrooming van het grasland tijdens den groei of tijdens het hooien. Zulk hooi is breekbaar, droog, hout achtig en verspreidt veel stof wanneer men hetzelve behandelt. De smaak van zulk hooi is bitter, de hoedanigheid middelmattig en zelfs slecht en gevaar lijk voor de gezondheid der dieren, vooral van het paard. Zulk hooi kan nog enkel tot strooisel dienen. Beschimmeld hooi werd door den regen binnengehaald of in eene vochti ge plaats opgestapeld. De schimmel geeft aan het hooi eene grijsachtige kleur, een sterken, onaangenamen, doordringenden en welbekenden geur. Wanneer men zulk hooi behandelt, vliegt er een bijtend stof uitop, gevormd door de sporen der schimmelplanten. De smaak van zulk hooi is onaange naam en bitter. Inwendige stoornissen, vooral in het bloed, kunnen door het toedienen van beschimmeld hooi ont staan het moet dus niet tot de voeding aangewend worden. Men spreekt van verdord hooi, wanneer het gras te laattijdig is gemaaid geworden. Zulk hooi is droog, houtachtig, breekbaar en heeft maar weinig voedende waarde, 't Kan slechts tot strooisel dienen. In roestig hooi vindt men grasplan ten, welke door roest waren aangetast. Dit komt men vooral tegen op natte beemden, op overlommerde plaatsen en bij aanhoudend nat of mistig weder. Op de stammen der grasplanten in zulk hooi bemerkt men roodachtig bruine stofvlekken. Roestig hooi bevat minder voedende bestanddeelen, het ontsteekt ademhalingsorganen en verstoort de spijsverteering. Oud hooi. Wanneer hooi in gunstige voorwaarden werd gewonnen en met zorg werd ingeschnurd, dan kan het ongeveer gedurende achttien maanden in goeden staat bewaard blijven. Na dien tijd word het hooi breekbaar en stofachtige tint. De smaak wordt dan bitter, de geur onaangenaam en ook dc voedende waarde gaat er uit verloren. Voegen wij hier nog bij, dat het hooi in waarde kan verminderen door vreem de stoffen, die er tijdens het hooien zich mede kunnen vermengen. Ook op den hooischelf, wanneer deze zich bovendenstal bevindt, verliest het hooi nog van zijne goede hoedanigheden door de dampen en uitwasemingen waarmede het wordt doordrongen. F. Pirard Landbouw-ingenieur (Nadruk verboden) IJV0E6 zonder regen met regen

HISTORISCHE KRANTEN

Nieuwsblad van Yperen en van het Arrondissement (1872-1912) | 1912 | | pagina 5