KORTE INHOUD DER S VOORDRflCRTER
gegeven te Alveringhem, in het
Lokaal van den Boerenbond door
Mijnheer Sys, Staatslandbouwkundige.
Aan onze Lezers.
Toestand van den
Landbouw einde
Maart 1922.
I
I
MINISTERS VAN LANDBOUW.
Landbouw comice ^Nieuwpoort,
De Grond. Voeding der Plant.
Dit
Loopt tusschen de
Een die er was.
Versiering der staties met bloemen.
le Les op Aschdag 1 Maart 1922.
De Meyer E. te Mechelen.
Verhelen V. te Herent.
Seis L. te Vilvoorde.
Evrard A. te Bergen.
HenrioulleE. te Borgworm.
Furst A. te Namen.
De Voorzitter,
J. Huyghebaert.
gingen Herinnen; clat zij ter beschikking van
den les of voordrachtgever hoeven te stellen
eerie genoegzaam ruime zaal alsook een be
hoorlijk aangelegden en beplanten tuin.
Noch de zaal, noch de tuin mogen van
een herberg afhangen. (Zie Ministerieelen
omzendbrief van'28 Februari 1895 aan de
HHjTOouver neu rs)
Mile belanghebbenden worden verzocht
hunne aanvraag rechtstreeks tot het Depar
tement van Landbouw te richten, Tuinbouw
dienst, 3 Midcfri^lijnstraat, te Brussel.
Toekomende week geven wij
de marktprijzen van Nieuwpoort,
Veurne, Poperinghe, enz.
De leden der Comicen van Oost-
Vlaanderen worden vriendelijk ver
zocht ons mede te deelen welke
markten hun aanbelangen.
SAMENSTELLING DER PLANT. De
plant bestaat uit 10 stoffen waterstof, zuur
stof, koolstof, stikstof, phosphoor. po-
tasch, Kak, ijzer, magnesium, zwavel.
Onze gronden zijn vooral arm aan stiK
stof en oplosbare potasch. Alle jaren gaan
veel van deze stoffen met de vruchten van
het land weg en Komen er nooit meer naar
Een hertelijK dankwoord van wege den
Eerw. Heer C. Verschaeve, Proost der
Boerengilde, sloot deze schoone les. ’t Is als
het abc., zegde de gevierde schrijver, om
te leeren. Onthoudt ze goed, benuttigt ze
en Komt verder in nog grooter getalle naar
de volgende lessen.
terug. Dit vooral door’t Kweexen der nijver-
heidsplanten en den verkoop van andere
voortbrengselen.
oefen het Ministerie van
woor 15 Mei aanstaan-
%yordt er geene reke-
Het Departement van Landbouw, richt,
ek jaar, op zijne Kosten Kursussen en voor
drachten in over fruit- groente- en bloemen
teelt.-
De aanvragen streKKende tot het bekomen
van dergelijke leergangen en voordrachten
voor 1922-19230-'““
Landbouw toeo
de. Na dezmi datu
■ehouue...
Leergangen en Voordrachten over
Tuinbouw.
Op Zondag 23 April, om 2 ure,
namiddag, ten Stadhuize te NiEUW-
PORT, Algemeene Vergadering voor
de leden van het Cornice. jf
DAGORDEW
1Jaarlijksch Versl^H^HÉ
2. Uitbetaling deg'premiën van de
Landbouwprijskampen van 29 Juni
1921.
3. Goedkeu ring rekening 1921Goed
keuring begroeting 1922.
4. Betaling der bijdrage voor 1922.
5. Verkiezing van het Bureel.
6. Verloting van verschillende
schoone prijzen.
Het tegenwoordig bericht dient tot
uitnoodiging.
De Secretaris,
Th. Dobbelaere.
óveral
veel te weinig gedaan levert nochtans
groot profijt op.
Groenbemestin is niets anders dan eene
vlinderbloemige plant onder geploegd. Vlin
derbloemige planten zijn, als Klaver, lu-
■4izerne, lupinen, saradella, enz. Door deze
bemesting brengt ge veel humus en veel
stikstof in ’t land. De wortels dezer planten
bevatten de eigenschap de stikstof uit de
lucht op te nemen en te behouden. Beziet
t de wortels, de Knobbeltjes er van bevatten
de stikstof. De zaaiïng ervan geschiedt als
navrucht.
De Touring Club richt in 1922, een
nieuwen prijskamp in voor het vernieuwen
de staties met bloemen.
De statieoversten, die al of niet deel
nemen aan dien prijskamp Kunnen alle in
lichtingen bekomen nopens het versieren der
gebouwen en der aan de staties palende
gronden, mits zich te wenden tot de Tuin-
bouwconsulenten van den Staat, namelijK
H.H. DelbeKe V. te St-Amandsberg.
Daarom zal men haar een ruim rantsoen toe
dienen, derwijze haar in goeden staat te be
houden en niet vet te mesten, wat niet alleen
nadeelig op de goede ontwikkeling der
vrucht werkt maar ook niet zelden eene
trage, en moeilijke verlossing voor gevolg
heeft. Hoe zult ge mij vragen, kan overtollig
vet bij de merrie eene tragere en moeilijke
verlossing voor gevolg hebben Ziehier hoe
dat komt en moet uitgelegd worden.
Het vet, door eene overdrevene, onrede-
matige voeding ontstaan, vermeerdert niet
alleenlijk onder de huid, in borst- en buik
holte,' maar gagt ook in al de organen
nestelen en i i de baarmoederwand oorzaak
worden dat hare gladde spierbundels
min goed samentrekken. Vandaar dan,-ge
brek of ontroereikende kracht om bij het
veulenen den baarmoedermond te ontsluiten
en voldoende te openen, in andere woorden,
vandaar gebrek aan kracht om de deur
langswaar het veulen door moet behoorlijk
open te stellen en ook onvoldoende kracht
■■•’<>111 de vrucht door de ongenoegzaam ge-
opend&P.oort naar buiten te drijven. En het
is een bewéken feit dat de neiging tot vetten
bij de eieren door de dracht grooter wordt.
Immers, de vetmesters weten wel wat ze
doen wanneer ze, met hunne magere veerzen
eenen stier laten in de vetweide loopen het
en is zooveel niet om ze tot den kweek te
gebruiken als wel om ze vol te krijgen en
zoo het vetten te vergemakkelijken en te be
spoedigen.
Deze neiging tot het vetten doet zich
vooraf voor gedurende de eerste helft der
drachtigheid wanneer de noodwendigheden
der vrucht betfëkkelijk gering zijn.
Om dié reden zal het rantsoen der drach
tige merrie in evenredigheid harer noodwen
digheden mueien zijn, 'en voldoende om
haar niet vet te mesten.
In algemeenen regel moet men een voed
zaam, krachtig voeder toedienen en uit vol
doende hoeveelheid, zonder den buik over
matig te vullen wat slechte spijsvertering,
buik- en darmkrampen voor gevolg hebben
kan en ook wel eens het verwerpen.
Is er geen werk, dan steke men de drach
tige merriën de weide in, wel te verstaan,
als weder en jaargetijde zulks toelaten. In
de weide vinden zij niet het best natuurlijk
voeder dat men denken kan maar ook nog
beweging licht en gezonde lucht. Is het
eten schraal en niet al te overvloedig dan
dan moet men hun een krachtvoeder toe-
zoetelen, bij voorkeur haver en brood, met
of zonder toevoeging van kalkzouten volgens
de omstandigheden.
Weiden waar volle merriën in loopen en
mogen niet nat of schuipachtig wezen, en
Wat- P'kzander &ra£jitgfl 11
'vallen te voorkomen, ook nog om de dieren
niet te verplichten over die grachten te
springen.
Moet men de drachtige merrien berede
neerd voederen, voor goed drinken zal
eveneens gezorgd worden. Nooit en geve
men koud te drinken aan eene drachtige
merrie, want dikwijls heeft dit het verwer
pen voor gevolg gehad, hetzij rechtstreeks,
door het krampachtig samentrekken der
baarmoederspieren te veroorzaken, hetzij
onrechtstreeks door het doen ontstaan der
buikpijn (zakpijn) gevolg van verwerpen.
Doorgaans wordt de drachtige merrie op
hare plaats in den algemeenen stal gelaten
tusschen de andere paarden, en het en is
maar geheel op het einde der dracht, wel te
verstaan als zulks mogelijk is, dat zij in
eenen wijden stal gezet wordt, waarin ze
los gelaten wórdt en vrij kan rond wandelen.
Deze stal is rijkelijk van zuiver, kortge-
sneden strooisel voorzien. Alvorens de
merrie in dezen stal te brengen, worden haar
indien ze beslagen is, de achterijzers afge
nomen iets wat men op het einde der dracht
altijd zou moeten doen.
Een punt van belang en dat dikwijls nog
verwaarloosd wordt is, het gebruik van ros
kam en borstel, moeten roskam en borstel
altijd in den paardenstal in eere staan, bij
drachtige merriën vooral dienen zij regel
matig aangewend te worden. Want we mogen
uit h,et oog niet verliezen wat voornamen
gt de huid in het zuiveren van het bloed
speelt.
Om onder dit oogpunt de belangrijkheid
der huid te doen begrijpen zal ik enkelijk
zeggen, dat de menschen zoowel als de
dieren, wiens huid, haren bloedzuiverenden
rol slechts gedeeltelijk vervult, ziek moeten
worden, ten gronde moeten en sterven en
zoo komt het, bij voorbeeld, wanneer er bij
mensch of dier brandwonden, zelfs zeer
lichte maar tamelijk uitgestrekte brandwon
den aan de huid voor komen, dat mensch
zoowel als dier tengevolge dier brandwon
den sterven, omdat de huid het gestel niet
voldoende van de giftstoffen ontlast die door
de werking der organen natuurlijk en ge
stadig voortgebracht worden.
In vroeger jaren was het een algemeen ge
bruik de dieren een of tweemaal ’s jaars
bloed te laten, iets wat niet altijd zonder
kwade gevolgen voor de dracht gedaan
wierd. Daar dit gebruik denk ik hier te
lande niet meer bestaat zoo meen ik op dit
punt niet meer te moeten aandringen ik
zal mij vergenoegen met te zeggen dat het
B. Welke zijn nu de bijzondere zorgen
gedurende het baren
Wanneer de merrie zich aan het gereed
maken is om te veulenen, dan zal men een
oog in het zeil houden, en haar gade slaan
zonder haar nochtans te verstrooien ze
werkt gewonelijk liefst haar kantje zooveel
mogelijk ongestoord en alleen af. 4
Waarom de merrie bewaken Men zal de
merrie bewaken om op den gepasten oogen-
blik aanwezig te zijn 1/. om het baren
mogelijk te maken 2/. om na het baren,
het veulen, dat soms zou kunnen versmach
ten in zijne natuurlijke omhulsels, het leven
te redden 3/. ook nog om de slijmerige
vochten uit neus en mond te verwijderen en
zoo te beletten dat ze naar luchtpijp en lon
gen zouden binnendringen en den dood ver
oorzaken 4/. eindelijk om te voorkomen
dat het pasgeboren veulen zou vertrappeld
en verpletterd worden door eene onbehen
dige, lompe moeder, of soms geslagen, ge
beten en zelfs gedood worden door eene
kwade of ontaarde moeder.
Het veulenen dat goed en regelmatig van
stapel loopt duurt, gelijk men weet, zoo wat
tien minuten, een kwaart uurs.
Hier moet ik eenen raad, ik durf zeggen
eenen kostbaren raad geven Laat de na-
.erken, laat de merrie alleen veulenen.
uit gaat en te lang duurt, ga dan zien wat er
hapert. Maar eerst en vooral, wascht uwe
handen en armen zuiver, smeer ze daarna in
met olie, of beter nog met een dik, lauw af
kooksel van lijnzaad, dat voorafgaandelijk
warm door eenen lichten zuiveren doek ge
goten is om er het znad uit te verwijderen.
Afkooksel van lijnzaad is het beste smeer
middel dat ge gebruiken kunt, het is zuiver,
kiemvrij en glibberig, en de kweeker zou bij
het veulenen eener merrie of het kalven eener
koe dit altijd onder de hand moeten hebben,
gereed om aangewend te worden.
Het is voorzeker een allerbest gebruik
alvorens de ingesmeerde hand en arm, in de
geslachtsorganen der merrie te brengen,
deze organen ook uitwendig rein en zuiver
maken, op die manier voorkomt men hunne
besmetting.
Eens hand en arm in de geslachtswegen
voorzichtig ingevoerd zijn, tracht de
kweeker zich rekenschap te geven van den
staat dezer wegen, daarna zoekt hij de lig
ging van het veulen te onderkennen en de
manier waarop het zich aanbiedt. Men on
derzoekt of het veulen nog in leven is, en of
zijne ontwikkeling niets buitengewoons ver
toont. Het spreekt van zelfs, dat de kweeker
voor elke kleine hindernis die zich bij het
verlossen kan voordoen om geenen veearts
gaat loopen en dat hij zelf, in vele gevallen,
de eerste redematige hulp aan zijne barende
merrie moet kunnen geven.
Deze hulp zal bestaan in het goed leggen
van het vëulenshoofd dat een weinig nit de
goede richting geweken is zij zal nog be
staan, in het goed leggen van een been, van
twee beenen, in een woord, in die kleine
hulp, die voor de moeder en ook voor het
veulen dikwijls van het allergrootste be
lang zijn.
Bevindt de kweeker bij zijn onderzoek,
dat de toestand de tusschenkomst van den
man van het vak noodig heeft, dan zal hij
niet langer wachten, en aanstonds de hulp
van den veearts inroepen.
- Niet zelden zal de hulp van den kweeker
bestaan door te trekken, de verlossing te be
spoedigen wat vooral noodzakelijk is wan
neer het veulen achterwaarts komt, of ook
nog de verlossing mogelijk te maKen. Laat
toe hier te zeggen dat de teugels altijd boven
den Kogel van het veulen dienen aange
stroopt te worden, en dat bij het trekken
de as van het beKKen der merrie uit het oog
niet mag verloren worden.
Laat ons nu veronderstellen dat alles ten
beste vergaan is, dat de merrie geveulend
1000 Kgr. halfverteerde
gemiddeld jg’
heeft, zonder het zelfs noodig geweest is eene
helpende hand te moeten toe steKen en dat
de geboorte gelukkig en snel afgeloopen is.
(’t Vervolgt).
(Volgens de verslagen der Staatslandbouw-
kundigeri).
WEERSGESTELDHEID. Het begin
der maand was de groei gunstig de 8 was
geKenmerKt door een geweldigen storm die
heel het land door groote schade veroorzaakt
heeft, eeuwenoude boomen zijn ontworteld
geworden.
Gedurende het grootste deel der maand is
de temperatuur laag geweest, en nachtelijKe
vorsten deden zich herhaaldelijK voor.
De overheersching der gure Oostersche
en W. ©osterschewinden hebben ook eenigs-
zins de hervatting van den grqgubej^’—J
Alhoewel er vj*3^.1
ben zij maar weing water aan” den uoo
verschaft. De landbouwwerKzaamhedétr-'
werden gestoord en de groei is minstens 3
weKen ten achter geleKen met een normaal
jaar.
STAND DER GEWASSEN. Door de
ruwheid van den winter waren de winter-
graangewassen al zeer zwaK en de maand
Maart heeft den groei niet bevorderd,
De rogge Komt betreKKelijK goed voor in
dezen zin, dat weinige velden zullen moeten
omgeploegd worden. De tarwe is in ’t alge
meen zeer dun, zwaK, zeKere landbouwers
hebben een partij ervan omgedaan, andere
blijven onbeslist.
Bijzonderlijk de wintergerst heeft geleden;
vele van deze velden zijn gansch vernield,
elders zijn de zaaiïngen zwaK.
In de cultuur werd een groot gebruik ge-
maaKt van de snelwerKende stiKstofmesten
ten einde de hervatting van den groei te ver
haasten en aan te waKKeren.
Men voorzfet dat de aardappel- en haver-
culturen uitbreiding zullen nemen. Men
heeft tot hiertoe weinig vroege aardappelen
geplant weinig vlas en haver gezaaid.
Bijna overal zijn de Klavervelden ver
nield zij zijn in ’t algemeen vervangen door
mengsels van andere voederplanten Haver,
ray-grass, zomerwiKKen, enz.
De weiden herbloeien niet. De staat van
den bodem die onvoldoende van water voor
zien is en het zeer ongunstig weder bekom
meren ernstig sommige landbouwers die
weer een jaar van voederschaarscheid voor
zien de afslag der dierlijke produKten ter
wijl de voederKoeKen en de zetmeelhoudende
waren bestemd voor het veeonderhoud duur
blijven, verweKt een zeKeren ongezonden
toestand en biedt een weinig aanmoedigend
vooruitzicht. De onzekere staat van de markt
maakt de landbouwers besluiteloos aangaan
de de te verbouwen hoeveelheid suiKerbeeten
en vlas.
aderlaten bij drachtige merriën maar mag
gebeuren als het volstrekt noodzakelijk is.
In de laatste maanden der dracht wordt
de merrie niet zelden hard van afgangt Om
drang te voorkomen en het gebruik van af-
voermiddelen onnoodig te maken zal men
altijd zorgen dat de merrie zonder moeite
naar achter ga.
Ingeval van verstopping zal men zich
wel wachten hevige afvoermiddelen die de
ingewanden fel doen samentrekken te ge
bruiken, want deze kunnen hunne werking
aan de spieren der baarmoeder mededeelen
en zoo oorzaak van het afwerpen der vrucht
worden.
Het is beter de verstopping door eene
redematige voedering der merrie en door
beweging te voorkomen, dan zijnen toe
vlucht te moeten nemen tot afvoermiddelen
(purgatiemiddelen).
Ofschoon ik persoonlijk nog geen ver
werpen tegengekomen ben ,bij drachtige
merriën waarop ik de eene of andyre heel-
kundige werking uitvoerde, toch heb ik .3^ mWgihojuu..
voor regel aangenomen, alle zware heel- Te <J|zer gelegenheid, wordt aan de be-
kundige bewerkingen op drachtige mertiën langfiebbende gemeentbesturen en vereeni-
uit te stellen wanneer zulks mogelijk was. gjngen f^erinnerc clat zij ter beschikking van
Ikdenkalzoo te handelen in de belangen
der eigenaars en ook volgens mijn geweten.
Organieke Mesten.
l/.STALMEST: 't Is eene volledige mest
stof. Zij bevat de vier hoofdbestanddeelen
stikstof, phosphoorzuur, potasch en kalk.
Geeft dus eene rechtstreeksche voeding en
verbetert vooral de structeur van den grond.
'stalmest bevat
4 kgr’ stikstoLjg
2 Kgr. phosphoorzuur.
5'Kgr. potasch.
5 kgr. Kalk.
Ge ziet dus seffens bij ’t aanschouwen
dezer samenstelling dat we er met.,,stalmest
alleen niet Kunnen Komen. Ten andere deze
meststof werkt traag. Scheikundige mest
stoffen moeten dus bijkomen.
Nochtans we 'moeten veel zorg dragen
voor onze stalmest, daar deze mest voor
ons geen uitgaven vergt.
Door de gisting van de stalmest vervliegt
de ammoniak, ’t Is de reuk weke gij vooral
in een paardenstal gewaar wordt.
Hoe losser de mesthoop ligt, hoe meer
lucht er Kan indringen, dus hoe meer gisting.
Van daar verlies van ammoniaK stikstof. Op
vele plaatsen loopt het water der daken eh
van het hof naar den mesthoop, veel plan-
tenvoedsel loogt alzoo uit dus weeral ver
lies een andere waterleiding dient dus ge
zocht te worden. De overdekte mesthoopen
-'■zijn het ideaal, noch regen noch zonneschijn
Kan er aan, de mest is er vastgetrapt door
dieren. Men gebruikt middelmatig 30.000
Kgr. stalmest per Ha. in drie jaar. Een mis
bruik is het lang op voorhand mest op ’t
land te voeren. Als het toch moet, spreidt
hem toch ten minste open.
2/. AAL. Onvolledige mest, bevat en-
Kel stikstof en potasch. ’t Is een snelwerkende
mest. Daarom niet lang toedienen vóór de
plant haar Kan opnemen, vooral niet als den
groei der planten stil ligt. Ook niet bij felle
zon, want de koolzure ammoniak verbrandt
de bladeren.
3/. BEER. Volledige meststof, 1000
liters bevatten 4 1/2 stikstof.
4 1/2 phosphoorzuur.
1 potasch.
Werkt onmiddeilijk.
4/. HOENDERMEST. ’t Is de rijkste
mest van ’t hof. Wordt te weinig verzorgd.
Deze mest moet a part bewaard en niet op
den mesthoop gegooid worden. Best ge
schikt voor boomgaard en moestuin.
Volledige mest, 1000 Kgr. bevatten
16 1/2 stikstof.
15 phosphaatzuur.
8 1/2 potasch.
4 1 /2 Kalk.
5/. GROENBEMESTING
De grond bestaat uit twee, deelen de
bouwlaag en den ondergrond. De bouwlaag
is de vergaarplrjats van het plantenvoedsel.
’t Is dit deel var den grond waarin de plant
groeit en zich ontwikkeld. De bouwlaag be-
-staatjjit eer.jjjV.'’nisob.de£'1 Xbuiiif'M ep y.U-
eene grondstoi\wlK, zand, iPPlri xlei óf een
medgsel van twee of drie dezer). Vandaar
Kalk-, zand-, 'j- of leemgrond.
KL&IG'ROND. ’t Is een vaste, weinig
doordringbare gromT Laat dus weinig lucht
en licht in. Wij moeten dit land trachten te
Kruimelen opdat lucht, licht en warmte er
Kunnen indringen. Daarom zal men hem
veel warme en lange stalmest toedienen. Ook
behoeven zij eene herhaalde toediening van
gebrand Kalk. Dit is hier in de streek veel
te weinig gedaan. Er is potasch genoeg in
den grond, beweert men. Ja, ’t is waar,
maar ongelukkiglijk die potasch is niet op
neembaar door de plonten en brengt dus
geen nut bij.Met te Kaken wordt die potasch
oplosbaar en Kan door de planten benuttigd
worden.
ZANDGROND. Deze is geheel los.'
Heeft geen Kruimelstructeur/eiergroote broK-
Ken). Is te doordringbaar. Met de minste
regenvlaag daalt het plantenvoedsel mede
door de bouwlaag. Hier diene men niet te
veel stalmest ineens toe, best gebruikt men
korte en geteerde mest. Q>enbemesting
vooral aan te raden.
LEEMGROND,
twee bovengemelde.
Wat is HUMUS Eene ontbinding van
organische stoffen stengels, vezels, wor
tels, bladeren, enz. Zuigt goed de vochtig
heid op en bevat veel zuurstof, bevordert de
kruimstructeur der gronden.
Het WATER speelt eene groote rol in den
plantengroei dient om de meststoffen op te
lossen en is ook noodig om de voedingsstof
fen in de planten te leiden. Te groote hoe
veelheid water is nadeelig zuke gronden
verzuren bij gebrek aan genoegzame lucht
dienen gedraineerd of diep omgewerKt te
worden.
B
easwuxstsB
ik