PRIJS
Ammoniak-
SNELLE AANHOUDENDE
WERKING
KRACHT
DADIGHEID
LAGEN
WEKT DE GALVAN
UWE LEVER OP-
MENGELINGEN.
Ontstoppelen.
De Veenmol.
De
en
St
I
PLANTENVEREDELINGSSTATION
VAN GEMBLOERS.
de dik
en bewe-
wezentjes
STIKSTOFBEMESTING
van TARWE en WINTERGERST
wordt het best verzekerd door het
CHILINITRAAT
toegepast voor het zaaien.
Dosissen: 300 Kg. per Ha na graangewassen
200 Kg. per Ha. na klaverweiden.
Deze doenwijze vermijdt het legeren
verwezenlijkt een meeropbrengst van
1.000 Kg. tot 1.200 Kg. graan en van
1.500 Kg. tot 2.000 Kg. stroo.
Maar gebruikt alleen het
CHILINITRAAT
te sterk uitdrogen van de bouwlaag.
i Doelmatig ontstoppelen schenkt leven aan
i den bodem en gezondheid. Een onverluchte
1 bodem toch is een zieke bodem. De ventilatie
breken. In vele bedrijven is de drie of vier-doet de organische stoffen (onkruidplant-
Het fiskaal regiem van de suiker.
Teneinde de suikerbeetplanters
gelding te geven voor de ongunstige
Het woord „CHILI” op de zakken en
fakturen is een teeken van waarborg.
’t Is een insect uit de groep der rechtvleu-
geligen, haam waaronder men een aantal
vrij onderling verschillende groepen van in
secten samenvat. Sprinkhanen, krekels, oor
wormen, kakkerlakken en andere.
Hij is een van onze grootste insecten en
onderscheidt zich door een eivormigen kop,
halfweg in het halsschild gedoken, borstel
vormige, veelledige sprieten, voorpooten die
geschikt zijn tot graven, breede, korte dijen
aan de onderzijde voorzien van een tand,
korte schenen met vijf tandjes gewapend,
kleine tarsen en over elkander geslagen
dekschilden, die korter zijn dan de achter
vleugels. De kleur is donkerbruin en eenigs-
zins fluweelachtig.
Gansch ten onrechte wordt dit insect in
den volksmond schorpioen geheeten; ze dra
gen hoegenaamd geen giftstekel en de vrees
voor ’t aanraken is dan ook in geenendeele
gewettigd.
Wanneer wij enkel zijn keurslijf beschou
wen waarvan hij omhuld is, gelijkt hij beter
op een kreeft. Van den mol houdt hij zijn
gravende handen en zijn ineengedrongen,
en mollig lijf, van de krekel zijn wande-
delingen door de akkers.
JpïE20%STMfl
kent, en na twee
het levenslicht aan
den beginne
gelijkenis vertoonen met groote
Ten andere door het schellen en losmaken
van de oppervlakte der bodem wordt de
haarbuiskracht gebroken met het nuttig ge-
l volg dat paal en perk wordt gesteld aan een
verteren doordat zij de
bacteriënactie begunstigt. De bodem gaat
deugdelijk aan ’t broeien.
Tusschcn de meerdere omzettingen komt
op d eerste plaats de salpetervorming (ni-
van bac-
kening mede houdend welke groote water- j
j hoeveelheid een vruchtenoogst vergt.
Ontstoppelen dadelijk na het zichten vaw
een gewas, weze het wachtwoord. Het valt
niet te betwisten: De laatste jaren hebben';
de landbouwers zoowel in zware als lichte'
gronden in dit opzicht beste vorderingen
gemaakt. Ze hebben geleerd niet te dralen,
althans in groote meerderheid, en direkt na1
het in rij zetten der hoopen, den bodem te'
scharige wendploeg in gebruik, in andere de' jes, stoppels, e^zj
veertandcultivator, ten einde snel en doel- I
matig te werk te gaan. Nog wel zijn er 1
uitzonderingen uitzonderingen en achter-i
blijvers zullen er immer zijn. Sommige 1
nalatige landbouwers laten soms hun gron
den weken liggen zonder te ontstoppen.
Mochten ook zij hun profijt begrijpen, en
inzien hoe schadelijk zulk eene praktijk hun
komt te staan.
En op dit gebied is vakonderwijs het 1
machtigste wapen. Een landbouwer, net als
gelijk wie, heeft gaarne den „waarom” van
zijn handelen te kennen. Liefde voor een 1
stiel komt slechts wanneer men een flinke
geoefende stielman is, liefde voor zijn be- I
roep zal een landman meest hebben wan
neer hij zijn vak begrijpt. Dan wordt elke
handeling en elk werk als iets dat leeft en 1
spreekt tot hem. De laatste jaren heeft
men een zekere „landsvlucht” gekend. Ge- 1
lukkig is hierin een kentering gekomen, ten 1
bate van landman en land. Werp maar
even een blik over de Zuidergrens. Is het 1
niet om bij te treuren die hoeven en nog
hoeven die er schier verlaten liggen. De
bloei eener industrie hangt in ruime mate 1
af van de waarde, zoo vakkundige als mo-
reele, van den leider. Zoo hangt de goede 1
gang van het boerenbedrijf grootendeels af 1
van den landbouwer zelf, die goed moet on- 1
derlegd zijn, en grondig met de landbouw-
praktijk bekend. Het hoofd der uitbating
moet voldoende vakkennis bezitten om oor
deelkundig werk en werkwijze te regelen,
enz. Elke natie heeft er belang bij zijn
landbouw tot bloei te brengen, door hem te
beschermen, en door inrichting van degelij
ke vakopleiding der jonge boeren: de land
bouw toch is de voedstermoeder van het
menschdom.
De landman moet in staat worden gesteld
zijn hoevebewerkingen te beredeneeren,
dank zij een stevig vakonderricht. Vele
boeren waren in de meening dat de grond
minder uitdroogt zoo men hem na het sche
ren van den oogst met vrêe laat. Wat een
dwaling!
Het ontstoppelen heeft den gunstigsten
invloed op de struktuur der bouwlaag. Het
heeft voor uitwerksel den grond in droog-
periode vochtiger te houden en te hinderen
dat de diepere laag te zeer zou uitdrogen en
verharden, wat het latere ploegen zeer zou
bemoeilijken) en draagt er zeer toe bij het
onkruidzaad te doen ontkiemen. Er dient
nauwelijks op gewezen wat een voordeel de
vernieling van onkruidzaad en -planten op
levert. Onkruidzaad toch blijft overvloedig
op den akker over na het pikken. Door het
losmaken en omkeeren van den stoppel komt
het zaad in de mogelijkheid te kiemen. Om
dit laatste te bevorderen zal men dadelijk
na het ontstoppelen, eggen. Een tijdje later,
komt een tweede omwerking aan de beurt:
deze zal de reeds gevormde onkruidplantjes
verdelgen en nieuw onkruidzaad boven bren
gen dat eveneens zal opschieten, plant vor
men en worden vernield. In sommige streken
als b.v. de Polders wordt op die wijze braak
land van onkruid en woekerzaden gereinigd.
De oppervlakte van den bodem is door den
band tijdens die maanden rust, vrij hard ge
worden. Die korst dient gebroken zoo snel
mogelijk, ten einde de bodemverluchting te
bevorderen en warmte, vocht en gassen te
laten binnendringen.
Bij regen kan dan het water, in stee weg
te vloeien, in den grond trekken wat vooral
nuttig is voor de navrucht gezien in dien
tijd van het jaar de bouwlaag doorgaans
lijdt aan watergebrek en er anderzijds re-
Wil men ze verjagen dan kan men hier
voor den grond vetten met den mest voort
komende van dieren die met lijnmeel wer
den gevoederd. Dit laatste nochtans onder
alle voorbehoud en ook niet uit ’t oog ver
liezen dat men zijn grend niet mag ontlas
ten ten nadeele van zijn evenmensch, die in
zijn grond gansch uw leger veenmollen zal
opvangen.
Het mannetje is altijd merkelijk smaller
da nhet wijfje. Bij volwassen insecten zijn
de bewegingsvleugels goed ontwikkeld. Hier
uit moogt ge nu hoegenaamd niet afleiden
dat het diertje gemakkelijk vliegt, daar is
niets van, het wijfje met een eitjesgevuld
achterlijf is te zwaar om te vliegen, het
mannetje alleen heeft een zware vlucht.
Op het einde der maand Ju ai, begin Juli,
legt het wijfje eitjes in een gegraven hol
van 20 tot 25 centimeter diep; boven aan de
oppervlakte kan een klein opgewroet heu
veltje, soms met verdroogde planten ver
mengd, u de plaats der eitjes aanduiden.
’t Is een molhoop in ’t klein. Een gaande
rij komende tot aan de grondoppervlakte
staat in verbinding met het nest. Het wijfje
dat zich aan de opening der gaanderij be
vindt, roept des avonds het mannetje met
een scherpen keelklank. Zeer vruchtbaar
legt ze van 200 tot 300 eitjes, wat rosachtig
en kleverig, dik als rapenzaad. Ze legt die
in een eivormige schaal, als een hennenei
zoo groot, dat men bij ’t spitten niet zelden
naar boven brengt.
Het aantal eitjes slinkt tot 25,30, zonder
dat men de reden hiervan
tot 15 dagen geven ze
evenveel jonge larven die, in
wit, veel
mieren.
Eerst leven ze in familie bij elkaar om een
weinig later er elk afzonderlijk op uit te
trekken en verrichten, alle verhoudingen in
acht genomen, zooveel schade als de volwas
sen insecten. Na drie jaar bereiken ze hun
volledige ontwikkeling.
De veenmol is een nachtwandelaar; over
dag verschuilt hij zich in een nest zoodanig
diep in den grond gelegen dat hij geen ge
vaar loopt bovengespit te worden, of om te
komen door de koude gedurende den winter.
Een of meer loodrechte gaanderijen geven
toegang tot dit nest. In lichte goed verkrui
melde of losse gronden die warm zijn aan de
oppervlakte en tamelijk frisch in de diepte,
verblijft hij ’t liefst. Gedurende den winter
zoekt hij een warme plaats op; t’ zij langs
mest of mestaarde om er in te dommelen.
’t Is een zeer lastige vijand. Hij verricht
zijn verwoestingen in ’t duister en verroert
zich niet bij dage. Zijn handen graven boven-
aardsche gaanderijen die soms zeer lang zijn
en met de tanden die zich aan de onderste
ledematen bevinden, snijdt hij als met een
scheermachine alles door wat hem in den
weg staat. Van de avonddeemstering tot de
morgenschemering werkt hij aan de grond
oppervlakte, trekt gaanderijen in alle rich
tingen, niets latende waar hij niet gaat en
hergaat. Hij tast de besproeide beplan
tingen aan, verbergt zich in den mesthoop,
de mestaarde, vertoeft in de begroeide tuin- 1 in hun winterslaap kan verrassen en dooden.
bedden, vernietigt de jonge zaailingen. I Men kan ze ook vergiftigen door het uit-
De veenmol is
insecten, poppen, pieren, meikevers vinden I seenhoudende stoffen,
den weg naar zijn maag, maar hij snijdt en I
knaagt ook aan de plantenwortels die hij
ontmoet: koel, latouw, erwt, wortel, enz.,
holt aardappelknollen uit, lust aardbeien. In
alles wat hij ontmoet, vindt hij zijn gading.
’t Is ongetwijfeld een zeer lastige gast die
ongelukkiglijk maar al te vaak in onze
groentetuinen te vinden is. We zullen dan
ook alle mogelijke middelen aanwenden om
hem te vernietigen: verstikking, vergiftiging,
valstrikken, schuilplaatsen enz.
Indien men een vettige vloeistof als olie,
petrool, met de veenmollen in aanraking kan
brengen om de luchtgaten te verstoppen
langswaar ze langs beide zijden van het
achterlijf moeten ademhalen dan sterven
ze door verstikking. Dit is nu juist geen ge
makkelijk werk en ziehier hoe men het
kan aan boord leggen.
De plaats door veenmollen bezocht, begiet
ge tegen den avond met water en trapt den
grond goed aam. Binst den nacht zullen de
veenmollen horizontale gaanderijen maken,
volgt deze op en aan ’t uiteinde ervan zult
ge de loodrechte opening van zijn nest vin
den, maakt die opening tot een soort trech
ter en giet er water in bijna tot boven toe,
doet er nu uw
die verstikt. Men kan hetzelfde
bekomen met zwavelkoolstof die
vluchtig wordt en dampen voortbrengt
zwaarder dan de lucht.
Bloempotten van middelmatige grootte die
men op een diepte van 4 tot 5 cm. onder de
oppervlakte van de horizontale gaanderijen
in den grond plaatst, kunnen als valstrik
dienen, waar de veenmollen intuimelen en
niet meer bovengeraken. Legt men nu een
stuk wortel, een aardbezie of een stukje kool
op den bodem van den ingezetten pot, dan
lokt men de veenmollen aan en wil men hun
gang naar de potten voor hen aantrekke
lijker maken, dan plaatst men latjes die aan
de opening van den pot uitkomen.
Indien men in den Herfst een tamelijk
diepen greppel met mest opvult en daarna
toedekt, dan zal men een toevluchtsoord te-'
gen de koude voor de veenmollen klaar heb
ben, waar men ze dan in de maand Februari
finadeurs uitgekeerd worden aan
ters van inlandsche suikerbeeten
werkseizoen 1939-1940.
Uit het verslag aan den Koning behelzen
de de motiveering van bedoelden maatregel
lichten wij volgende beschouwingen:
Gedurende het werkseizoen 1938-39 is de
alles verslindend, zoowel strooien van maïskorrels gekookt men ar- voortbrengst van inlandsche suiker zeer on
toereikend geweest. Zij heeft in ronde cij
fers en uitgedrukt in kristalsuiker slechts
174.000 ton bereikt, tegen 217.000 en 214.000
ton onderscheidelijk gedurende de seizoenen
1936-37 en 1937-38. Die toestand is te wijten
aan oorzaken waarbij de planters niet be
trokken zijn. Deze laatsten hadden een
minstens even groot aantal Ha. bezaaid als
de vorige werkseizoenen, maar de opbrengst
van de beeten in gewicnt en suiker heeft
onder de weergesteldheid en onder sommige
beetenziekten te lijden gehad.
Aangezien het Belgisch suikerverbruik
220.000 ton beloopt, zal door invoer van sui
ker uit het buitenland in het tekort moeten
worden voorzien.
Ten beloope van dezen invoer, zullen de
Belgische planters niet in aanmerking komen
voor de te hunnen bate bij de wet van 24
November 1937 uitgevaardigde bescher
mingsmaatregelen welke door vermindering
van accijns gepaard met invoering van een
bijkomend invoerrecht op suiker, op een
ondersteuning van 69 fr. per 100 kg. binnen
lands verbruikte suiker uit inlandsche bee
ten neerkomen.
olie in ’t bereik van den mol
ui
1 leneinae ae suixeroeetpianters eene ver-
aans on s gejding te geven voor de ongunstige op
brengst van den laatsten oogst, heeft het
j koninklijk besluit van 22 Juli verschenen
in het staatsblad van 26 Juli 1 1. volgende
regeling ingevoerd:
Ten beloope eener maximahoeveelheid
van 25 milioen kg. suiker ingevoerd en ten
verbruike aangegeven tot en met 15 Octo
ber a.s., wordt het tolrecht verminderd op
100 fr. per 100 kg.
De aldus toegestane vermindering van 60
fr. per 100 kgr. of totaal 15 millioen frank
moet door de suiksrbeetfabrikanten en raf-
de plan-
van het
trificatie) tot stand met behulp
teriën.
De wetenschap heeft bevonden
zen dat deze bacteriën levende
zijn (o.a. bij grond voorafgaandelijk aan
hooge temperatuur onderworpen, of door
sterk-ontsmettende vloeistoffen b.v. chloro
form (formicinum acidum)mieren (zuur)1
doorwerkt bleef de nitrificatie uit). De om-,
zetting van ammoniakale zouten tot salpeter
geschiedt door de medewerking van lucht-
vergende bacteriën, gezien ze des te beter
werken naar gelang de luchttoetreding rui
mer geschiedt.
Daarentegen hebben de schadelijke dene-
trificesrende bacteriën weinig of geen lucht
noodig voor hunne ontwikkeling en werking,1
vermits zij hun volle actie slechts ontplooien
bij afwezigheid van lucht.
Bij uitzonderlijk-droge zomers kan het
wel eens nuttig zijn, zoowel op zwaren als
lichten grond, na het ontstoppelen te rol
len ten einde de haarbuiskracht te begun
stigen en de ontkieming der zaden te be
spoedigen. Moest het droge weder aanhou
den, dan mag men de gerolde grondlaag niet
te veel vrêe laten daar de bouwlaag derwijze,
juist uit hoofde der capillariteit, te sterk
zou uitdrogen. Waar echter een regenvlaag
de ontkieming spoed bij zet, bekomt men
spoedig een weelde van onkruidplanten, die
de oppervlakte tegen de uitdrogende zonne
stralen beschermt, de salpetervormende bac
teriën een gunstig midden verleent en tot
werking aanspoort, de ammoniak-vervluch-
tiging tegenwerkt, en de voedende stikstof-
elementen vastlegt. Deze laatste, zoodra ze
in opneembaren vorm aanwezig zijn, gaan
dra verloren door wegzijpeling naar den
ondergrond, door vervluchtiging, of door
wegspoelen bij stortregens, indien ze niet
door plantenwortels worden vastgelegd.
Ten slotte worden derwijze de schadelijke
onkruidplanten tot een voor den bodem nut
tig element gewijzigd, daar ze een flinken
voor raad organische stoffen aan den man
brengen en als ’t ware een puike groenbe-
mesting daarstellen.
Op voorwaarde nochtans dat men ze on
derbrengt voordat de woekerplantjes zaad
vormen. A. MAS.
Wintervastheid der Tarwerassen.
Als antwoord op onze vragen daarover ge
steld aan Professor JOURNEZ, Bestuurder
van gemeld station, heeft deze ons hetvol-
gende laten weten:
Als gevolg aan uw schrijven van 4 dezer
heb ik de eer U te melden dat het onder-
zoek door ons station ingericht om de
schade vast te stellen veroorzaakt in Bel
li gië door de vorst in December 1938, de
volgende uitslagen heeft gegeven:
y Tarwerassen die best aan de koude weer
staan hebben: Couronne, O 1131 van Sva-
lof, Garstens V, Skandia, Biala, Weibull,
Astra, Bacton Rea, Bacton Iron Chevalier,
(i Pansar, Alst, Alte, King Wheat, Droning,
von Stocken, Trifolium (selectie van 1938)
(i Hebben weerstaan doch in mindere ma
te, en niet in alle gevallen: Mendel, Rufus,
Victor, Dubbele Stand, Up, Dikkop, Alba,
Rysder, Westerfield, Record blanc, Dattel.
Lignées die dikwijls verwoest werden en
die nu nochtans in hoogeren graad weer-
(l staan hebben dan de groote meerderheid
der rassen:
Jubilé, Juliana, Prins Leopold, Hybride
i< du Centenaire, Ins atuut van Gembloers,
18.102, 079 van den Boerenbond, Impérial,
I Wilhelmina VIII van Gembloers, Baudoin.
Zooals U bemerkt, zijn het, in ’t alge-
meen, de rassen van het Noorden die best
weerstaan hebben; maar die variëteiten
passen weinig voor uwe zand-leemgronden
of nog lichter land, want zij zijn laattij-
dig, meer onderhevig aan legeren, aan
verschroeien, aan koolbrandziekte en roest.
De strenge koude van December 1938 zijn
<i een uitzondering geweest en er bestaat
weinig kans zulks nog te zien voorkomen
i< binnen korten tijd.
ii Voor uwe gronden in Oost-Vlaanderen
mag ik U de volgende rassen aanbevelen
Jubilé, Lignee O (Professor Delos) of In
stituut van Gembloers 18-102 met de vol-
gende kenmerkende eigenschappen.
Hybride du Jubilee, vroege tarwe zooals
Vilmorin 27, rood graan van voldoende dik-
(i te, langwerpig aar, zelfde densiteit als Vil-
ii morin 27, struikt vast en goed, zelfde
hoogte als Vilmorin 27, rechte stand,
sterk tegen het legeren, tegen roest, te-
gen voetziekte en tegen stuifbrand, weer-
ii staat goed aan de koude, althans veel
n meer dan menige Fransche tarwegroepen.
Overtreft in opbrengst 10% Vilmorin 27 en
ic Benoist 40past bijzonder goed in rijken
grond en vraagt een passende dosis stikstof.
(Wordt voortgezet). A. C.
2
3
Fl
sulfaat
-
-•ft
w
IN
Zonder calomel en s morgens zult gij
monter en frisch uit het bed springen.
Da lever moet eiken dag één liter gal in de
Ingewanden uitstorten Wanneer de gal niet
vrij toevloeit, kan uw voedsel niet verteren;
het bederft. Kwade gassen doen uw lichaam
zwellen; U lijdt aan verstopping. Uw orga
nisme wordt vergiftigd en U is zwaarmoedig
en terneergeslagen. U wordt een zwartkijker.
Een laxeermiddel is een noodhulp. Een ge
dwongen stoelgang bereikt het doel niet. Alleen
de KLEINE CARTERS PILLEN voor de LEVER
kunnen het vrij toevloeien van de gal verze
keren, wat U er weer bovenop zal helpen. Het
zijn zachte plantenulttreksels. die werkelijk
op verrassende wijze het toevloeien van de gal
bevorderen. Eischt de Kleine Carters Pillen
voor de Lever In alle apotheken fr. 12.5?-