Oostende. CONGO Alles is maar een gedacht Vlaamsch en Vrij P Aan alle die vrienden, onzen welge- meensten dank En nu weer vooruit ter verspreiding onzer liefhebberij en zijnen Bode, ter bevordering onzer belangen en ter ver- wezentlijking onzer machtige leus «Nut en Verzet en Vlaamsch en Vrij» De vrienden die zoo bereidwillig waren ons een handjen toe te steken, 't zij om 't even welken dienst,zijn ook allerbest gedankt en volgeeren bidden wij hun tevens ook altijd op onze dienst- veerdigheid te rekenen. R. I). Bericlit. Andere makkers die iets gewichtigs voor te brengen hebben, worden er ook toegelaten. mm. ii - M. Hect. Be Groote, Gyselbrechteghem, met M. Jos. Goossens, Lon der zeel, met Nut en verzet Vlaamsch en Vrij En nog eenige anderen. Ter herhaling diene gezegd dat de Bestuurleden vriendelijk verzocht zijn heden 5 Juli op post te zijn. op den hoek der Gevaertstraat a la Tourelle te Brussel-Cureghem links der Zuidsta tie, over de Raadsplaats. 'k Zag ze daar voor mij oprijzen in al hare eentoonigheid en zwartigheid, 'k Zag ze daar met hare hooge huizen en breedgeronde hoogopschietende kaven "k Zag haar Oostende-Oostende in den vroegen uchtend. Zij lag daar, de trot- sche koninginne van weelde en pracht, van vermaak en genot in slapende on verschilligheid, en rustende onwetend heid. Zij lag daar: roerloos, stille, onbe wust van haar bestuan terwijl de zachte nevel onbemerkt eenen sluier van don kere zwarte grijzigheid over de stad spreidde. Een mantel die gansch Oosten de overdekte uit eerbied en dunkbaar heid voor die menigle, die nog roezig te slapen lagen en die gedurende den loo penden dag Oostende hemel in al zijn blauwendigheid en schitterheid zouden begroeten, die de weerspiegeling zouden aanschouwen der ketterende zonne in de wijde groote zee. Dc zoo woelige en bedrukte straten waren nog eenzaam en vaal. Slechts het dokkeren van een kmepende wagen ge volgd van het kletteren van de hoeven der afgedobde paarden op de knoestige straatsteenen liet zich hooren, ofwel af wisselend het geroep en getier der werklieden, welke naar de fabriek gin gen, of het lachen en gichelen der lusti ge reizigers die de spoorhalle binnen trokken, was alles wat men in die mor- gendstilte vernam. Dit was het slapende Oostende, de koninginne der badsteden. De zon priemde al meer en meer, en de zachte nevel verdween onder hare blek- kerende stralen. Nog een dunnen blau wen sluier van den grooten nevelman tel zou nog een weinig blijven hangen totdat Oostende zou wakker schieten uit zijnen donzigen slaap. Het beêklokje klepte zoo zongrig zoet uit achting en vrees der heerschendé badgodin, en hier en daar zag men, als eene zwarte sch im, een oud vrouwtje in haren kapmantel gehuld het heiligdom binnentreden. Al meteens, speelt de beiaard luidc- galmend zijn altijd zelfde orgelspel, en God weet hoe. nu schiel Oostende wak ker. Het spel begintal les roert, loopt, beweegt, schudt, zucht,kuischt, en alles gaat zoo rap dat het onbemerkt voorbij gaat als de ontknooping van een drama of kluchtspel. De kaafkèns rookeri, en blauwe kuil tjes zweven zacht alle kronkelingen ma kende, eindelijk uildunnend.de lucht kring in. De melkboeren met hunne blin kende koperen kannen die zich scherp afteekenen met het heldergroen hunner melkkarren, hebben druk hun werk. 't Wordt tijd want de stoomduivel laat gestadig zijn scherp gefluit hooren en eene pratende babbelende menschen- massa stormt de spoorhalle uit, en zij moet Oostende gereed vinden. Allen wil len Oostende eens zien; eenige gaan voor vermaak welke zij elders niet von den, andere omdat zij niet weten wat doen, gene voor dagelijksche zaken; elk heeft zijne reden, of liever elk heeft gee- ne reden, want allen als zij Oostende binnentreden zijn er onbe wust van. Zij prutenen babbelen onder elkander als waren zij van lange oude boezemvrien den en de eenige reden die hen nog voor komt is Oostende, die zij zoo dikwijls bewonderd hebben nog eens Ie zien, al te zamen, en al hetzelfde dat zij voor heen zoo dikwijls aanschouwd hadden, te bewonderen, en nu veel schooner en nieuwer, veel aantrekkelijker en stati ger tc vinden. Immers Oostende is een tooverplek, een rozengaard waar alles verandert en vernieuwt gelijk de klee- ren en Versieringen van een tooneel. De zon schitterde nu in al hare pracht en grootheid alles blonk en pinkelde onder hare luisterlijke stralen. Helder blauw was nu Oostende hemelgeen wolkje te bespeuren eene zee van kleurrijkheid, onmetelijk groot, helder, schoon,verrukkend. Eene zwangere hitte die alles streelde omgaf de stad. De winkels waren opge tooid en lachen zoo vriendelijk door hunne bekoorlijke afwisselende uitstal lingen den wandelaar toe. Mensehen op menschen kwamen uit de spoorhalle ge stormd en wemelden in de woelige stra ten recht naar de uitverkorene, de aan bedene - de zee. De zee iets groot, iets heerlijk, iets verrukkend. Een on metelijke gladde spiegel, waar de zon neschijf oogverblindende prachtige kleu ren maalt eene oneindigheid van blauw die zich ginder verre aan den gezicht einder vereenigt, in eene rijke kleuren- harmonie.met het blauw der lucht. En daartusschen ziet men afwisse lend eene dansende en rimpelige grij zigheid eener opgestuwde baar hier en daar bij plekken in die uitgestrektheid water. En aan uwe voeten klotst en botst, tammelt en stamelt zij hare geheime zeetaal, die zij alleen verstaat, en een brobbelend biblend schuim van woede, omdat gij onnoozele mensch, nietig schepsel haar babbelen niet verstaat komt u toegestroomd. Zij heet u welkom in't klotsen van de baren en dreunend komt zij u rimpelig te gèmoet en gij be seft haar niet. Hoe schoon hoe luisterlijk hoe aan genaam 1 Wie voelt, zich niet betooverd Wie voelt zijn boezem niet zwellen van deugddoende genot en zoete opwellend- heid Neen! men bemerkt bijna die bonte menigte niet die rustig op het strand wandelt en nederzit, men aanschouwt de weerkaatsing en de schakeering der dansende trillende kleuren in den zon neschijn niet Men bemerkt die baden de menschen niet die luidruchtig zich in het water spoelen. Neen, dit alles gaat bijna onachtzaam voorbij. Men wordt opgenomen in honger sfeeren onze geest vlot hooger op in die zee van blauwendigheid. en geniet het zoete schoonheidsgenot, de heerlijkheid der natuur. Exelsior Exelsior Exelsior. Dit was het levende Oostende met zij ne diepprentende indrukken. B'jdragenprijskamp 1908.) Odilon Van den Noortgate, Oosterzeele. Vervolg. Wat de taal aangaat, groote geleerde taalkundigen verklaarden dat onder de verschillige kongoleesche talen welke duizende jaren oud zijn de katangeesche en vele andere, in schoonheid en in mé lodie verre het zacht vloeiende Itali- aansch overtreffen. De kunsten zijn hier in eer, nog meer dan bij gelijk welk europeesch volk, zelf in het eenvoudigste huisgereedschap treft men ze aan. Het ciseleeren der wapens kan vergele ken worden met dat der middeleeuw- sche Tobedaansche. Voor wat het ge- weefsel be treft, (hi er verschijnt een en ka- tangeeschen hoofdman, enkelijk gekleed met een rok), die zonderlinge kerel brengt den lach op uwe lippen hoeren en dames maar vergeet niet dat die rok wel ke u zoo vroolijk maakt door geen Euro peesch ge weefsel kan overtroffen nog evenaard worden alleen het kostelijk, wereldberoemd geweefsel van Smyrna komt er dichtbij. Wilde een van de hier tegenwoordige damen zulk een rokje in haar bezit krijgen zij zouden minstens overeen sommeken van SO.000 zeggen vijftig duizend franken moeten beschik ken, en dat noemt men wilden. Voor wat het beeldhouw en snijwerk betreft (Men ziet nu een aantal kunstvoorwerpen) hier is een gesneden tamboerin hij over treft in fijnheid van werk, den spaansche tamboerin, berustende in het Trocadera te Parijs... (Er verschijnen een paar vrouwen met enkel een sluier om de lenden, en maïs stampende voor het huisgezin, een half dozijn, kloeke, dikke bengels, spelen en plonzen in liet water rond de woning.) Hoe onnoozel l.Hoe dwaas zullen som migen zeggen, doch voor mij schooner, en voorbeeldiger die half naakte moeders en die naakte kinderen, dan (Hier ziet men eenige havelooze, mijn werksters uit het kolenbekken van Charleroi. Een ander tafereel toont de vrouw in de fa briek) hier zegt de spreker is de kleedij dezelfde doch stool aan, en waar zijn de kinderen Bij vreemde of aan hun lot o- vergelaten. Voor wat de gezondheid en open lucht betreft ziehier l°(Men ziet eenige kleine achterbuur ten onzer volkrijke steden waar onze minderbedeelde broeders' in verpesten de achterbuurten opeengehoopt zitten

HISTORISCHE KRANTEN

De Raadselbode (1901-1909) | 1908 | | pagina 2