Be Roqde Koozek -- Letterkundig tijdschrift voor Belgenland VERSCHIJNENDE ALLE VEERTIEN DAGEN In Vlaanderen waar er blommen bloeien en geu ren gelijk in ïndere landen... zoo zongen de Bo, en Gezelle. In Vlaanderen waar het gouden koolzaad bloei schooner dan in menig oord... In Vlaanderen waar toch ook witte leliën prijken In Vlaanderen waar zoo menige stokroozen van alle verf en zweem, langs den witgekalkten gevel van huis en hof, den rijkdom van hert en geest en het dichterlijk wezen verraden van ’t folk dat daar wonend is... In Vlaanderen, de lustwarande van het Noorden, staan hier en daar, langs den stillen kant van een oud hof, met hooge boomen omschaduwd, schilder- schoone korven, onder de glimmende euziën van een houten biehuis, met gulden baverstrooi bedekt. Daar wonen en tronen de neerstige bietjes, die niet ’n weten wat tijd verliezen is. Daar, om ende om die lieve doening, ronken en gonzen zij maar daar ook vergaren zij, een weinig teenegader, hunnen schat: het edel was, en... den zoeten honing. Daar... leefden zij lange, in ongestoorde vrede, zonder veel te moeten stralen. Maar, ’t is stille, waar 't nooit ’n waait Verraads kwam een stormwind op uit den Oosten, sloeg menig biehuis in duigen, eb verdreef er de zwermen uit. Vluchten was vluchten, naar verdere streken, tot dat de bietjes eindelijk buiten wind gerechten, en een weinig adem haalden. Eendracht maakt macht. Wat ons bekommert, zult ge zeggen, ’t is wat de bietjes gedaan hebben met hunnen schat, met hun zeem, met hunne kostbare honinggraten Stelt u hert gerust. De bietjes h' bben alzoo eens, van verren aan, geloerden, als ze zagen dat er wat schuif in de lucht kwam, zoo zijn ze, waar ’t nog doenlijk was, wie hier, wie daar, op hun stappen wedergekeerd, menschelijk gesproken hebben ’t al meêgenomen wat ze kosten, en hielden het gesloten, dat hun handen kraakten. Aangekomen in hunne schuilplaats, in hun kleen beluik, daar zoeken en peuteren nu de bietjes en vergaren al wat er te vinden is. Met dit verschil, dat er in hun bloeiende warande veel min keus is dan eertijds in het groot beloop dat zij mochten uitbatenzoo dat zij hen schier aan één slag van blommen moeten houden de roode roozen. Niet dat ze die rooz°n minachten of misprijzen, verre zij van daar, ’t Schijnt dat die blommen van hetzelve slag zijn als deze die in Gods hoveken groeiden op den berg van Olijven, en, zoo ik mij niet 'n bedriege,’ uit ende uit dezelve die bloeiden en geurden op den berg van Calvarien, den kruis berg hard van steen gelijk Vondel zong. Wat zegt ge misprijzen Moest Meester Gezelle nog leven, hij die de blom men zoo geren zag dat hij ons bestreed omdat wij gewone en alledaagsche kelken te keer gingen, er riugsom vlogen, er onze neus in staken, of erger nog er geheel in kropen wat doet ge daar? riep hij, wat zoude hij nu gezeid hebben, moest hij zien of ter wete komen, dat wij nu op God zijn blommenakker zelve onzen oogst op doen O I hij zoude ons met nen vriendelijken diep genegen knik, van dezen keer goed gekeurd hebben; le Jaar N° 2. Het zitiznmer centiemen R0ND DEN YZER Februari (ls,e helft) 1S18. Drukker-Uitgever A. TEMPERE-MUYLE, 17, Rue de Vic, Calais (France). De bijdragen uit Vrankrijk of Engeland te zenden naar den Drukker-Uitgever, Deze van geschiedkundigen aard naar E. HOSTEN, 60, Rue des Francs Bourgeois, Paris. Deze uit het onbezette land naar Villa Leopold, De Panne. Een klein land kan groot zijn als zijne ziel groot is. Een land zal groot blijven als het zijne kenspreuk getrouw blijft.

HISTORISCHE KRANTEN

Rond den Yzer (1916) | 1916 | | pagina 1