Unde Venis
Letterkundig tijdschrift voor Belgenland
De Vlucht nwr.... T
1* Jaau N° 3.
Hat nummer IS aeatiemea.
Februari (2« helft) ISIS.
VERSCHIJNENDE ALLE VEERTIEN DAGEN
door JELIS DUPON.
Drukker-Uitgover A. TÊMPERE-MUYLE, 17, Ru» de Vic, Calais (France).
De bijdragen uit Vrankrijk of Engeland te zenden naar den Drukker-Uitgever.
Deze van geschiedkundigen aard naar E. HOSTEN, 60, Rue des Francs Bourgeois, Paris.
Deze uit het onbezette land naar Villa Leopold, De Panne.
Eendracht
maakt macht.
Op den diepen hollen weg, den heuvel af, dan
uit de helling, den heuvel op, kwam, niet op haar
ezelken gezeten, maar op een landkarreken door
den muil voortgetrokken, eene vrouw met hare ze»
kinders. De man stapte er nev» ns, en hield nu en
dan het schuw dier bij den toom vast. Wat haver,
eenige bund» Is strooi, een beditozak, wat huisge
rief door malkander gegooid was nog geheel bun
rijkdom.
Daar aan den rand van het bosch, bij een oud
irgestuikt kapelleken in steen, hielden ze stille. Ze
waren immers de eerste. Niemand zagen ze nog
achterkomen. Ze dorsten niet verder vooruit, en de
dorpplaatse lag maar op een kleinen afstand van
dien wijk. Voor geen goed ter wereld zouden zij
daar eerst willen gezien zijn. De vrouw kwam met
hare zes kinders van de schamele kar af en ging een
wijle bidden voor het steenen kapelleken, en zij
dacht op Onze Lieve Vrouwe, die ook eens had
moeten vluchten met baar kind, en wiens verduis
terd beeld daar diep en donker bachten het ijzeren
gelend verscholen zat.
De man spande het dier uit, en gaf het wat eten,
stopte zijne pijp, verzuchtte eens luide, en ging wat
water halen. De muil had dorst.
Epn honderd stappen inwaarts stond er een oude
landsche herberg Hij kende 't volk. Daar vond hij
twee rijke lieden van zijn dorp ritten, die ook
wachtten op den stroom, of liever gelijk ze in
hunne geestige taal het zeiden tot dat de bede
vaart voorbij was. Ze waren nog van ’t gedacht dat
ze mei het vallen van den avond gingen mogsn
terugkeeren. Maar de man schudde treurig zijn
hoofd en zelde weemoedig ge zult allen bedrogen
zijn ik heb een gedacht dat het voor lang is, en
hij verzuchtte nogmaals.
Ze komen af, riep hem zijne vrouw, terwijl hij
den muil te drinken gaf maar kijkt ’t is zonder
einde I
De vrienden uit de herberg kwamen ook bij ge-
loopen. Al te haastig spraken zij, afkeurend ze
doen daar alles mede, en morgen of nog vroeger,
zullen ze alles moeten wederdragen. De eerste
vluchtelingen waren al te voet, met pakken en
zakken geladen, tot de kinders toe, die meer droe
gen als ze dragen konden. Hier en daar een rijtuig
met juffers, met dameh, geen heeren, ook al een
wijtewagen met twee drie gezinnen er op, en daar»
tusschen nu en dan een hondekar met allerhande
goed overladen. Het kon een halve uur zijn eer die
menschenbare was voorbij gespoeld.
Laatst van al, sloot een prachtig rijtuig dien
rouwstoet. Het was twee drie boogschoten achter,
en als het uit de leegte traagzaam naderde ging een
der r'jke lieden eenige stappen tenen, k* ek b»-len-
gerd oo en bbef wat staan, keerde w» der, keek
nogmaals, ging een tweeden ke»r tegen en bleef
staan kijken 't is het onz riep hij, en hij ver
kende znn eigen gespan. Als ’t bijna voor hem
stond herkende h j vrouw en kinders, en alhoewel
hij een vreemden knecht vooraan zag zitten, riep
hijouw 1 De deur vloog open, hij moest mede,
maar neen, hij wilde niet instappen, hij zou te
Een klein land kan groot zijn
als zijne ziel groot is.
Een land zal groot blijven als het
zijne kenspreuk getrouw blijft.
ROND DEN YZER