ZIJN VLOEK
Letterkundig tijdschrift voor Belgenland
Maart (1® helft) 1916.
VERSCHIJNENDE ALLE VEERTIEN DAGEN
door HE1NTEN HERTENAGELS.
Vervolg.
Drukker-Uitgever A. TEMPERE-MUYLE, 17, Rue de Vic, Calais (France).
De bijdragen uit Vrankrijk of Engeland te zenden naar den Drukker-Uitgever.
Deze van geschiedkundigen aard naar: E. H. HOSTEN, 60, Rue des Francs Bourgeois, Paris
Deze uit het onbezette land naar Villa Leopold, De Panne.
Eendracht
maakt macht.
Ze zaten daar, zoo genomen, voor ne stond maar
die stond duurde lijk 'n eeuwigheid.
Te langen laatste, in de vale klaarte van het
laaiend vier dat weg end weere sloeg door het
geluchte, zag men ’n gestalte aankommen lijk ne
reuze. Ne goudlakend mantel bebloem werkt en met
wapens doorzaaid wabberde rond zijn leden. Hij
hield ’n schrikkelijk zweerd in de hand. Op de kele
van dit heldenzweerd stond er gegrift:
Karolus Magnus Sanctse Romanae Ecclesiae De
fensor. nen eeretitel die maarschaars ne keer in
tien eeuwen te verdienen is
Als hij wat toegenaderd was, ’n zag m n dan nog
maar dat er ’n geheel gevolg, ne geheele stoet in
optocht kwam men koste er Keizers, Koningen,
en Graven uitkennen De groote man met gouden
mantel beklom het verhoog, en zette hem neêre in
den hoogen zetel. In zijn rechter hand hield hij het
machtig zweerd in zijn slinker hand hield hij de
wereldbolle. Zijn baard was sneeuwwit en viel op
zijnen borst zijn oogen pinkelden in zijn hoofd,
straalden van nijd zijn lippen spanden toe van
gramschap, en zijn gouden kroone stond te schok
ken op zijn hoofd. Aan zijn rechterhand zetelde er
ne keizer, met ne gouden mantel doorwrocht met
zwarte leeuwen hij hield ’n lang zweerd in han
den met kenspreuke Balduinus Flandriae Comes
imp. Constant. Baldwin Grave van Vlaanderen,
Keizer van Constantinopel. Aan zijn silnker hand
zat ook ne keizer, met bruinen mantel, zonder
wapen en kenspreuk. Zijn breeden rosten baard
kronkelde van zijn kin tot beneden zijn knieën,
’t Was den held der Kijfhuizer Sagen Frederik Bar
barossa die zijn eeuwenoude puinen verlaten had,
om hier de nieuwe gade te slaan, en zijnen zeg te
Ja.ar 4. Het nummer 16 centiemen
Een klein land kan groot zijn
als zijne ziel groot is.
Een land zal groot blijven als het
zijne kenspreuk getrouw blijft..
Hier heb ik, reeds te veel tegengekommen zucht
te hijen ’k sta hier weère. Wat heb ik hier
verloren
Daar.... wandelden nu, in de eenigheid van dien
gruwelijken nacht ’n ander slag van mannen. Ze
zaten van hals tot hielen in lange zwarte mantels,
en hielden 'ni vare rolle perkament in hun handen.
Ze kwamen rechte op hem aan, en daar was er
een die tot op ne voet van hem naarzde, zijn hand
op zijn schouder lei, en sprak als wettige maan-
der’s lands maan iku om stappans, zonder vorm of
leest van tale of wedertale, bij hoogster hand, uw
vonnis te hooren afkonden...
Willens nillens wierd hij geleed tot voor nen
grooten vierkanten tafel, in z^arteekenkout, waar
op er ’n bloot zweerd lag, en ’n lange rolle perka
ment.
’t Stond daar ook ne knielbank, twee drie stap
pen er vooren, waarnevens er aan iederen hoek
ne schildwacht hem boutrechte hield, met ne
goedendag in de hand wel tien voeten lang.
Op zijds rees ’n verhoog, en daarop ne grooten
zetel met welvenden troonhemel er boven, en daar
nevens twee mindere zltsels ook met nen hemel
overwelfd.
Al die mannen gingen neere zitten rings om den
vierkanten tafel, op vier banken, en bleven daar
wachten teekenloos en sprakeloos.
ROND DEN YZER
t AA*** A11** AA_i'1W|Ai~*lt.i,1,iJk'rrïXfViJLT<L.Ti^a_