SmVEKEMEKE
as
ae
H. V. D. GUCHT.
®awitg«gE0gea eorkaade van’t Jaar 1853,
xaat geaehtodkuadigs aaatee&@alagen.
Brand der Kerke van
Pollinchove
Oorkunde.
Het grondgebied van Sfuyvekenskerke heeft den
vorm van een langwerpingen rechthoekhet
bedraagt 724 hectaren en telt 350 inwoners. Op het
uiteinde der gemeente stond eertijds de oude kerke
en de oude plaatse, In den zuidoosthoek, den Ga-
paardhoek genaamd, nabij Ter Vate. In ’t midden
der gemeente staat of stond de nieuwe kerke tegen
Vicoignie.
legglngen gegeven heeft, zal later in 't lange en in
’t breede gelijk ook Stuyvenkenskerke en Vicoignie
behandeld worden, in een afzonderlijk stuk.
Oordnamenkunde.
Stuyvekensterke bij Gramaye aangehaaldSta-
vekinderkerke, Staveklnskerkein oorkonden der
XIV eeuwe; Stuvekinskerke enStuvinskerke.
Stavekinderkerke, Staveklnskerke, gelijk ook
Stuvekinskerke, is echt Saalfrankisch, en betee-
kent de woonplaatse daar de kerke staat der kinders
van Stave, Stuve, een landheer die deze streke
oortijds bewoonde. Stave, Stuve is de Saalfran-
kische eigennaam die zijne weergade heeft in het
oud Irlesch Stawe. Stuwe.
Den uitleg van Sanderus, aan gehaald d00r
Sevens in zijnen «Yzerkom als beduidde Stuyve-
kenskerkeecclesia Stephani, moeten wij verwer
pen. Indien de patroon van Steenkerke van over
oude tijden de heilige Stephanus geweest is, kan
die uitleg op Steenkerke passen. De patroonheilige
van Stuyvekenskerke is de heilige Petrus.
Van eenen landheer Stephanus kan er geen sprake
zijn.
Vicoignie, was een afhang, een réfugié der abdij
van Viconia bij Valencljnen.
Ter Vate. Hier hebben wij een uiterst merk-
weerdig woord voor handen, dat hier drinkput
beteekent, waar de dorpe’ingen hun drinkwater
mochten halen. Overa in ’t Noorden bestonden op
de gemeenten zulke drinkputten. Te Loo draagt die
put de name van de Vate verloopen uitter Vate,
gelijk de Bogaarde uit ten Bogaarde. Die name
ter Vate, die den sleutel van vele taalkundige uit-
Vicoignie en Ter Vate
door H. VANDERGUGHT
Geschiedenis Bijzonderheden
Stuyvekenskerke is gelijk het m estendeel der
kleine gemeenten van den Yzerkom, een Saalfran
kisch landoord, niet ver gelegen van Dixmude, die
door den uitgang mude en niet monde zijne Noord-
Saalfrankische stichting niet kan verduiken. In de
gewestsprake zal de name van den stichter wel
Stuve, en niet Stave geluid hebben, tot heden be
waard. Immers de gewestsprake van den Yzerkom
tot de verste gemeen'en van Fransch Vlaanderen is
schier onveranderlijk gebleven sedert de grauwste
oudheid.
De kerke, of kapelle door de kinders of na raten
van Stuve gebouwd, stond in den zuidoosthoek
nabij den Yzer, nabij Ter Vate. Die ke^ke meer dan
eens herbouwd, had vele geleden tijdens den inval
der Geuzen in 1566. Zij wierd slechts hersteld en
vergroot in 1752; dan ook heeft men den toren
gedeeltelijk herbouwd, waarschijnlijk geheel de
naaide.
Stuyvekenskerke hong af van 't Kapittel van
Rijssel en niet van Thorhout zooals eenlgen het
beweren. In de réfugié van Viconia, het klooster
van Vicoignie, woonden witte Paters van d’abdij
van Rijssel.
In 1870 deed J. B. De Grave, provinciaal raads
lid en burgmeester der gemeente, eene nieuwe
kerke bouwen tegen Vicoigne. Zoo waren de inwo
ners niet meer verplicht in den winter, uit reden
dat de oude kerke op het uiteinde der parochie lag,
voor het naaste, naar Schoore Pervyse of Keyem te
gaan om hunne kristelijke plichten te kwijten. De
oude kerke wierd alsdan afgebroken en de toren
alleene bleef bewaard. Sinds dien wierd door het
volk de plaatse der oude kerk, ‘t Oud Stuyvekens,
en der nieuwe, ’t Nieuw Stuyvekens genoemd.
De oude vierkante toren van Stuyvenkenskerke
met zijne steenen naaide wat gebogen tegen den
wind, was een echt juweel van bouwkunde. Hij
droeg in eenen steen het jaartal 1572, en hij
wierd in 1890 geheel hersteld. Hij bevatte eenen
woord is in den bezitsvorm gesteld, hetgeen de
latere gedaanten Dicimut, en Dicimuda ook bewij
zen. ’t Beteekent bulten kijfdijks, van den dijk.
Mut, is een Noord Saalfrankisch woord dat mond
beteekent. Het heeft zijne weergade in ’t oud
Friesch, mut, muth. De Noord Saalfranken, die voor
hunne landzetting alhier, in het Noorden van het
Salland woonden, paalden aan de Friezen en waren
van den zelfden oorspronghunne taal had veel
gemeensch met die hunner noorderburen.
Zoo is het uit te leggen dat sommige taalgeleer
den dit woord mut, muth, later mude voor een
friesche taalvorm genomen hebben, en aanstonds
besloten hebben dat Dixmude eene friessche volks
planting was. Doch de Friezen di^ West Vlaanderen
bezet hebben en namelijk de kuste ten Noord
oosten, zijn maar in de twaalfde eenw hier over
gestekende naam Dixmut, vroeger Dicasmut
bestond reeds sedert eeuwen
Daar nu ook het woord zijne weersplete had in
het Saksisch meenden anderen dat Dixmude eene
Saksische volkszetting was. Ónmogelijk. Immers,
het Saksisch woord is tot in de nedermiddeleeuwen
bewaard gebleven in de zaalwetten van het Westen,
van Fransch-Vlaanderen, daar juist waar Saksische
volksstammen hunne zate hebben, van daar te
beginnen tot aan en rond Boonen (Boulogne) Het
luidt niet mut, noch mude maar moet, zooals in
moetsoen (osculum in ore) dat elders mondsoen
gevonden wordt. Vergelijk het Saksisch in het
Engelsch bewaarde móuth. Men vindt reeds
moetsoen in de Saalwet van Hazebrouck, de Hoop
van Hazebrouck.
Dixmude berekent dus de mond van den dijk,
de monding van het riviertje den Dijk genoemd,
dat aldaar in den Yzer vloeit.
Deze taalkundige uitleg, heeft bij de andere dit
groot bewijs dat hij door de hulpwetenschappen
der taalkunde niet alleenlijk niet tegengesproken
maar gestaafd wordt.
De geschiedenis toont ons dat aldaar, bezuiden
die monding en ten oosten den Yzer, in den boek
dus van den samenvloei van den Di k en den Yzer
de oorsprong van Dtnmude gelegen is. 't Is daar
dat deburgt, de sterkte, het kasteel, later tijd, van
Dixmude gestaan heeft; en de strate die er nu
nog naartoe leidt wordt tot heden genoemdde
kasteelstrate.
De dijk waaraf hier sprake is, hetgeen meer dan
een schrijver niet en weet of toch niet benuttigt,
is de vaart van Handzaeme gelijk hij nu genaamd
wordt; doch die naam bestaat nog maar sedert dat
men den dijk bevaarbaar gemaakt heeft. Voordien
was het de dijk. Raadpleegt het volk, en ge zult
vernemen dat hij nu nog de dijk gebleven is.
Verder buiten stad zegt men den dijk den
dijk is doorgebroken Te Vladsloo krijgt hij den
naam van Elsdijk.
De vorm Dicasmutha, Dixmude, is ontstaan uit
de verbuiging, gelijk hove uit hof. Ware Dixmude
eene zuidfrankische stichting, het zoude Dixmonde
luiden gelijk Deulemonde, Rupelmonde, Dender-
monde, die hunnen mond openen in de Schelde.
Kan. Van de Putte in zijne Histoire de la ville
de Dixmude slaat er achter als hij voor uitleg
geeft: verhevenheid of voorgeborchteder dijken
hij slaat er nevens,
van ’t gevaar, over van verlegenheid liep de pastor
er naar toe, redde ’t Alderheiligste en droeg de
ciborie weg. De andere heilige vaten, kelken, en
relikwien die in de brandkasse van het Sacristie
berustten wierp bij in de schorte van zijn maarte
Catherine Glaereboudtde beste ornementen gaf
hij in de armen van Petrus Dequek^r, en Engelbert
Depotter, be koster Joannes Dehaene getogen en
ontsteld ge en kunt niet meer nam nog het meesten
deel der antipendiums, der koorkappen en eenig
lijnwaad en Joannes Beschuyt, Amandus Hoenraet,
de Brigadier der douanen met zijn mannen, alsook
Louis Benouw en de zoon van den heer Declercq,
onzen schaliedekker van Dixmude, liepen met
anderen nog roekeloos in ’t gevaar om te redden
wat men redden koste.
De heete dag was voorbij, zei mijn Vader, en de
dorpelingen haastten hen om hun huizen te verla
ten en buiten wat koelte te scheppen.
’k Wandelde in mijnen hof, en alsdan nog dood-
jong verzette ik mij met de schoone blommen te
bekijken en wat later ’t rijzen van de mane na te
gaan. Dan dacht ik op de schoonheden der nature
en op de wijsheid en grootheid van God. De avond
stilte werd nu en dan gestoord door *t spelen der
kinders en ’t gelach en 't geschetter der lieden die
een avondluchtje raapten.
Dit wrocht op mijn stil en waarnemend gemoed,
en ’kzou dat snijdend geluid verre van mij gewenscht
hebben, om in ongestoorden vrede de pracht en de
aangenaamheid van dien avond te kunnen genieten.
Verstrooid sloeg ik mijn oogen op onze schoone
gothische kerke, op haren statigen toren met zijn
hooge steenen naaide die stille en gerust in de aan
komende duisternis boorde. Rondom stonden de
hooge en dikke lindeboomen waarop de mane haar
zelver uitgoot.
Dit alles deed mij denken op vroeger tijden, op
de oude vlaamsche gebouwen, oude kerken, oude
burchten, zoo schilderachtig schoone, dat zij op
eenieders verbeeldinge eenen diepen L.druk achter
laten; dit deed mij bijzonderlijk denken op die
kerke waar ik het doopsel ontving, de christelijke
leering en de Communie, de kerke waarvan bij mij
sinds eenigen tijd de genegendheid ontstaan was,
dezelve te beschrijven met haren omkring, daar
waar ik ’t lev-n zag en waar de meeste mijner
bloedverwanten en vrienden in den Heere ontslie
pen en begraven zijn.
Dan nam Vader de nota uit zijn schof en hij las;
wat den oorsprong der kerke van Pollinchove be
treft, bestaat er geen zekerheid; ’k h?bbe vele po
gingen gedaan, om dit te vinden en te vergeefs.
Voor het jaar 1554 bestond de kerke enkelijk uit
eene kapelle, Machuyts kapelle genaamd staande
nabij Machuyts beke, staande op een verheven stuk
land thans doorsneden door den steenweg die naar
de Linde loopt.
Terwijl ik alzoo in gedachten verslonden onze
séhoone kerke stond te bewonderen wekkerde het
juist negen uren op den toren, en daar de klank
mij lijk vreemder scheen of naar gewoonte, loerde
ik wat nader toe.
*k Verschoot mij bijkans dood Een lange vuur-
strale kronkelde uit een der zuydvensters van de
kerke. St flens een rumoer in ’t dorp en een geroep
van brand, brand de kerke brandtVluchtig vloog
ik derwaarts den hof uit. ’t Volk stormde al alle
kanten roepende en tierende de kerke op.
Pastor Scholaert had al de kerkedeure geopend
en ’t alarm doen kloppen. Geheel den hoogen autaar
van Sint Bartholomeus stond in brande. 't Midden
BHB