Onze kerkzang De Pelder van Yper Ons Doxaal Onze lieve dooden Het gaat, God zij er om gedankt, van langs om beter met den zang in onze St-Maartenskerk. Wie regelmatig de Hoogmis bijwoont in onze kathe draal zal opgemerkt hebben, dat in de laatste weken merkelijke verbetering ingetreden is. Het koor der juf vrouwen is aangegroeid, een schaar jonge knapen uit St-Michielsschool, wel geoefend in den zang, is verster king komen bieden, en de mannen, in steeds grooteraantal, zijn eiken Zondag op hun post. Zeker en vast zijn er onder de Sint-Maartenaars die bij hen zeiven reeds hebben gezegd «'K zou ook wel willen daaraan meedoen En waarom niet Omdat gij niet kunt En waarom zoudt 't gij niet kunnen leeren Ook de anderen moeten 't leeren On« zangkoor, zoowel mannen als vrouwen, is thans druk in de weer; ze willen met Kerstdag iets bijzonders laten hooren n. 1. een driestemmige Mis van Moortgat, met begeleiding van orkest. Het zal puik zijn! AUo Gij in 't bijzonder mannen en jonge lieden van St-Maarten, met al de vurigheid en de geestdrift van uwe jonge jaren, met uwe kloeke en forsche stemmen, komt ons mannenkoor vermeerderen. Geeft uw namen op aan Eerw. Heer Huyghe, onderpastoor, of bij den Heer Baert, koster, of bij gelijk welk eenen der zangers. Op voorhand welgekomen Twee prachtige beelden kunstwerk van Sinia, Gent werden deze week aangebracht en bekleeden de nissen van ons Doxaal. Het eene, links, stelt koning David voor, den dichter van de meeste psalmen uit het Oud-Testament. Het tweede beeld stelt de H. Cecilia voor (derde eeuw), de geliefde patrones van de muziek. Ons orgel is in de maak een overheerlijk instrument dat binnen enkele maanden zal gereed zijn. Er zijn 34 Parochianen overleden in den loop van het jaar. Van Allerheiligen 1929 tot 1930. En daarbij nog 7 kindertjes die in den hemel werden opgenomen. Onder den Solemneelen Dienst gecelebreerd op Aller heiligen, werden gedachtenissen uitgedeeld waarop die namen voorkomen, alsook deze verzekens van onzen Priester-Dichter Meester Guido Gezelle Verloren moeite, onnuttig streven, om langer als den tijd te leven dien God, in zijn beschik, ons stelt zijt keizer, koning, oorlogsheld, zijt jong of oud, zijt rijk aan gaven of arm gij sterft gij wordt begraven... 't Is al voorbij, verleen, gedaan... Toch neen, daar blijft iets voortbestaan, dat meest veracht wordt en misprezen. Past op uw ziele, o mensch, en doet hetgeen God wil, hetgeen gij moet. Laat lachen al die lachen konnen de ziel gered is 't al gewonnen, en die dit één verliezen zal verliest, eilaas, verliest het al Telken jare, op Sint Andriesdag (30 November), wordt er in de St-Maartenskerk te Yper een tombe gesteld met een ouderwetsch baarkleed of pelder, een der merkweer- digste stukken die we bezitten, en eenig in zijn soort in ons bisdom. Tot in de jaren zestig der verleden eeuw, werd er, op dien dag, een plechtige rouwdienst gedaan voor de Yper- lingen, wier wapenschild op den boord van ons baarkleed staat afgebeeld, 't Waren van de bijzonderste ingezetenen der stad, en de traditie vertelt dat deze omkwamen in een oproer ontstaan den 29n November 1303. Het baarkleed werd hersteld, laat ons zeggen her nieuwd, in 1628. Dit volgens het opschrift. Het is van roode stoffe, afgezet met groen, en versierd met een om- loopende witte band waarop de schilden staan. Eigenaardig is dat wel, om de kleur en om de versiering. De versiering loopt langs den rand. Onze gewone pelders zijn zwart en dragen in het midden een kruis. Een woordeke uitleg over dien eigenaardigen pelder zal zeker welkom zijn. Oorsprong van de pelders In oude tijden werden de afgestorvenen ten grave gedragen, niet gekist zooals thans, maar zichtbaar op een lijkbare. Die lijkbare was versierd met stoffen en behang- selen de pelder. Stofffe en versiering verschilden naar gelaag den stand en welstand van den doode, want de pelder werd geleverd door het sterfhuis en bleef eigen dom van het sterfhuis. 't Lijk lag boven op den pelder, in 't midden. Onzin ware het geweest dit bedekte en onzichtbaar geworden middenvak te versieren mën versierde de afhangende en zichtbare boorden. Versieringsmotieven Aangezien de pelder eigendom was en bleef van het sterfhuis, is het niet verwonderlijk dat men als versie ringsmotief het familiewapen gebruikte. Dit wapen was als een eigendomsteeken. Het was daarbij een zeer pas sende versiering. Voor arme lieden die zich de onkosten van een eigen pelder niet konden veroorloven, had men een dubbelen uitweg, Ofwel moest de kerk een armen pelder hebben, die kosteloos ten gebruike van den arme bleef ofwel, wat meer dikwijls het geval was, waren die arme lieden lid van een gilde of ambacht of confrérie, en die vereenigingen hadden altijd een pelder ten gerieve hunner leden. Die gildepelders waren ook versierd met het wapenteeken van de gilde, of de voor stellingen van den patroonheilige, of nog met minder godsdienstige kenteekens zinnebeelden van het am bacht, enz. Thans zijn die eigen pelders in onbruik geraakt. De kerk levert het baarkleed voor rijk en arm, minder of meer versierd volgens den rang van den dienst. Maar die versiering, om traditioneel te blijven, zou best bestaan uit motieven eigen aan kerk en parochie. Gebruik na den lijkdienst Er zijn altijd van die pelders geweest, eigendom van families, gilden of kerken die voor rouwdiensten bewaard bleven. Soms werd de pelder nieuw gemaakt voor de begraving en werd, bij testament, weggeschonken. Van daar dat soms talrijke pelders boven elkaar gelegd wer-

HISTORISCHE KRANTEN

Tuinklokke (1930-1940) | 1930 | | pagina 3