li-
J p
T 5 i
Goudkorreltje
Het eerste beeld, einde 14d*eeuw
Zooals algemeen aangenomen
wordt, weid dat eerste beeld
vervaardigd in I 385, twee jaar
na de belegering en wondervolle
ontzetting der stad. Het is
goed bekend, door een oor
konde van 't jaar I 400 en 't is
afgebeeld op tal van oude gra
vuren onder meer op ons
eerste plaatje
Het werd gesteld in de kerk der Minderbroeders. Zeer
waarschijnlijk ging het verloren, wellicht werd het ver
brijzeld, tijdens den beeldstorm door de geuzen aangericht
in de jaren I 580. Het is bekend dat de nieuwgezinden
talrijke en driftige aanhangers vonden te leper en in het
Westkwartier, en daar deze geuzen ernaar streefden alle
beelden te verbrijzelen is het begrijpelijk dat ze eerst
deze beelden zochten die het meest vereerd
werden. Nu was er in geheel leper en ommeland geen
beeld dat zoo hoog in aanzien was als dit van O. L.
Vrouw van Thuyne. Dat de ketters het met drift hebben
opgespoord lijdt geen twijfel.
Was het verdoken en in veiligheid? Dat weten we
niet. Zoo dit werkelijk gebeurd is, dan heeft de god
vruchtige vereerder die het beeld redde, niet bij machte
geweest het beeld op zijn troon te herplaatsen. Mischien
mocht hij de troebelen niet overleven en droeg hij zijn
geheim mee in hft graf.
Ons huidig beeld
van omstreeks 1600
Als de godsdienst
beroerten voorbij
waren, wilde het ge-
loovige volk van leper
zijn Maria-beeld te
rug. Zoo was men
gedwongen een nieuw
te maken. Het is het
beeld dat we thans
nog hebben.
Naar den kunsttrant
te zien, moet het beeld
dagteekenen van om
streeks 1600, dus van
kort na den Geuzen
tijd. Het is een lief
beeldje dat al de gaven
bezit der late middel-
eeuwsche kunst.
Het werd opnieuw vereerd bij de Paters Minder
broeders, waar men lat-r een afzonderlijke Tuinkapel
bijbouwde. Deze kapei werd in de jaren 1700 zeer
kostelijk versierd, onder meer met groote schilderijen,
waarvan de meeste in St-Maartens zijn overgebracht.
Overbrenging naar St-Maartens
De fransche Revolutie bracht mede de opheffing van
het Minderbroedersklooster, maar het Wonderbeeld
ontsnapte aan de fransche plunderaars en godsdienst
haters. In 1807, werd het door de kloosterlingen afge
staan aan den toenmaiigen deken van leper, Z.E.H.
Bouckaert, en in St Maarter,s uitgesteld.
Bij het einde der verleden eeuw werd het beeld her
steld. Deze herstelling werd gedaan met veel zorg en
kunde, maar is wellicht te doortastend geweest, en 't is
wel mogelijk dat ons kunstwerk iets van zijn oorspronke
lijke schoonheid en van zijn eerbiedwaardig karakter
verloren heeft.
leper's devotie tot O.L.Vrouw van Thuyne
Maar dat is nu bijzaak. Hoofdzaak is dat hij de ras
echte leperlingen de oude devotie is blijven voortleven.
Moge ze immer aangroeien! En moge de goede Moeder
haar beschermenden tuin stellen rondom het herlevende
leper, dat het gespaard blijve van oorlogsgeweld en ver
nieling. Moge ze vooral de sterke schutsmuur zijn die van
haar trouwe kinderen afweert het gevaar voor geloof en
zeden, opdat leper blijve wat het eeuwen door geweest
is de Mariastad.
Of men uit liefde Gods schoorsteenen en straten veegt
of onderwijs geelt aan de hoogeschool, doet op zich
aan de h-iligheid niets af of toe. Wie zijn plicht of
ambt het volmaakst en met de meeste li:fde-tot-God
vervult, die is praktisch het heiligst.