Wees gegroet, Maria... Dat zegde U de Engel Gabriël, te Narareth... op dien helderen lentedag, Maria. Gij stond daar op uw bloote voeten, in uw huizeken, en een streep zonneschijn viel binnen, langs de open deur. Wees gegroet... Wees gegroet, zei de Engel. En die wees gegroet is voortgeloopen, Maiia, de wereld over. Als de menscben 's morgens opstaan als de menscben 's avonds slapen gaan, zeggen zij het U Wees gegroet, Maria... In de kerk hommelt bet onder de booge beuken en boven de koppen uit: Wees gegroet, Maria... Over de baan gaan er alleen, en prevelen stillekens Wees gegroet, Maria Op beevaart gaan er onder de lommerige boomen, en gonst bet door de rijen: Wees gegroet, Maria... Over heel de wereld loopt dat voort, en zingt omboog, naar den hemel op. Vol van gratie... Een schoon meisje waart Gij, zóó schoon, dat wie U zag-n. zooals Bernadette te Lourdts, heel hun leven lang van U bleven droomen. Maar tien keeren schooner nog is uw ziel. Wit, waar nooit een vleksken op gel-gen heeft. Wit waart Gij, toen Gij uit de handen van uwen Sch -pper kwaamt, zonder erfzonde. Wit bleeft Gij, van binnen en van buiten. Nooit zijt Gij lastig geweest, nooit hebt Gij lastig gekeken. Nooit iemand een woord miszegd, nooit iemand een zierken leed aangedaan. Maar altijd keekt Gij naar God, vol liefde. En altijd keekt Gij minzaam naar de menschen uit liefde. De Heer is met U... Wa ar Gij gingt, ging de Heer met U mee, en bezag Hij U oneindig vriendelijk. Omdat Gij de schoonste, edelste vrouw zijt die Hij ooit geschapen had. In U was Hij. In U droegt gij Hem. In uw armen droegt Gij Hem, Gij d- jonge, gelukkige moeder. Met zijn handje leiddet Gij Hem, als Hij, uw kleine Jezus, pas begon te loopen. In uw huizeken te Nazareth won Hij den kost voor U. Aan tafel zat en at Hij, naast U. Gebenedijd zijt Gij boven alle vrouwen... Voor elk van ons is onze eigen Moeder de beste onder de vrouwen. En als zij weg is naar den hemel, is de beste vrouw van de wereld weg. En zal er nooit geen meer komen gelijk zij. En toch. Gij zijt nog beter dan al onze eigen Moeders samen. Omdat onze Moeders van U afgeleerd hebben, hoe goed zij moeten zijn. I En gebenedijd is de vrucht uws lichaams, Jezus. Uw zoon, die het echt geluk, de duurzame schoonheid op de wereld gebracht heeft. Om aan de menschen den weg naar den hemel te wijzen, is Hij op de wereld gekomen. Voor niets heeft Hij gezwicht, als 't er op aankwam aan ons go-d te doen. Op een plomp kruis heeft Hij zich laten nagelen en doodbloeden, Jezus, Uw zoon. Heilige Maria Moeder Gods, bid voor ons... Wat zoudt Gij dat niet doen. Gij die heilig zijt gelijk nooit iemand anders heilig geweest is P Gij die ons geerne ziet, omdat Gij een groot Moeder hart hrbt? Gij die alles kunt, omdat Gij de Moeder van God zijt? Voor ons, arme zondaars. Wij hebben allemaal misdaan, of wij nu jong of oud zijn. Wij staan allemaal als bedelaars aan de deur van den hemel te kloppen. Gij allen hebt nooit iets misdaan. Maar Gij weet wat het is, mensch en zondaar te zijn. Nu... Wij hebben zóó veel van doen. Vaders en Moeders die hun kinderen moeten op- kweeken voor het leven en voor den hemel. Weeskens die geen Vader of Moeder meer hebben, en met hun zwarte kleerkens aan, zóó hulpeloos staan te kijken, deerlijk. Menschen die ziek en zuchtig zijn en met hunnen kop vol zorgen over den weg gaan. Menschen die kommer zitten hebben, diep in hun hart, kommer dien zij aan niemand zeggen durven. Menschen allemaal, die zóó geerne komen willen bij God en bij U, als zij van hier weggaan. En in het uur onzer dood... Kort en rap zal dat gaan. Met ziekte of zonder ziekte. Dan vooral rekenen wij op U, gelijk een kind op zijn moeder. Heel simpel, zonder gedruisch, zal de poort dan opengaan. En zullen wij overstappen van de wereld af, en den hemel in. In 't volle licht, dat God zelf is. En onze oogen zullen niet 'tkunnen gelooven, omdat het zoo schoon zal zijn. Maar ook Gij zult ons vriendelijk tegenlachen. Amen. Zoo moet het zijn, Maria, Zoo zal het zijn. Maria. Omdat gij goed zijt en voor ons zorgt. En wij altijd maar door, eeuwig mogen voortzeggen wat de Engel Gabriël ons voorzegde: Wees gegroet, Maria Th. Van Tichelen.

HISTORISCHE KRANTEN

Tuinklokke (1930-1940) | 1934 | | pagina 2