Het schitterend eeuwfeest van S' Vincentiuscollege
Z. E. H. Vermaut,
Van links naar rechts
Mgr. Dugardyn,
hoofd-almoezenier van 't leger
deken üan leper;
Z. Exc. Mgr. Six,
missiebisschop van Leopoldstad
Z. Exc. Mgr. Lamiroy.
bisschop uan Brugge
Heer J. Vander Ghote,
burgemeester van leper;
E. H. Verhaeche,
Principaalvan het jubileerend College.
Op 13 Augustus l.l. vierde het College van leper zijn
honderdjarig bestaan.
In de roerende feestrede gehouden door Prof. Sobry,
hoogleeraar te Leuven, roerd een Welverdiende hulde ge
bracht aan den jongen en begaafden Principaal E. H
Verhaeghe, in dezer voege:
Wij wenschen voor de generaties die na ons komen,
en steeds voort aanvloeien in den schoot van dit jubilee
rend gesticht, dat zij op een nog meer lastbare wijze
dan het voor ons hel geval was, de weldaden mogen er
varen van hun collegeopvoediog alhier.
Daar staat gij borg voor, E. H. Principaal, met uw
keurkorps van professoren en bewakers.
Mij richtend tot U, beëindig ik deze reeds al te lange
toespraak.
Een vijflienjarenlange omgang met U, mijn vriend,
heeft me stuksgewijze de dirpe gaven ontsluierd van uw
geest en de schatten van uw hart.
Ik heb zelden, of liever nooit, iemand ontmoet die
door natuur en aanleg, meer geschikt is om men-
schen ten goede te beinvloeden, en hen traag, stap voor
stap, vooruit te brengen, elk naar zijn aard, en elk tot
zijn doel. Gij draagt honderden zielen mêe in de uwe,
en past u aan elk hunner aan, met tastende fijnheid en
innemende onbaatzuchtigheid. Gij zorgt ervoor, met
koesterende, allesbeproevende en niets ontziende liefde,
dat degenen die wonen onder dit dak zich hier thuis ge
voelen en diep tevreden zijn...
En als alles dor schijnt en droef, daar blijft nog uw
onnavolgbare glimlach over. 'k Zou er mij voor schamen,
mijn goede vriend, nog verder te dringen in U om te
beschrijven wat iedereen die met U in aanraking kwam,
mocht ervaren. Gij verovert allen, alles en altijd uwe
leeraars-medewerkers, uw studenten, deze stad niet
stormenderhand, maar allengerhand en op lang termijn.
Uw gezag, uw invloed zijn gevestigd, en de liefde tot u
>n de harten van velen bovenal.
Ik verheug er mij in dat uw Vincentius a Paulo-werk
zoo vruchtbaar doorgaat in het College aan dezen grooten
heilige gewijd, en ik verwacht zooals allen hier in de zaal
het allerbeste voor de toekomst.
Lang bloeie onder uw principalaat, in roem en eere,
ons geliefd en sterk en vaderlijk CoHegehuis
Het rijk gemoed en de edele geest van E. H. Princi
paal Verhaeghe zijn best aan te voelen in het heerlijk slot
van zijn overigens zeer pittig en boeiend verslag
Ik groet, om te eindigen, die vele achtenswaardige
Heeren die ik in dit al te lang wordend verslag heb ge
noemd, en door het na-gaan van het schoone-in-hen heb
leeren beminnen. Hun levensbeeld en hun werk staat
daar voor ons priesters-opvoeders, thans werkzaam in
leper's College, als een vermanend beeld dat wijst de
wegen nrar echte grootheid, die viuchten afwerpt voor
d'eeuwigheid...
In uwe tegenwoordigheid, Hoogw. Excellentie,
droeg ik dezen morgen in St-Maartenska:hedraal de
Jubelmis óp. In het koor waren die vier voorbeeldige
priesters, mijn voorgangersdie levende wegwijzers zijn
voor mij op het pad waar zij hun voetstappen hebben
gedrukt, en mijn leeraars, die ik van den eersten dag
af heb bemind, en die ervoor zorgen steeds het succes
van hun werk aan mij toe te schrijven, en er alzoo in luk
ken mijn tekortkomingen soms ook voor mijn eigen oogen
te verbergen.
Ik was ontmoedigd bij de gedachte dat ik dan den
stap zette over dat historisch punt, dat vormt de over
gang naar een volgende serie van honderd nog gesluierde
jaren.
Maar toen ik, bij de Consecratie, door Gods wondere
genade, moest gelooven aan die kracht-in-mij, dat door
mijn woord God zelf tegenwoordig kwam ter onzer aller
aanbidding, dan vatte ik moed, en wist dat alleen van
mijnentwege wordt verlangd, dat ik mij biddend en over
wegend zou neerbuigen in mijn zwakheid voor Onzen
Heer Jezus-Christus, om dadelijk over mij te voelen ko
men de vreugde van zijn goddelijk e kracht, en om met
die kracht ook over Uwe kinderen die mij werden toever
trouwd, Dierbare Oudstudenten, het woord te spreken
dat doet leven, dat opvoedt, en vrucht draagt honderd
voudig; dan wist ik dat ik alzoo niet zal beschamen de
zending, die mij werd toevertrouwd vóór twee jaar door
mijn geliefden bisschop, wien ik gansch toebehoor maar
die zending zal volbrengen, ten bate van mijn volk, mijn
land, mijn Moeder de H. Kerk, en de zaligheid van
mijn eigen ziel.