Rozeken
't Was zoo feestelijk in die school, op die prijsuitdee-
ling, zoo echt om er bij te dansen. Daar staken vlag
getjes tegen de muren, rondom; en daar hingen roode
en witte kettingen dwars door de klas van den éénen
balk naar den anderenen daar stonden roode en gele
en witte blcemen op de vensterriggels.
En de Pastoor en de Burgemeester en de heeren
uit den raad vooraan op het verhoog, achter de tafel,
die vol bloemen stond.
En op 't einde mocht zij vóórkomen, met haar licht
groen kleedje aan en een rose striksken in 't haar.
En van een groot papier, met een rosen strik door, de
bedanking aflezen. Voor de heeren, die zoo goc<d'
voor de school zorgden; en voor de Zusters en Juf
frouwen, die dag-in dag-uit in de klas stonden... En
dat zij en de andere groote meiskens, die nu uit de-
school gingen blijven, altijd dankbaar zouden zijn en
oprecht christelijk...
Dat las zij af met haar helder stemmeken, vrank en
gemeend...
En toen de heeren uitgingen, zei de Burgemeester
aan Moeder Overste
Dat moet een verstandig kind zijn, dat Rozeken
Spiessens...
Een perelt zei de Moeder... Haar oogskens staan
zoo helder als spiegeltjes.
Kon ze zoo maar blijvenmonpelde de Pastoor.
's Zondags namiddags zaten de groote meiskens in
de zaal van de Zusterschool te kwetteren gelijk mus-
schen De Pastoor was aan 't vertellen geweest over
Rome, en hoe schoon het daar was, en hoe de Paus
daar woonde, en wat daar allemaal gebeurde.
Juffrouw Leonie, die de tweede klas deed, stond
midden in een hoopken te praten over het stuk, dat
de meisjes zouden aanleeren tegen het feest voor de
missionarissen... Als ze dat goed speelden, zouden de
mtnschen zitten te snikken, te snikken... Want 't zou
echt pakkend zijn... Met dat kind, dat op 't tooneel
ir.oest sterven...
Maar waar zit Rozeken vandaag vroeg Juf
frouw opeens Ze moet de rol van de moeder spelen
...Anders blijft ze nooit weg.
Verleden Zondag is ze ook niet gekomen, Juf
frouw, zei een van de meiskens.
ZcoEn waarom niet
De meiskens zeiden geen woord meer, maar twee
keken elkaar aan...
Juffrouw Leonie had het niet langer kunnen uit
houden. En nog vóór het Lof was zij er naartoe ge
trokken 1 1 I
Vader Spiessens lag met zijn armen op de beuken
haag, en zijn kop met de pijp in kwam boven de haag
uit, en hij keek naar de koeien in de wei, ginder.-
Moeder Spiessens stond buiten aan de deur en wilde
de kat binnenlokkenPoes, poes, poes
Is Rozeken thuis, Moeder
Ga maar binnen, Juffrouw Leonie... Daar zult gij
't lcelijk schandaal wel bezig zien.
Rozeken stond naast het venster vóór de spiegel.
Op hocge reigersbeenen met kort geknipt haar... Met
een rooden stek ging zij over haar lippen.
Zij draaide haren kop op zij, zegde vrankwegDag,
Jufftouw», en bleef met den verfstok in heur hand
staan
Rczeken, ik kom u opzoeken, kind. Want ik ben
ongerust... In weken heb ik u niet meer te Communie
zien gaan... En 's Zondags komt ge niet meer bij ons.
Wel, Juffrouw, zei ze gemeen, te Communie!...
Bij ui... Bij de nonnenDat is goed voor kleine
kinderen i
Juffrouw Leonie verschoot:
Maar, Rozeken, ge komt toch naar de kerk
's Zondags
Ikke? 'k Zou niet geerne meer...
Neen
'k Het nu wel een andere kerk.
Een andere kerk
Ja, de danszaal... Daarom is 't Zondag.
Maar kind tochGe zult er bedorven geraken.
En later...
Maar ze lachte nijdig met haar bloedroode lippen.
En haar oogen stonden als vlammen.
Dien Maandag-morgen stond moeder Spiessens met
den koffiemolen tegen haar lijf en maalde. Vader
pakte 'n stoel en grommelde: «Is ons Roos nog niet
op
Toen de deur met nen stomp openvloog en Roos in
't deurgat stond. Op haar zondagsch, maar met bleek
verlepte kaken en roodgezwollen oogen.
Hew el, schoot vader uit, waar hebt ge heel den
nacht gezeten r Niet thuis komen...
Wat gaat u dat aan
Dat zullen wij eens zien!
En met zijn vuist sloeg hij op de tafel, dat de
koffiekommen opsprongen.
Maar met een dreunenden ruk trok Roos de deur
weer toe, en ze zagen haar weggaan, voorbij het
venster.
Dat is uw schuld, uw schuldtierde Spiessens.
Dat meisken is bedorven! Ge moest ze maar niet laten
gaan dansen!... Eiken Zondag!...
Wat kon ik er aan doen? waagde moeder...
Gij hebt ze ook laten betijen... 't Is uw schuld...
Ge hebt nooit iets tegen haar gezegd.
Vader smeet zijnen stoel onder de tafel.
En Rozeken ging langs de hoven heen en de vel
den door. En de zon scheen zoo lustig op de fruit-
boomen in de bloem, en over de weiden die droomde*.
En 't huis zat moeder zóó deerlijk te snikken.
TH. VAN TICHELEN.