Open brief aan kozijn Jan Uit onze Kerkregisters In zeven puntjes Ja, beste Jan, dat kan ik verstaan dat ge daar *tmeest mee inzit, .en ik zeg met u: «Vader zijn as geen kinderspel 't ls een zware verantwoordelijkheid. Uw kinderen zijn ook Gods kinderen. Gij en Tieneken, uw vrouw tje, ge moet uw best doen om ze op den weg, te zetten naar den hemel. Dat is uw groot werk' en dat is 't groot werk van alle vaders en moeders. En dat kunt ge, Jan. Ik zeg niet dat de kinderen altijd blijven gelijk vader en moeder hen gekweekt hebben, maar toch meestal. Misloopen kunnen ze zeker; maar de meesten blijven rechtdoor loopen. 't Zal veelal aan de ouders liggen. En k ben niet t' accoord met wat ge daar schrijftEr zijn geen goei kinderen meer», Neen. Jan, zóó is 't niet. Ge zoudt liever moeten zeggenEr zijn geen goei ouders mee.- Maar ook dat zou overdreven zijner zijn nog wel goei ouders, en veelen er zijn nog wel goei kinderen, en veel... Maar daar zijn er veel slechten, dat is zoo; en die springen 't gemakkelijkst in 't oog. Zóó staan de zaken den dag van vandaag. Als vader en moeder maar willen, kunnen ze wel goede kinderen kwecken, Kozijn lief. Ziehier. 1. Ge weet nog wel, uit onze jonge jaren, toen wij duivenmelkers waren en tegen eikaar op speelden, hoe we dan uren en uren onder de dakpannen zaten, en de beestjes in toog hielden, en nagingen hoe ze deden. Zóó ongeveer moet ge nu ook doen met uw kinde ren, Jan. Hen in 'toog houden, nagaan welke draad in hen zit. Wat er goed in steekt, moet ge doen groeien; wat er verkeerd in steekt, moet ge uitsnoeien. En zonder genade. Desnoods er niet bang voor zijn, hun broeksken warm te zetten, hun traantjes te doen loopen. Anders zullen ze later uw tranen doen loopen. Dat is een, Jan. 2. 't Huis moet het voor uw kinderen aangenaam en plezierig zijn. De koffietafel niet laten staan tot half voornoen met broodkruimels er op, en koffie die er over geklatst ligt, en stoelen die er scheef en scheel rond staan. Maar als "ter binnen zindeiijk en lachend uitziet, dan hebben zij er deugd van en blijven geer- ne thuis. Dat is tw.ee, J,an. 3. Dan mogen zij nooit hooren zagen of knorren, over den regen die den zomer weer aan 't bederven is, over de zon die schijnt als 't niet meer van doen is, over de patatten die te veel of te weinig gelden. Of sch'el- dpn op Peer van 't hoeksken die u altijd zuur beziet, of op Fie van Riekens die weer aan 't vezelen was toen gij in den winkel kwaamt, of over Kaat van hierover die brandt van nijd als uw kinderen proper zijn. Dat is drie, Jan. 4. Maar gij moet dikwijls over schoone dingen spreken, en over goei menschen vertellen. Niet preeken: dat zal Mijnheer Pastoor wel doen. Doch gevallen aan halen die gij kent. Van al de jongens die gisteren den eersten Vrijdag vierden, met een algemeene Communie; dat dat zoo schoone wasvan die goede Zusters en Juffrouwen die zich afslooven om de kindertjes deugde lijk op te voeden; dat er weer zooveel yolk was in den H. Hartebond; dat Lizatje gisteren aan een kindje dat zoo bitterlijk stond te krijsschen haar twee blo zende appelkes gegeven had; dat Jan et Sophie van 't gebuurte zooveel p ezier beleven aan hun zeven kleintjes en dat ze nooit rijke, maar altijd proper gekleed zijn. Over zulke schoone dingen vertellen. Dat is vier, Jan. 5. Als de vacantie uit is en uw kereltjes weer naar school gaan, er van den eersten dag af achter zitten, dat ze hun lessen leeren en hun huiswerk maken. De Meesters klagen er dikwijls over dat ze het van hun leerlingen niet meer gedaan krijgen. En dat ligt veel aan de ouders. Veel ouders zien daar niet naar om. Gc moet de Meesters helpen, anders kunnen die niets van uw kleintjes maken. Dat is vij f, Jan. 6. En dan, zorgen dat uw kereltjes als christen men schen opgroeien! Hen doen bidden, bij het opstaan en het slapen gaanhen doen bidden vóór en na het eten, luidop, en den kleinste doen voorbidden. Dat moet een eer zijn, dat voorbidden. Van als ze nog maai aan het praten gaan, hun belovenAls ge goed uwen Onze Vader kent moogt gij voorbidden!...» En op tijd, en dikwijls te biechten en te Communie, en meedoen aan Kruistocht en alle andere schoone din gen. Dat is zes, Jan. 7. Maar vooral, zelf doen, Jan, gij en Tieneken, zelf voorgaan. Woorden blijven woorden, vooral bij kin deren langs 't een oor vliegen die in, en langs 't an der uit. Wat vader en moeder voorhouden, dat moeten de kinderen hen ook zien doen. Dan worden zij fier over vader en moeder, en doen hen na. Dat is zeven, Jan. 't Overige zal dan wel volgen, niet van zelf, maar met de hulp van Onze Lieve Heer. Want die is er altijd bij, Jan... T. V. T. Door het doopsel herboren. 30 Aug., Lucien Beernaert. z. v. August en Irma Breyne, Adj. Masschelein'.aan7 Sept., Ivan Havegheer, z. v. Victor en Rachel Dezeure, Cartonstraat13 Sept., Marie-Thérèse Taffein, d. v. Marcel en Elisabeth De- meyere, Adj. Masscheleinlaan; 13 Sept., Celina Ver- leure, d. v. Louis en Anna Lefever, Dixmudesteenweg 24 Sept., Anny Peene, d. v. Achiel en Antoinette Van- devivere, Minneplein; 27 Sept., Jacqueline Woussen, d. v. Adelard en Margriet Vandevelde, Veemarkt. Door het huwelijk verbonden S Sept., Jules Degrave Dickebusch en Gerarda Milleville, Elverdingestraat. In den Heer ontslapen. 8 Sept., Theophile Bories-Laurie 1864 Minneplein. 23 Sept., Felicie Lemahieu (1880), Veumesteenweg.

HISTORISCHE KRANTEN

Tuinklokke (1930-1940) | 1936 | | pagina 3