Is Jansenius Jansenist geweest Kleine Congregatie TLen zonderlinge vraag, zult gij zeggen. Inderdaad. En toch mag, en moet ze gesteld worden. Het antwoord wordt duidelijk als men de volgende uit eenzetting voor oogen houdt. Wat verstaat men door Jansenisme Iedereen weet dat het Jansenisme zijn naam ontleent aan Cornelias Jansenius, bisschop van leper 1636- 1638 In wetkelijkheid heeft het Jansenisme een dubbel uitzicht 'tis eenerzijds een dogmatische dwaal teer geput uit den Augustinus, het groot na gelaten werk van Jansenius cf. Tuinklokke 1938 nr 7 'tis anderzijds een rigoristische moraal, ont staan in Frankrijk in reactie tegen een zeker laxisme Die rigoristische moraal was gevormd en verspreid niet door Jansenius die daarover weinig geschreven heeft maar door zijn intiemen vriend, du Vergier de Hauranne, abt van Saint-Cyran. Zij hangt echter innig samen met de genadeleer van den Augustinus en zijn pessimistische opvatting over het zedelijk verval der menschelijke natuur na de erfzonde. Toen het boek ver scheen 1640 werd het geestdriftig onthaald en hard nekkig verdedigd door den aanhang van Saint-Cyran, geschaard rond het klooster van Port-Rovalin den Augustinus vonden «die Heeren een doctrinalen steun en grondslag voor hun moreel rigorisme. Op dat rigorisme werd dan ook de benaming Jansenisme toegepast. 't Is vooral rond het boek van Jansenius dus op dogmatisch gebied dat een hevige en langdurige pen- nestriid ontbrandde. Zij di» de dwalingen geput uit den Augustinus bleven aankleven, zelfs na de veroor- dceling ervan, worden te recht «Jansenisten» genoemd. Veroordeeling van den Augustinus. Nauwelijks was de Augustinus verschenen of 56 seculiere en reguliere doctoren gaven daaraan hun approbatie. In Belgie waren de Aartsbisschop van Mechelen Mgr Jacobus Boonen de bisschop van Gent f Mgr Antonius Triest) en de meerderheid der Leuvensche professoren, vóór Jansenius Hij had ook machtige tegenstanders, vooral bij de Jezuieten. En het duurde niet lang of de kerkelijke overheid moest tusschenkomen. Op 6 Maart 1643 werd het boek door Paus TJrbanus VIII, in de bulle ln eminenti veroordeeld, omdat "het de dwalingen van Bajus hernieuwde. Ondanks die veroordeeling, ging men voort, name lijk in den kring van Port-Royal, de stellingen van Jan senius te verdedigen. Er kwam uit Rome een tweede veroordeeBng 31 Mei 1653 in de bulle van Innocen- tius X Cum occasione werden uitdrukkelijk 5 pro posities, waarin de dwalingen van den Augusti nus samengevat waren, als kettersch veroordeeld. (Al- leen de eerste propositie staat letterlijk in den Augus tinus de 4 andere, impliciet 't Was een harde slag voor de Jansenisten, die er steeds prijs op stelden, in geen opstand te komen te- gen de Kerk. Wat nu Zij gaven toe dat de proposities met recht en reden veroordeeld werden beweerden echter dat, in feite, niemand onder hen die proposities leerde en dat ook Jansenius ze niet hield staan, tei^ minste in kettersche zin. Daarop volgde een nieuwe uit spraak van de Kerk: in de bulle «Ad sacrami (16 Oct. 1.656 verklaarde Paus Alexander VII dat de 5 veroordeelde proposities wel in den Augustinus staan, en precies den zin van het boek weergeven. Hierbij dient opgemerkt dat de Paus zich niet uit sprak over de innerlijke bedoeling van Jansenius hij verklaarde niet dat Jansenius dwalingen heeft willen leeren, maar wel dat zijn Augustinus, objectief, dwalingen bevat t. w. de 5 proposities door Innocentius X veroordeeld. Jansenius' houding tegenover de Kerk. Het kan niet anders of Jansenius moet ingezien heb ben dat de publicatie van zijn boek heel wat stof zou opjagen in de theologische wereld. Bovendien heeft hij moeten inzien dat zekere conclusies van zijn Augus tinus gelijkluidend waren met leerstellingen door het kerkelijk gezag bij Bajus veroordeeld. Doch hij had zich overtuigd van zijn leerstelsel de juiste interpretatie weergaf van Sint Augustinus, den grooten Leeraar der genade en hoe was het denkelijk dat de Kerk die genadeleer ooit zou verwerpen en ver- oordeelen Nochtans, boven zijn persoonlijk oordeel, stelde Jan senius het opperste en onfeilbaar leergezag der H. Kerk, dat hij zoo krachtdadig verdedigd had tegen de pro testanten van de Noorder Provinciën. Meer dan eens bei- vestigt hij zijn bereidwilligheid om zich aan de uitspra ken van dit hoogste Leergezag te onderwerpen. Op twee plaatsen van zijn Augustinus drukt de schrij ver zijn diepste getrouwheid en volkomene leidzaamheid uit tegenover de H. Katholieke Kerk, in wie hij op moe ders schoot leerde gelooven, en in wier dienst hij tot zijn laatsten levensadem wilde volherden. Zulk een verklaring van trouw kan ongetwijfeld niet de leering goed maken die in zijn Augustnus bevat is, maar pleit den schrijver vrij, zoo wij ons1 niet vergissen, van bewuste ketterij en van moedwilligen op stand tegen het kerkelijk gezag. Daarom meenen wij dat Jansenius, had hij nog geleefd na de publicatie en veroordeeling van zijn boek, geen «Jansenist» zou geweest zijn. Wij herinneren aan wat wij schreven in 1932 (Tuin klokke nr 4 't Lag in den wensch van vele Con- greganisten dat ook een kleine Congregatie van O. L. Vrouw zou opgericht worden voor de meisjes van af hunne Plechtige Communie. Goddank de Kleine Congregatie groeit en bloeit. Zij staat open voor alle brave meisjes van eender welke school, die er blijven elkander stichten en steunen. Geen enkel braaf meisje zal willen achter blijven. De Kleine Congregatie vergadert in de lieve ka pel van 't Appelstraatje nevens de Pastorij van St Ni- colaas den 2 den en 4 den Zondag van de maand, na de Hoogmis.

HISTORISCHE KRANTEN

Tuinklokke (1930-1940) | 1938 | | pagina 3