De eerste grafzerk van Jansenius XIII.) bidden wij «verdedig ons in den strijd, wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen des duivels Op onze brandvenster gift van Weled. Heer en Mevrouw Struye de Swielande, Zillebeke wordt de Aartsengel Michaël afgebeeld in volle wapenrusting en zwaaiend een vlammend zwaard boven zijn hoofd on der zijn voelen ligt de duivel, onder den vorm van een draak (Boek der «Openbaring», XII, 7-9). Rechts, de H. Mauritius, (lilde eeuw) gevierd als Martelaar op 22 September. Hij was bevelhebber van het Thebaansche legioen» zoo genoemd wijl het in de Egyptische provincie Thebaïs gerukruteerd en gevormd was. Onder Keizer Maximianus moest hij met zijn legioen of althans een detachement er van 1 dat geheel uit christenen bestond, tegen de Galliërs optrekken. Toen de Keizer beval dat het leger een offer aan de goden zou brengen om hunne hulp voor den strijd af te smeeken, weigerde Mauritius, als vurige Christen, samen met de andere officieren en al de manschappen aan dat bevel te gehoorza men «We zijn uwe soldaten, 'tis waar maar we zijn de dienaars van Christus Onzen HeerOp bevel des Keizers, werden Mauritius en al zijn gezellen om het leven gebracht te Agaune, thans genaamd St Maurice» (Valais, Zwitserland). Op onze brandvenster gift van Markies en Mar kiezin du Pare, Vlamertinge wordt de H. Mauritius voorgesteld als officier van het Romeinsche leger, die een der manschappen aanmoedigt om trouw te blijven -aan het Christen geloof. Cornelius Jansenius, zevende bisschop van leper, was gestorven in 1638 (zie Tuinklokke 1938 n" 4 en 6 Kapittel en geloovigen droegen hem een diepe ver eering en genegenheid toe. Een bewijs daarvan wordt ons geleverd door de veelbewogen en zonderlinge his torie van zijn grafzerken. Vandaag enkele bijzonderheden over den eersten grafsteen van Jansenius. Opschrift van den grafsteen, 1641 Omstreeks 't jaar 1641 werd op het graf van Jan senius in het koor van de Kathedraal eene plaat in wit marmer gelegd, met een latijsch zerkschrift dat aan den vriend van den afgestorven bisschop, Henricus Calenus toegeschreven werd, in dezer voege D. O. M. S. Hier ligt Cornelius Jansenius Dit zegt genoeg. Zijn deugdzaamheid, zijn geleerdheid en roem zullen het overige verkonden. Langen tijd werd hij te Leuven bewonderd, hier begon het even. Tot de bisschoppelijke weerdigheid verheven en zoo in aanzien gesteld in Belgie, -straalde hij als een bliksem, doch verdween even ras. Zoo gaat het met al wat menschelijk is Kortstondig is zelfs datgene wat lang duurt. Edoch hij zal zijnen dood overleven in «Augustinus» De diepe gedachten van dezen kerkleeraar heeft hij, getrouwer dan wie ook verklaard. Met iets goddelijks in den geest, onvermoeibaar in de studie, heeft hij gansch zijn leven aan dit lastig en vroom werk toegewijd. Een zelfde tijd besloot zijn werk en zijn leven. De Kerk zal er op aarde de vruchten van genieten, hij zelf nu het loon ervan in den hemel. Dit zij lezer, uw wensch en uw gebed. Hij stierf van de pest in 't jaar 1638 op 6 Mei, nog geen 53 jaar oud. Had de schrijver zich vergenoegd met de deugden en de geleerdheid van den afgestorven bisschop te prijzen, niemand zou daar iets tegen in te brengen gehad hebben. Doch zulke groote lofspraak van den «Augustinus» moest vroeg of laat de aandacht trekken, en de ver oordeeling van het boek zelf moest noodzakelijk stren ge maatregelen tegen de zerk verwekken, zooveel te meer daar het volk, naar 't schijnt, van deze graf plaats een bedevaartsoord maakte. Zoo gebeurde het ook. De grafsteen weggenomen, in 1655. Op 29 Mei 1655 stuurde Julius Rospigliosi, Staats secretaris vau Paus Alexander VII, een brief naar den toenmaligen bisschop van leper, Franciscus Joannes de Robles, met pauselijk bevel den grafsteen van Jan senius te doen verdwijnen. Het was geen gemakkelijke taak de kanunniken zouden een hardnekkigen weerstand bieden, des te meer dat zij met den grootsten tegenzin de veroordeelingen van den Augustinus aanveerd hadden. Zelfs was een opstand van het volk te vreezen. De bisschop, dit voorziende, vroeg hulp aan Aarts hertog Leopold van Oostenrijk, gouverneur der Neder landen (van 1647 tot •656). En deze bijstand werd hem toegezegd op 27 November 1655. Aldus gesteund ging de bisschop vooruit, zonder zich te bekreunen om het geweldige verzet van zijn kapittel. Hij deed den steen wegnemen binst den nacht van 10 tot u Decem ber 1655 en verborg hem in een afgelegen en onge bruikt vertrek, genaamd de kapel van den bisschop Daarop, groot lawijd van wege de kanunniken, en diepe mistevredenheid onder het volk, dat al de schuld daarvan legde op... de Jesuieten van leper. Maar een breve van Alexander VII, geteekend den 29 Januari 1656, kwam den bisschop gelukwenschen om zijn krachtdadig optreden, en verbod werd hem ge geven, door tusschenkomst van den dienstdoenden in ternuntius, Ferd. Niphus, ooit een nieuwen grafsteen te laten plaatsen. Korts daarna deed Mgr. de Robles het grafschrift uitschrabben, en het kapittel, dat nog eenige maanden vruchteloos het herplaatsen van de zerk eischte, moest, althans voor eenigen tijd, aan de hoop verzaken de gekrenkte eer van Jansenius te her stellen. Ziedaar het eerste bedrijf van dit eigenaardig dra ma, gespeeld om het graf van Jansenius.

HISTORISCHE KRANTEN

Tuinklokke (1930-1940) | 1938 | | pagina 3