Zijn zoontje
De Goede Herder
Een hemeltje was hun huis. In vroeger jaren.
De kinderen speelden en snaterden vóór en na de
klas, tot ze moei in hun beddeke vielen.
En Louise, als Pol naar zijn werk was en dei snaken
naar de school, dan zat zij te naaien of stond bij dq
waschkuip, en zong dat het kletterde door de buurt.
En keek nu en dan naar de klok, of de kleuters nog
niet gingen binnen vallen en Pol terug komen.
En 's avonds dansten de kleinen vader tegen, met
de handen in de lucht En sleurden hem binnen en
trokken aan zijn mouwen, en hingen aan zijn armen.
Zoo ging het.
Een hemeltje was hun huis. Toen... in vroeger ja
ren
Maar nu
Haar zuster Marie zat met haar te praten, stil-
lekens.
En moest haar bezien, dat ze zóó mager en vervallen
was. En keek naar heur bleek gezicht, en naar de
twee blauwe randen, onder heur roode oogen.
k< Louise, zei ze, ge zijt te beklagen, met uwen
Pol
Och, zuchtte ze, door dien ongelukkigen drank.
Want hij is toch goed van aard
Ge moest hem eens vlakaf vermanen. En zeggen
dat gij naar uw ongeluk gaat, heel uw huishouden
Och Marie, als hij zóó thuis komt en op zijn
beenen staat te waggelen, dan is 't best te zwijgen. Dan
verstaat hij geen reden
Ja, maar, 's anderdaags, als' hij nuchter is
'k Heb het al een paar keeren gewaagd, met
zachtigheid. Maar dan gaat hij aan 't schelden. Dat
het mij niet aangaat
Ep diep zuchtte zij. En weenen kon zij niet meer
met haar roode oogen.
De kinderen waren al lang slapen. Tot na den elven
was zij blijven opzitten. Om naar hem te wachten en
zijn eten warm te houden.
Dan was zij op haar bed gaan liggen, af.
De voordeur hoorde zij opeens open vliegen, en dan
pjoffelen, in den duistere. En 'nen stoel verschuiven. En
naar iets scharrelen. En iets omver vallen.
En dan werd de tafel met 'nen ruk omgekanteld en
kletste een teiloor in stukken op den vloer.
En stampte en tierde hij 1
Gaat ge uit uw bed komen met uw luiaardij 1
Mij alleen laten sukkelen in den donkere I Ge
zorgt maar voor uw eigen 1 Ge deugt voor niets 1
's Anderdaags 's morgens, schoven ze aan de koffie
tafel aan.
Hi] zat daar, met een rood verlept gezicht, en een
koppel oogen die nog in 't nat zwommen.
De kinderen beten door hun boterham, keken in hun
kom koffie ,en diervea geen woord zeggen.
Alleen Mon, 't oudste jongentje, kwam niet aan tafel.
Maar stond door 't venster te kijken, met zijn hand
jes in zijn zakken.
«Mon, kom aan tafel, gebood hij. Hier, nevens
mij
Neen beet de kleine, zonder om te zien.
Gaat ge komen, zeg ik u
Kom, zei moeder kom kind
Schoorvoetend kwam de kleine naast vader zitten,
maakte een kruis en deed zijn handjes samen.
Pol bezag zijnen jongen, en wist niet wat zeggen.
En eindelijk
Ge ziet er uit, of ge bang zijt Van uw' eigen
vader
De kleine sprak niet.
«Van jongs af, doen gelijk ik. Doen gelijk uw
vader 1 Verstaan
«Nooit, zei de kleine bitsig. Nooit doen gelijk
gij 1»
N een 1
Om ons moeder ongelukkig te maken, zeker
Om 't verdriet van ons moeder te zijn Nooit
Pol zijn gezicht was vaalbleek geworden. En stom-
melings zat hij te kijken.
T. V. T.
Dank zij de vrijgevigheid van den Weled. Heer G.
Tack, voorzitter van de kerkfabriek, heeft het Wester
portaal der Kathedraal op de Leet een begin ge
kregen van passende versiering.
Het beeld van den «Goe
den Herder in Fransch
steen gebeiteld, door den
Gentschen beeldhouwer Os
car Sinia, werd er onlangs
geplaatst in het centrum van
dien monumentalen ingang.
De heerlijke figuur van
Christus, voorgesteld als de
Goede Herder, een lam dra
gend op zijn schouders,
is ons bekend uit het Evan
gelie. Het valt niet te ver
wonderen dat sinds het ont
staan der Kerk en reeds
in de catacomben de
kunstenaars er zich op toe-
legd hebben dit thema in
beeld en schilderij uit te
werken. Het blijft niettemin, in technisch opzicht, een
ondankbaar thema hoe zal men immers verhinderen
dat de sierlijkgolvende lijnen, niet onderbroken worden
door de min of meer zware massa van het lam dat op
de beide schouders rust
Het beeld in ons portaal mag voorzeker doorgaan
als een der best gelukte in dien aard. Dei uitdrukking
van het wezen is majestueus en tevens innemend zacht,
het straalt van serene en bewuste goedheid. De strak
opgaande lijnen vaD het kleed, het vermijden van het
horizontale, maken dat het gansche beeld als meegaat,
de hoogte in met het luchtige, rijzende traceerwerk
van het groote venster het is een onderdeel der archi
tectuur, het heeft zich ermede ingelijfd.
Mochten edelmoedige zielen gevonden worden, om
de overblijvende beelden van ons Westerportaal te
schenken.