Hoofdstuk li. Stilstand en verkeer.
Hoofdstuk III. Ladingen
Hoofdstuk IV. Maatregels tot
uitvoering
Straatpolitle.
Wet houdende herziening der wet
van I Februari 1844-15 Augustus 1897.
MINISTERIE VAN LANDBOUW
EN OPENBARE WERKEN
BEHEER DER GEMEENTEWEGEN
Politie van het varvoer
(Zie nummer van Mei l l
Art. 6. Behalve de behoorlijk verleende
machtigingen, is het verboden alle andere
bespannen of niet bespannen voertuigen dan
rijwielen, op den openbaren weg te laten
staan, uitgezonderd voor het laden en het
lossen, in geval van noodzakelijkheid, en
dit gedurende den stipt onmisbaren tijd.
Alle stilstaand voertuig moet derwijze ge
plaatst worden dat het zoo weinig mogelijk
het verkeer belemmere.
Art. 7. Als een voertuig derwijze geplaatst
is dat het verkeer hierdoor belemmerd of
moeilijk gemaakt is, zijn de ambtenaars en
de agenten, in artikel I9 vermeld, gemach
tigd alle maatregelen te nemen welke zij
noodig oordeelen om het verkeer te verze
keren.
Onverminderd de straffen door de wet
uitgeschreven, moeten de bevelen onmiddel
lijk uitgevoerd worden door degenen die ge
last zijn met het geleiden der voertuigen, zoo
niet zal hierin van ambtswege voornen wor-
„den op de kosten der overtreders of van hun
ne rechtverkrijgenden.
Art. 8. Het is verboden behalve in geval
van noodzakelijkheid, met voertuigen ot die
ren op eene spoorbaan te gaan bij het aan
komen van een ontriggelbaar framrijtuig.
Art. 9. Het stilhouden en verkeeren van
voertuigen, ruiters en dieren is verboden op
de gaanpaden, de boordwegen en de wegen
voor voetgangers dit zelfde verbod is toe
passelijk op de voertuigen die niet mogen
rollen op de wegen uits!uitelijk den ruiters
voorbehouden.
Dit verbod strekt zich niet uit op de rij
wielen welke met de hand geleid worden,
tenware plaatselijke politiereglementen zulks
verboden.
Art. 10. Indien een gedeelte van een weg
aangewezen is voor het verkeer der rijtuigen
bestemd om personen te vervoeren, zijn het
staanblijven en het verkeer der andere voer
tuigen, der trek-, last- of rijdieren en de run
deren daar verboden. Indien eene bijzondere
zijde aangewezen is voor het uitsluitend ver
keer van voetgangers en rijwielen, zijn het
staanblijven en het verkeer er verboden voor
de andere rijtuigen, hierin begrepen de mo-
tocycles, voor de trek-, last of rijdieren en
voor de runderen. Indien het bruikbaar ge
deelte dezer zijde niet breed genoeg is voor
dekiuisingen van tricycles en quadricycles,
mogen deze er slechts verkeeren op voor
waarde de baan te ruimen voor de bicyclis-
trn.
Enkel aan de overheid, die in hare be
voegdheid het beheer der baan heeft, behoort
het recht de voor een bepaald verkeer voor
te behouden zijde of gedeelte der baan aan
te wijzen.
Deze aanwijzing moet ter kennis van het
publiek gebracht worden door berichten, be
stendig geplaatst langs de voor te behouden
zijde of gedeelte der baan.
Art. 11. Paarden en andere trek-, last- of
rijdieren, alsook vee, mogen enkel op stap
de handbruggen overgaan.
De andere bijzondere voorschriften, welke
het verkeer regelen op de bruggen, brugjes
en andere kunstwerken, zullen aangeplakt
en moeten het blijven bij de toegangen dezer
werken.
Art. 12. De voertuigen die niet bestemd
zijn om personen te vervoeren, behalve de
hond en kruiwagens, mogen geen aarden
zijwegen volgen waarvan de helling in de
lengte 3 t. h. overtreft.
Art. i3. Behalve bij sneeuw, is het sleepen
van boomen en balken verboden op de kas
sei- en steen- of kiezelwegen en op hunne
zijwegen.
Hetzelfde verbod is van toepassing op het
gebruik van sleden, zelfs voor het vervoeren
van landbouwgereedschap, op de steen- of
kiezel wegen en op hunne zijwegen.
Art. 14. Alle wedrennen tusschen voertui
gen, tusschen dieren en tusschen voertuigen
en dieren zijn op den openbaren weg verbo
den, zoo het college van burgemeester en
schepenen daartoe geene machtiging ver
leent.
Art. i5. Het is verboden voertuigen en
dieren met eene snelheid te doen rijden welke
het verkeer in gevaar zou brengen.
In de behuisde gedeelten alsook bij het
draaien en kruisen der straten moeten zij
traag gaan. j
Als er veel volk is, moeten zij stapvoets en
na elkander rijden hunne geleiders moeten
zich onderwerpen aan al de voorschriften
der agenten met de politie belast.
Het is den wielrijders verboden te rijden
zonder de stang in handen of zonder de voe
ten op de pedalen te houden.
Bij straatbelemmering moeten zij afstap
pen en hun rijwiel met de hand geleiden.
Art. 16. De snelheid der voertuigen mac
40 kilometer bereiken per uur in open veld^
Deze snelheid wordt verminderd op i5 kilo
meter per uur in den doorgang der agglome
raties,, op gansch het grondgebied der ge
meenten van meer dan 5o,ooo inwoners, op
bruggen en overwegen, en overal waar de
kronkelingen van den weg, of hinderpalen
den geleider beletten voor hem eene lengte te
overzien van ten minste 15o meter op den
weg dien hij vclgt of kruist.
Art. 175 De geleiders van baanlocomotie-
ven, van stoommachienen van bijzondere
spoorwegen, van automobilen, en de wielrij
ders zijn gehouden te vertragen of zelfs stil
te staan, wanneer bij hun aankomen de ge
spannen, de last- of rijdieren teekens van
benauwdheid vertoonen.
Art. 18. De geleiders van welkdanige
voertuigen, last-, trek- of rijdieren moeten
om te kruisen of te laten voorbijrijden, den
rechter kant houden en den linker om voor
testeken. i
De kosten van weging en gebeurlijk on
derzoek van het meettoestel zijn ten laste van
den eigenaar van het voertuig.
Elke wijziging aan het voertuig gebracht
vergt eene nieuwe weging.
Art. 24. Het vervoer van onverdeelbare
voorwepen, dat moet geschieden hetzij bui
ten de voorwaarden bepaald bij artikel 22,
hetzij bij afwijking der plaatselijke regle
menten nopens de afmetingen der ladingen,
mag niet gedaan worden zonder toelating des
gouverneurs van de provincie.
De besluiten tot machtiging vermelden de
De geleider van een voertuig, waarvan het
maaksel of de lading niet overeenstemmen
met artikel 1, of met het besluit van maehti-
ging voorzien door artikelen 1 en 24, of
door de bevelen genomen overeenkomstig de
schikkingen van artikel 28, zal kunnen belet
worden zijne reis voort te zetten.
Dit alles onverminderd de straffen voor de
wet uitgeschreven.
Art. 32. De bovengemelde besluiten van 4
Augustus 1899, 5 Maart, 11 Juli en 21 No
vember 1910 zijn ingetrokken.
Art. 33. Onze Minister van Landbouw en
LUlLtli LUI ïiiauiiiigiiig vvi uiviuou vav» i
maatregels om de veiligheid van j Openbare Werken is belast met de uitvoe-
te nemen
het openbaar verkeer te verzekeren en om te
beletten dat eenige schade toegebracht wor
de aan de wegen, kunstwerken en beplan
tingen.
Deze besluiten bepalen daarenboven dat de
herstelling der beschadigingen, welke door
in het bijzonder toegelaten vervoeren zouden
kunnen veroorzaakt worden, ten laste valt
der vervoerders, die kunnen verplicht worden
tot het storten eener borgstelling.
Art. 25. De gouverneurs hebben recht bij
dooitijd
i° Het verkeer te verbieden met rollende
stoomtrekkers of baanlocomotieven, stoom
machienen en andere voertuigen die, door
hun groot gewicht, de openbare wegen zou
den kunnen beschadigen
20 De maxima gewichten in artikel
Op de steen-of kasseiwegen, meer dan 5
meter breed, moeten de voertuigen, de trek-, j
last- of rijdieren het gedeelte nemen dat op
hunne rechterzijde ligt.
Dezelfde verplichting kan voorgeschreven
worden door plaatselijke reglementen wat
betreft de voertuigen, trek- last-of rijdieren i
en rundieren in gang of stilstaande op steen- bepaald, te verlagen
wegen van 5 of minder dan 5 meter breedte, j He{ getaJ te vermillderen der
Art. 19. Als de welkdanige voertuigen, ren welke men, inhevolge artikel 4,
trek- last- of rijdieren elkander tegen- of sa
menkomen, moeten de geleiders aan malkan
der ten minste de helft des steenwegs over-
laten. I
Bij het ontmoeten van eene welkdanige
verhindering, tenware het volstrekt onmoge
lijk ware, moet de geleider tusschen dezen
hinderpaal en het meest uitstekend gedeelte
van zijn voertuig, een vrijen afstand laten
van ten minste 1 meter.
22
Art. 20. De voetgangers moeten ter zijde
gaan om doorgang te geven aan alle welk
danige voertuigen, trek-, last- of rijdieren
welke zij ontmoeten, of die hen voorbijloo-
pen. Van hunnen kant zijn de geleiders ge
houden de voetgangers van hunne aankomst
te waarschuwen, 't zij door middel van ge
luidgevende toestellen, "t zij met hun toe te
roepen.
Art. 21. De ladingen moeten derwijze ge
stouwd worden dat zij alle waarborg leveren
voor de veiligheid van het openbaar verkeer.
Hare hoogte, lengte en breedte moeten
dusdanig zijn dat zij langs denweg het ver
keer niet belemmeren, noch de kunstwerken,
de beplantingen, en de andere aanhoorighe-
den der wegenis niet beschadigen.
Art. 22. Het maximum gewicht der netto
lading van al de voertuigen met metalen
banden, welke ook hunne trek- of stootwijze
zij, wordt bepaald volgens de breedte der
banden en overeenkomstig de aan wijzigingen
der volgende tabel
Maximum gewicht der
lading
Breedte van de banden der wielen
Voertuigen
met 2 of 3
wielen
800
1,7 0
2,400
3 200
i.OoO
5,500
Voeituigen
met 4 wiel.*n
1.200
2 ;.oo
3 600
4.800
6,000
8,010
Minder dau 5 nu
5 rui of meer, en mind, dan 7 nu
7 9 -
9 - ti
ll li
14 -
Bovendien, en uitsluitend voor diegene
dezer voertuigen welke mechanisch bewogen
worden, mag het gewicht der lading, ver
meerderd met dat van het gangvaardig voer
tuig, met al zijn toebehooren cn volledigen,
voorraad, het maximum niet overtreffen aan
geduid in de volgende tabel
f'reedte van de banden der wielen
Minder dan 5 cm
5 cm. of meer, en mind dan 7 em.
7 - 9 -
9 11 -
II 14 -
14
Maximum gezamenlijk
gewicht
1.500
3,000
4 50O
6,000
7,300
10,000
trekdie-
aan een
voertuig mag spannen.
Art 26. De besluiten der gouverneurs
bepalen het oogenblik der sluiting en der
opening van de dooibareelen. Zij worden in
al de gemeenten, bij dringendheid en door
middel van plakkaten en seinen bekend ge
maakt.
j De plakbrieven worden aangeplakt in ie-
der behuisd gedeelte der landelijke gemeen
ten. Zij wijzen duidelijk de wegen aan waar
op de besluiten niet van toepassing zijn.
Art. 27. De voertuigen welke op weg zijn
tijdens de bekendmaking 't zij door plakbrie
ven, 't zij door seinen, mogen hunne reis
voortzetten tot het dorp der naastbij gelegene
gemeente.
Art. 28. De bestendige deputaties mogen
de maxima gewichten verlagen in artikel 22
voorzien, voor de steen- of kiezelwegen, die
uit hoofde van den aard des gronds of der
gebruikte materialen tijdelijk bijzondere
maatregels vergen.
Zij mogen insgelijks de vermindering de
zer gewichten bevelen bij het overgaan der
bruggen, brugjes of ander bestaande kunst
werken, binnen de vereischte bepalingen
voor het bewaren dezer werken en de veilig
heid van het verkeer.
De toegelaten gewichten zullen aangewe
zen zijn op palen welke op de uiteinden der
steenwegen en bij de toegangen der werken
waarvan sprake goede in 't zicht moeten ge
plaatst worden.
Art. 29. Zijn in 't bijzonder belast met de
uitvoering van dit reglement
iu De ingenieurs en conducteurs van brug
gen en wegen
2U De ingenieurs, toezichters, onder-inge
nieurs, wegenis-commissarissen en conduc
teurs der provinciale technische diensten
3° De kantoniers en andere aangestelde
agenten tot bewaking der banen
40 De aangestelde agenten tot bewaking
en draaiing der bruggen
5° De bedienden der accijnsen en de tolbe
ambten
6° De nationale gendarmerie
70 De ambtenaars en de agenten met de
plaatselijke politie belast.
Tenware een tegenstrijdige bepaling be
stond, 't zij in de wetten, 't zij in de orga-
VV anneer een rijtuig voorzien van banden
van verschillende breedten, wordt het maxi
mum der lading of van het gezamenlijk ge
wicht vastgesteld door de kleinste dezer
breedten.
De hierboven gemelde maximum-gewich
ten kunnen niet verlaagd worden door een
gemeente-verordering.
Art. 23. Het onderzoek van het gewicht
ring van dit besluit, dat, drij maanden na
bekendmaking daarvan in den Monileur,
van kracht zal worden.
Gegeven te Laeken, den 27» April 1914
ALBERT.
Van 's Konings wege
De Minister van Landbouw
en Openbare Werken,
g. Hei.i.eputte.
ALBERT, Koning der Belgen,
Aan allen, tegenwoordigen en toeko
menden, Heil.
j De Kamers hebben aangenomen en Wij
bekrachtigen hetgeen volgt
I Art. 1. De artikelen 5 en 6 der wet van
1 Februari 1844 op de politie der wegen
worden vervangen door de volgende teksten
Art. 5. Het gemeentebestuur is gehouden
uitspraak te doen binnen den termijn van
drie maanden na het ontvangen der aanvraag.
Dient, voor het uitvoeren der rooiïng-
plannen, een gedeelte van den bijzonderen
grond in den openbaren weg te worden
ingelijfd en wordt de schadeloosstelling niet
geregeld met gemeen overleg, dan wordt de
rechtsvordering tot onteigening door het
gemeentebestuur ingesteld binnen eene
f maand na de beslissing. De eigenaar kan de
rechtsvordering doen ophouden door te ver
klaren dat hij afziet van zijne aanvraag en
door toe te stemmen in het betalen der on
kosten.
j Het vonnis, dat gewezen wordt over die
rechtsvordering, bepaald binnen welken ter
mijn de schadeloosstelling moet betaald of
in bewaring gegeven worden.
11 Art. 6. Het koninklijk besluit tot goed
keuring van het algemeen rooiingsplan
machtigt het bestuur om de noodige perceelen
voor het tot stand brengen der rooilijnen te
allen tijde te onteigenen, indien aan de voor
afgaande formaliteiten der wet van 27 Mei
1870 is voldaan. Nochtans kan het besluit
uitdrukkelijk bepalen dat het goedgekeurde
plan slechts zal mogen uitgevoerd worden
naarmate de aanvragen tot bouwen of her
bouwen worden ingediend.
Het regelen van de schadeloosstelling
en het in het bezit stellen van de ingenomen
gronden geschieden zooals in zake van ont
eigening ten algemeenen nutte.»
Art. 2. Artikel 10 der wet van 1 Februari
1844 op de politie der wegen wordt vervan
gen door den volgenden tekst
u Art. 10. Behalve de strafbepaling legt de
rechtbank, zoo het bestuur zulks vordert, de
herstelling van de overtreding op, door de
-vwxx»., - O
nieke reglementen der openbare diensten, overtreders te veroordeelen tot het herstellen
moeten voormelde agenten den eed afleggen
voorgeschreven door het decreet van 20 Juli
1831, in handtn van den vrederechter van
het kanton van hun verblijf.
Art. 3o. Ingeval van belemmering, onge
val of bedreiging van ongeval, of om het
vaststellen toe te laten van het vervullen der
voorwaarden, in dit reglement voorgeschre- I
ven, moeten de geleiders van voertuigen,
trek-, last- of rijdieren stilhouden op alle
der ladingen mag gedaan worden door in- vordering van een agent, met het uitvoeren
houdsmeting en telling volgens eene tabel
van soortelijke gewichten door de Reeeerine
vastgesteld.
De weging der voertuigen met mechani
sche beweegkracht moet plaats hebben vóór
ze gebruikt worden, ten overstaan van den
conducteur van bruggen en wegen van het
gebied dewelke een proces-verbaal zal op
stellen, waarvan een gelijkvormig afschrift
overhandigd wordt aan den eigenaar van het
voertuig die den uitslag der weging klaar en
uitwischbaar op het voertuig moet doen in
schrijven, onmiddellijk onder de aanduiding
vanzijn naam en woonplaats.
van dit reglement belast, en die het kentee
ken zijner bediening draagt of voorzien is
van zijne commissie.
Art. 3i De geleider van een voertuig, die
bevonden wordt de voorschriften der artike
len 4 en 22 of der besluiten en verordeningen
genomen uit uitvoering van artikel »5 over
tredende, moet in de naastbij gelegene ge
meente lossen, of uitspannen tot hij voldoe
aan de bovenvoldoende voorschriften.
Zoo hij weigert, zal het voertuig, tegen
gehouden worden op de kosten en risico van
den overtreder of van zijne rechtverkrijgen
den.
der plaatsen in hunnen vroegeren staat door
het afbreken, vernietigen ol opruimen van de
onwettelijk uitgevoerde werken.
De veroordeelde kan echter, zoo hij het,
de door de machtigingsbesluiten wettelijk
opgelegde voorwaarden vervullen.
Art. 3. Artikel 14 van bedoelde wet wordt
vervangen door de volgende teksten
11 Art. 14. Wanneer een gedeelte van een
eigendom, aan een openbaren weg palende,
in dezen weg moet ingelijfd worden voor de
uitvoering van een algemeen rooiingsplan,
vastgesteld overeenkomstig'artikel 76, 70, der
gemeentewet, wordt dat gedeelte van het
eigendom ten bate van den Staat, van de
provincie of van de gemeente, volgens het
geval, bezwaard met eene dienstbaarheid
van niet-bouwen, behalve wat betreft de
werken tot instandhouding en onderhoud
der gebouwen.
(Vervolg per naaste).