ri
f
PRIJS ÉÉN FR.
ZONDAG 5 NOVEMBER 1944.
Ie JAAR. Nr 7.
WEEKBLAD
En
”En Nu?
JACQUES VLAEMYNCK.
November.
Orgaan van het O.F. Regionaal Comité Öiksmuide
hebben gelijk aan die van de afgestudeerden van het
i ü.iddélbaar onderwijs van den lageren graad (middel-
Nota van de Redactie: in onze vorige bijdrage (III) b?.r,e school, derde studiejaar). Het is de taak van het
is een storende zetfout geslopen. Het be- burgerlijk onderwijs de toekomstige onder-officieren
t en politiaken geest bij te
nu
We zijn thans in de doodenmaand. In November
gedenkt iedere familie haar afgestorven leden. Het is
een oud kerkelijk gebruik dat echter in den loop der
jaren uitbreiding genomen heeft, want ongeloovigen
en zij die; tot geen enkele kerkgemeenschap behoo-
ren gedenken ook, ieder op zijn manier, dezen die
ons door den dood ontrukt werden.
Ook onze groote nationale familie heeft in deze
eerste Novemberdagen de nagedachtenis gehuldigd
van hen die in beide wereldoorlogen voor het vader
land hun leven gaven.
Tijdens de bezetting hadden in het geheim betoo-
gingen plaats. De verzetbeweging, toen in vollen on-
dergrondschen strijd, eerde dezen die in den kamp
tegen den overweldiger hun leven gaven, soms op
den oogenblik zelf. Zij verbond het leven van dezen
die streden aan het offer van hen die reeds gevallen
waren.
Dit jaar werd het huldebetoon voor de eerste maal
sinds jaren in het volle daglicht gehouden. Het aan
denken van onze IJzerjongens, gevallen in den oor-
log tegen denzelfden vijand die we thans nog be
kampen, werd geëerd net als dit van allen die op de
binnenplaats van een gevangenis, op de slagvelden
VIL”.
wel zullen verbeterd hébben).
IV.
Wij kunnen de Engelsche troepen niet genoeg be
wonderen. Voor wat dienstzaken betreft, heerscht er
een ijzeren discipline. Maar buiten den dienst vor
men de militairen van allen graad een groep beste
kameraden: de kapitein bezoekt schouwburg, bios
coop ei' herberg in gezelschap van een eenvoudig
sol........ en gaat er broederlijk mee om.
Bij de Engelsche officieren is er niets van het
treurige ’’esprit de corps” te bemerken. Zij doen niet
aan ’’klassenstrijd” in den schoot van het leger!
Moge het nieuw Belgisch leger ook op dergelijke
grondslagen gebouwd wezen!
In verband met onze beschouwingen wijzen we
hier op de uitlating van Maarschalk de Gaulle,
Frankrijk’s redder. Reeds onmiddellijk na de ramp
van 1940, grootendeels veroorzaakc door denzelfden
korpsgeest die wij hier over den hekel halen en die
bestond bij Pétain en de andere ouwe pruiken van de
bewapeningscommissie, zegde de toenmalige leider
van „La France Libre” dat het leger moest ONDER
GESCHIKT zijn aan het burgerlijk gezag. In een
ware democratie komt alle macht uit het volk en de
ze volksmacht wordt in het burgerlijk gezag geuit.
Wil het leger dus in dienst staan van land en volk
dan moet het aan dit gezag onderworpen zijn. Anders
is het geen VOLKSLEGER, maar een PARTIJLEGER.
Er mag geen kloof zijn tusschen leger en volk, zooals
in het ongelukkige Spanje.
Om nu met onze uiteenzetting van de militaire
kwestie te eindigen, vatten we in enkele woorden sa
men wat we vroeger en hooger breedvoeriger hebben
uiteengezet.
1. Wat de vorming der officieren betreft, benevens
het aanleeren van strategische en militaire kennis,
moeten de kadetten - militaire - en krijgsschool aan
hun leerlingen een stevige POLITIEKE vorming ge
ven en den DEMOCRATISCHER geest ontwikkelen.
Een officier moet alle staatsburgerlijke deugden heb
ben. Een betrekkelijk grondige kennis van beide
landstalen is onontbeerlijk. In een bijdrage over on
derwijshervorming zullen we in een volgend nummer
ook over het MILITAIR onderwijs handelen.
2. De onder-officieren moeten een ontwikkeling
treft een bekende snreuk van Napoléon. Er stond ge-den noqdigen sqcialen
drukt: ’Tarmée se recrute dans ie CICIL”. Het moet brengen. De kaderscholen, die voor candidaat-gegra-
hier natuurlijk zijn: ’Tarmée se recruce dans le Cl- dueerdehin den schoot van het leger moeten bestaan,
Wij veronderstellen dat de lezers echter zelf hebben o.m. tot taak dezen geest verder te ontwikke-
j len.
3. Wat de beroepskorporaals, - brigadiers en - sol
daten, alsook de militianen aangaat, ook hier moet
het burgerlijk onderwijs het noedige doen. Officieren
en onder-officieren,' die zelf de vereischte kwaliteiten
bezitten, zullen dan, benevens het geven van militaire
instructie, ook de staatsburgerlijke opvoeding van de
aan hun gezag onderworpen militairen verder ter
hand nemen.
'Wij drukken hier nogmaals op wat we in een vorige
bijdrage zegden: „de geest bij het volk zal den geest
zijn van het leger”. Een burger, die zijn plichten tegen
over land en volk kent en. begrijpt, zal ook een soldaat
zijn die zijn plichten kent en begrijpt op voorwaarde
oversten te vinden die op ALLE GEBIED voor hun
taak zijn opgewassen.
(einde toekomende week).