PRIJS ÉÉN FR. ZONDAG 19 NOVEMBER 1944. Orgaan van het1 O.F. De viering van 11 November! En nu (Einde). Een zevende punt misschien het belangrijkste -is de zoogenaamde taalkwestie. Wij zullen daarover in een afzonderlijk artikel handelen. Wij vergenoegen er ons mee met- pp het volgende te drukken: taalwetten zooals andere wetten, moeten gevolgd worden. Het Nederlandsch is de administra tieve taal voor Vlaanderen, het Fransch voor Wal lonië. Geen enkel gezond denkend mensch kan daar iets tegen in brengen. We moeten echter de kennis van het Fransch propageeren in Vlaanderen en die van het Nederlandsch in Wallonië. Ieder Belg, die benevens zijn moedertaal ook de andere nationale taal kent, haalt den band nauwer toe die Vlaande ren aan Wallonië bindt en verstevigt de natio nale éénheid. De taalgelijkheid mag niet uit het oog worden verloren: het Nederlandsch moet in Vlaanderen de plaats innemen die het Fransch heeft in Wallonië. Het Fransch moet in het Vlaamsche land de plaats innemen die het Nederlandsch heeft in het Waal- sche landsgedeelte. Noch het Fransch voor den Vlaming, noch het Ne derlandsch voor den Waal zijn de moedertaal, MAAR OOK GEEN VREEMDE TAAL. De taalkwestie heeft gedurende een eeuw ons nationaal bestaan vergiftigd omdat onze regeerders na 1830, noch bewijs van klaar inzicht noch goeden wil aan den dag leg den. Via de B.B.C. hebben de Belgische woordvoer ders ons tijdens de bezetting laten weten dat deze kwestie een definitieve en billijke oplossing zou krij gen na de verdrijving der moffen. Geven onze hui dige regeerders EN ALLE VLAMINGEN EN WALEN thans blijk van het gezond inzicht en de goeden wil die tot heden steeds ontbroken hebben, dan zal de ♦taalkwestie voor goed tot het verleden behooren en de aan de Belgische éénheid knagende wesp onscha delijk gemaakt worden. In het ander geval... maar het ware toch onmogelijk nog zoo dwaas te zijn! Laat ons vlug een achtste en laatste punt behan delen: onze koloniale en buitenlandsche politiek. De Nederlandsche ministerpresident, Prof. Gerbrandi, zegde van uit Londen, sprekende vóór de micro tot zijn landgenooten ”WIJ MOETEN IMPERIAAL DENKEN!” Ook voor ons, Belgen, gelden deze wijze woorden. Wij mogen niet langer aan Kongo denken als aan een vreemd land. In onze scholen moet over onze kolonie veel meer onderwezen worden. De ge bieden die er voor geschikt zijn moeten een massa Belgische landbouwers en anderen ontvangen. Wij zitten hier met duizenden werkloozen die in Kongo een bestaan kunnen vinden, vooral na dezen oorlog die de kolonie cp ongekende wijze zag vooruitgaan op alle gebied. Waarom kan een beambte niet van Brugge naar Elisabethstad verplaatst en bevorderd worden, zoowel als van Brugge naar Antwerpen? Waarom kunnen onze soldaten niet te Elisabethstad gekazerneerd worden, zoowel als te Brussel? Bij de organismen bloemengarven werden neergeleed. Regionaal Comité Diksmuide eerste Grondwetsherziening moet het artikel weg vallen dat zegt dat alleen vrijwilligers voor de verde diging van Kongo mogen ingezet worden. Het is de taak van ons leger het HEELE grondgebied, in Europa zoowel als in Afrika, te verdedigen. Epkele woorden slechts over onze toekomstige bui- cenlandsche politiek zij moet in de eerste plaats ingeschakeld worden in de gemeenschappelijke actie van de verbonden naties tegen Duitschland en Ja pan en voor den wereldvrede. Verder moet zij reke ning houden met het feit dat een broodnoodi- gen West-Europeeschen statenblok, bestaande uit Engeland, Frankrijk, Nederland, België en Luxem burg, eindelijk werd opgericht. In deze groep en te genover alle andere staten, omringd door machtige naburen, moeten de drie kleine landen die eens het prachtige en machtige rijk der Nederlanden vorm den, een gemeenschappelijke buitenlandsche en mi litaire politiek voeren. Zij loopen anders gevaar ge worgd te worden in de strikken der diplomatie en een rol te spelen hun grootsch verleden onwaardig. Wij hopen den lezer in deze serie bijdragen te heb ben geleerd welke kwalen ons vaderland bedreigen en waar de redding ligt. Wij beweren niet onfaal- baar te zijn maar hebben toch de verzekering dat door het volgen der gegeven richtlijnen veel goeds kan verricht worden. JACQUES VLAEMYNCK. Ie JAAR. Nr 9. De plechtigheid ter gelegenheid van de herdenking van den wapenstilstand in 1918, ging uit van den Nationalen Strijders- bond en de Nationale Vereeniging der Invalieden. Het was de eerste maal sinds 1909 dat de oud-IJzerjongens IN HET OPEN BAAR de overwinning op het keizerlijke Duitschland vierden. Gezien de omstandigheden, had de viering niet denzelfden luister als in vredestijd, maar toch was ze opperbest geslaagd. ’s Morgens gingen de leden van N.S.B. en N.V.I. stoetsge- vijze naar het gedenkteeken, in het stadhuis, der in 1914/18 gevallen stadsgenooten. Delegaties van Britsche officieren en het O.F., alsook het stadsbestuur waren aanwezig. Het woord werd gevoerd door den heer Schallier, voorzitter van den N.S.B.die hulde bracht aan dezeto die voor ons ge vallen zijn en de oud-strijders toeriep in zich den geest van ka meraadschap en broederlijkheid, die den geest was der loop grachten, te bewaren. Hij verheerlijkte verder het vaderland, voor wie zoovelen hun leven hebben geofferd, alsook de geallieer de strijdkrachten. Hij eindigde zijn toespraak door zich in het Fransch te richten tot den heer Townmajor, die deze taal goed kent, om hem de dankbaarheid van gansch de bevolking ten op zichte van het Britsche rijk over te maken. Daarna deed hij, bijgestaan door den heer Frans Cappoen, voorzitter a.i. van het N.V.I.het steeds ontroerend dooden- appèl, waarbij de gevallen jongens van den huidigen oorlog niet vergeten werden. Voor het monument werden bloemtuilen neergelegd dqor een majoor van het Britsche leger, den heer Schallier, namens N.S.B. den heer Cappoen, namens N.V.I. en Dr. F. Rommelaere namens het O. F. Daarna begaf men zich stoetsgewijze naar het standbeeld van Generaal Jacques, waar door dezelfde personen namens dezelfde

HISTORISCHE KRANTEN

De Vrijheidsgalm (1944-1945) | 1944 | | pagina 1