I
De politiek op den buiten.
De Pastorij
Samenspraak
Het is algemeen gekend dat in onz»
groote seden de politieke strijd zich be
paalt tot een kort kiestijdperk, en op ge
wone dagen enkel in eene min of meer
vriendelijke redetwist bestaat. De inwo
ners dier steden begrijpen dan ook maar
moeilijk de hevigheid waarmede katholie
ken en liberalen van den buiten, zich ten
allen tijde bestrijden en de verwoedheid,
welke soms van weerskanten aan den dag
gelegd wordt; zij weten niet dat in de
kleine gemeenten, het gezag der geeste
lijkheid schier grenzenloos is, en dat vele
zulke uitva'. In België zou die taal ons
heel gematigd schijnen; wjj zijn wat beters
gewoon Lafaards, ellendige schur
ken... dat zijn nog de ergste scheldna
men niet, welk men er de vrijzinnigen
toeslingert!
Indien die aanvallige onderpastoors op
recht zijn, moet men ze verontschuldigen,
want hunne gansch bijzondere opvoeding
heeft hunne oordeelkunde niet ontwikkeld.
Anderszouden zij misdadig wezen; men zou
hunne verfoeilijke handelwijze niet genoeg
kunnen schandvlekken. Maar oprecht, dat
zijn ze ongetwijfeld; het is niet ten tijde
dat het meestendeel van hen achter den
ploeg stonden voor ze in het seminarie tra
den hunne ziel fijner geworden, is en tie
goddelijke vlam welke Guido Gezelle, prie
ster zooals zij, meer dan een mensch
maakte, heeft ze zelfs niet eventjes ge-
raakt. De bekrompene en uitsluitende
wijsbegeeite van het seminarie heeft ze
gevormd voor den strijd, maar laat ze
koud voor de christelijke liefde. Zij ver
spreiden zich op den buiten, en de trotsch-
heid op hun nieuwen stand is nog een
blinddoek te meer op hunne oogen. In
hunne kerken prediken ze den twist, om
dat de vooruitgang en de vrijheid zich
voor en tegen hen oprichten en dat ze
voor taak hebben die te bevechten. De
voorschriften van Christus, door behen
dige uitleggers misvormd, hebben voor
hen hunne beumnderingswaardigo een
voudigheid verloren; zij verloochenen hun
meester zonder het te weten.
Ja, voorwaar, indien de meesten de ver-
schooning hunueroprechtheid niet hadden
wat zouden ze verachtelijk zijn, die pries
ters welke de gemoederen doortasten en
de willen benevelen!. Maar ze zijn enkel
menschen en dat legt hun zielstoestand
uit. Dat is ook hetgene ons het bijzonder
karakter der landelijke politiek doet be
grijpen, en eveneens de hatelijke onder
memingen, waartoe zij somtjjds leidt.
Ineen artikel deden wij uitschijnen hoe de
leening van 255000 frank smélt als sneeuw voor
de zon. Wij zegden dat bet hemd nader is dan de
rok en dit de klerikalen eerst en vooral zorgen
er nog wat overschiet,
weten wel aan wien dasse ’l geven.
P. Natuurlijk Jan ze organ zidder maar
maar altijd tegen de kiezing; want ’l is met \geld
van Jan en alieman, ’t en is en is nie mêë ’t usse
dat de kiezing bewerkt word.
J. En usse mannen om over menschlievend-
heid te spreken, gaan dan spelden zoeken in
eene hooiscnelf.
P. Zoo is ’t Jan. Iedereen wil betaald zin en
niemand iaat zich geerne voor den zot houden.
Dat ’t door ongeluk, ziekten ef tegenkomsteo
ware, ’t en is niemand die moeielijkheden zou
zoeken, maar anders lederen wil betaald zijn en
met recht.
J. Dat is zoo Pier. En Daarover zijn er voor
beelden genoeg. Er komt daarjuist een in mijn
gedacht.
P. Laat hooien, Jan.
J. Ge kent wel madam slof en pelerin, cou
leur amikaii van d’oude mode.
P. Wie Jan, gedoet mij lachen.
J Wel, Pier, madam die altijd m overal bij
menlteere moe ziu, awól.
P. O ’k weet al, Jan.
J. Awól, d’er wast er eene die verhuzen
wildegi en den armen duivel en badde geen gold
meer en hi had nog en rekeningije te betolen, en
hi wilde ji er ook van ondere gaan en madametji
die schoot in nen katte coterie. Wacht een ml-
nuotje zei ze, ’k zal ne oee manhaftig te werke
gaan Ze trok heur vensts broek en botten aan
en een avant deux, ze gink fijntjes de stoelen
üutren huis hólen. Was da ook om reden van
menschlievendheidji? Ja maar, daags nadien
moeste ze de stoelen weerdoen en huur broers
den avocaal moeste ze dan nog helpen dragen!!
Wa zegji daarvan Pier?
P. Awól! ’t is de grootste van der kinder
achtigheden dank nog van men leinen geboord
hen! Awól! Awól!! Awól!!!
Een brief onderteekend door do heeren André J
Hue! pn P. Cla-’s-ens in nnam van dor A-i’o
mobile G.uh 'u N’ hJ ki:o l’n si
stand aan van den steenweg van Nieuport naai
Nieuport Baden en vraagt dat den noordzijweg
van deze baan zoude besteenigd worden.
Door den raad wordt den wensen uitgedrukt
dat dezen weg zoude overgenomen worden door
den Staat hetgeen maar billijk zoude zijn aange
zien het de eenige weg is naar de zee en hoogst
noodig is voor den dienst der redding. De Slaat
wil echter alleenlijk de steenwegen avernemen
waarvan de buitengrachten eraan loebehooren.
Daarom moet M. Crombez er in toestemmen af
stand te doen van de grachten gelegen langs
belde kanten van den weg. Zulks zal hem onmid
dellijk gevraagd worden en indien hij dit voor
stel aanvaardt zal er aangedrongen worden opdat
den Staat den steenweg overneme. Dan zou deze
weg in goeden staat gesteld en goed onderhou
den worden.
Het lid beer De Jaegher vraagt of de gemeente
Oostduinkerke, op wiens grondgebied den weg
gelegen is, nooit voorgesteld heeft dezen steen
weg over te nemen. Er wordt hem ontkennend
geantwoord door den heer Secretaris die er bij
voegt dat indien de Staat ze niet overneemt, het
wenschelijker is dat de stad Nieuport beter dan
Oostduinkerke meester blijve van dezen weg,
vermits er vele neringdoeners van Nieuport in
nauwe handelsbetrekkingen zijn met Nieuport-
Baden en dat de gemeente Oostduinkerke, er
geen belang bij hebbende, zeer waarschijnlijk
den weg niet betamelijk zoude onderhouden.
6' Punt. Vraag der Ligue Nationale Aérienne
Bovengemelde vereeniging vraagt of de stad
er niet zoude in toestemmen een feest in te rich
ten van vliegtoestellen. Reeds vroeger had den
raad de meening uitgedrukt aan dergelijk teest
één duizend franken te besteden. Het schepenen
college zal in onderhandeling treden en onder
zoeken om zulk feest op een der 3 dagen van de
eerste kermis van 1910 in te richten. De heer
Burgemeester vermeent dat dergelijk feest on
eindig veel volk zoude in de stad lokken, nog
veel meer dan voor een ballon die ook rond de
350 fr. kost.
7* Punt. Verordening betrekkelijk de markten.
Deze verordening vastgesteld door den raad in
eene vaoegere zitting geeft aanleiding van wege
het hoogbestuur tot eene geheele reeks aanmer
kingen, hetgeen bewijst dat de zaak niet allerbest
bestudeerd was.
Voor boter, eieren, kiekens, enz. mag de taks
niet vastgesteld worden per mand en voor de
bloem, kolen enz per kar, voor zwijnen enz per
stuk, alles moet per vierkante meter betaald
worden. Verders moet het artikel 17 wegens het
gebruik der voorlanden op eene bestendige wijze
niet alleen de herbergiers en winkeliers bedoelen
maar alle personen die van de voorlanden ge
bruik maken om er tafels, stoelen enz. te plaat
sen. Het lid heer De Jaegher vraagt of zulks geen
aanleiding zal geven om ook de voorlanden te
belasten van <1e personen dier er gebruik van
maken om er hout enz. te leggen. Er wordt hem
geantwoord dat zulks de bedoeling niet is van ’t
reglement. Op den verkoop van drooge visch
mag geene laks gelegd worden en de verorde
ning moet opgesteld worden in twee deelen, het
eene betrekkelijk de te leggen taksen, hel andere
aangaande de straffen voor de overtredingen.
De heer Secretaris doet opmerken da’ de tak
sen voor nu in voege voor den verkoop van
bojer, eieren, enz. dezelve zijn als in de nieuwe
verordening geschreven en de heer Stroom doet
opmerken dat ook te Brugga, de manier van
heffing der markttaksen verand rd is De raad
beslist dan dal alles aan 10 c. per vlerk, meter
zal berekend woiden met een minimum van 5 c.
per mande en 25 c. per zwijn enz. De verorde
ning zal verder in overeenstemming gebracht
worden met de bemerkingen van ’t hoogbestuur.
8e Punt. Openbare verpachting der kerkgoe
deren.
(De heer schepen Pattyn komt de zaal binnen).
Het proces verbaal dezer openbare verpach
ting alsmede den staat van onkosten worden
door den raad goedgekeurd. Het lot n 5 zijnde
een deel grond gelegen te Oostduinkerke in de
hofstede voor dezen in gebruik door M. Emile
Lammens is niet openbaar verpacht geweest, en
zal het voorwerp maken van een onderhandsche
akt die binnen kort aan het oordeel van den raad
zal onderworpen worden.
(Wordt voortgezet).
priesters dien t^fand waarnemen om
ifts-c'ien bivn ian n haat en twee-
.J.acir t rooier: iu .uuts van measch-
lievundheid en christelijke minne.
Zeker is het dat men onder onze kerk
voogden uiterst voorname mannen telt
en dat het opperhoofd d<r Kerk in België
een bijzonder doorluchtig persoon is. Maar
zoo is het niet gelegen met de onderge
schikte geestelijken, wier algemeene ge
leerdheid en verstandsvorming doorgaans
geringer is dan in het meestendeel def
naburige landen. Voor onze landelijke
bevolking is de priester nochtans eon
bevoorrecht wezen gebleven, hetwelk
men al de deugden en een onbeperkte
wetenschap toekent en dat men blinde
lings in alle omstandigheden volgt. Welnu
het is nauwelijks noodig te zeggen dat
meestal de pastoors en de onderpastoors
van den buiten noch de oordeelkunde noch
het gevoel van verantwoordelijkheid be
zitten om met wijsheid die rol van volks-
herder te vervullen.
In bet Limburgsche, noemen de eigene
neven van een priester hem Heeroom
in Vlaanderen, wordt de zoon van een
landbouwer of een wagenmaker Eer-
weerde Mijnheer geheeten, zoohaast hij
het seminarie intreedt, terwijl de vader
eenvoudiglijk bij zijn voornaam blijft
geneemd worden. Voor de buitenlieden
herschept het geestelijk kleed den nede
rigen boerenzoon in een opperwezen,
waarvoor alleman buigt; men zal hun
moeilijk doen aannemen dat, onder dit
kleed, een gewoon merischenhart schuilt,
dat aan alle driften en aan alle zwakheden
toegankelijk is.
Ongetwijfeld bestonden en bestaan er
nog goede priesters. Hendriek Conscience
heeft meermalen, in zijne landelijke ro
mans, den grijzen ouderling met vroom
eu zacht gelaat geschetst,* een edelaardig
en weinig ingewikkeld wezen, wiens leven
afliep zonder onweders. van alle driften
beschut. Gij kent ook den opgeruimden
pastoor, rood van gelaat, dewelke noch
een goed glaswijn noch een lusiige kwink
slag verstoot. Beide zijn zielen zonder
duistere omwegen; het zijn voortreffelijke
en rechtschapene burgers,die nooit anders
dan goed rondom hen verwekt hebben.
Hun begrip der broederlijkheid is uitmun
tend; ze zijn eerbiedwaardig omdat ze,
alhoewel een ongemeen gezag bezittend,
de hatelijke fout niet begaan de menschen
tegen hunne evennaasten op te roeien,
in den naam van een God van liefde, die
gestorven is omdat Hij de schaamtelooze
oneerlijkheid der Farizeërs en der pries
ters van zijn tijdstip geopenbaard had!
Helaas, waarom vinden wij nevens die
enkele lachende en beminnenswaardige
afbeeldsels, eene groote meerderheid van
twistzoekende en onverdraagzame pries
ters? Deze zijn overal; en overal vindt
men ze op den weg des vooruitgangs, om
den vooruitgang te stuiten. Zij bezitten de
kinderachtige vinnigheid van den apostel
en wanneer ze, van uit den preekstoel, in
de kerk welke ze onaantaststelijk weten,
bulderen tegen de burgers die niet denken
zooals zij, honen zij de gedachtenis van
hem die in de- woestijnen van Palestina,
de zachtmoedigheid en de verzaking en
ook de verhevenste deugd de liefde tot den
evenmensch preedikte!
De uitslag wettigt de middelen heeft
men hun geleerd, en ze sleuren hun gees
telijk kleed in de politieke modder en om
de zegepraal van hunne waarheidsvoor-
schriften te behalen, hoopen zij de haat
opeen, vernielen het medelijden en doen
zelfs kiemen van onmenschelijkheid in de
overdrevene harten gisten.
O! vaart tegen dit tafereel niet uit gij
geloovigen en ook gij onverschilligen, liet
is niet overdreven; gaat in onze dorps
kerken; luistert naar de zedeleer welke
men er onderwijst, en gij zult gesticht
wezen. De duitsche dagbladen haalden,
onlangs, als eenig voorbeeld van kiesdrift,
de redevoering van een protestantsche
predikant uit Westfalen aan, die in den
tempel uitgeroepen had Satan is de
eerste liberaal geweest, de eerste losban
dige die den Heer gehoorzaamheid gewei
gerd heeft! En ze waren geërgerd over
voor oompke en dan, als
voor oompkens kinderen.
Dal tie klerikalen en de Nieuportsche klerika-
len vooral, altijd en In alles van slechten trouw
zijn en van alles den kleinen kant aacpakken,
dat weten wij sedert lang bij ondervinding.
Wij schreven dat van de leening van 255000
frank er maar weinig meer zal overschieten.
Dat er eerst en vooral 104000 frank afmoet,
om de schuld te betalen van den aankoop der
militaire gronden, als Je besta .ü-
reeds verkocht zijn et het geld daarvan op Is
wij weten niet waaraan, daar zwijgen de kiert-
kalen overl
Dat er dan 20 000 frank af moet om eene aan
gegane schuld voor de herstelling der kerk te
betalen, als de stadskas in die herstelling al vele
andere duizenden en duizenden en duizenden
betaald beeft, daar zwijgen onze klerikalen over'
Dat er ten derde 15000 frank moet afgenomen
worden voor de onkosten der pompiers, voor de
noodige parade volgens do klerikalen, maar in
den grond voor d’hoovaardigheld van menheere
un, deux, trols te voldoen, daar reppen de kiert-
kalen geen woordje over.
En als we dan doen opmerken, dat zonderling
genoeg, het eerste wat de klerikalen doen Is van
te zorgen voor eene nieuwe pastorij, dan vallen
ze bovenarms op ons lijf en slinger n ons allerlei
lieve benamingen naar het hoofd. Dan zijn wij
godsdiensthaters priestervervolgers en zoo meer
De klerikalen bekennen dat zij wetens erj wil
lens de pastorij hebben laten vervallen om er
eene nieuwe te kunnen bouwen, dat In dit voor
uitzicht het beslaande gebouw niet veel meer
werd bezorgd eu dat er nu veel herstellingen aan
te doen zijn. Zelfs over eenige weken was er
een deel van ’I dak dat dreigde in te storten en
men heeft het in allerhaast moeten vermaken.
Kan men grootere nalatigheid, groo'.ere zorg-
loosheid vinden.
Bij zijne aankomst alhier heeft de heer Pastoor
onmiddellijk moeten gewaarworden hoe zwaar
onze stadhuisbazen wegen.
De kerikalen schrijven dat de heer Pasloor
geeue nieuwe pastorij vraagt. En wij, wij roepen
en elschen integendeel eene nieuwe middelbare
meisjesschool! De pastorij is onbewoonbaar, zegt
men. Wij zeggen ook de huidige plaats, waar
onze meisjes thans gehuisvest zijn, is ongeschikt
vooreen schoolgebouw. De gezondheid van onze
kinderen ligt ons ook nauw aan ’t bat te en wij
vragen ook voor hen een nieuw gezond gebouw,
’t Eene is zoowel te verdedigen als 't andere. Da
stad moet aan den heer Pasloor eene behoorlijke
woonst verschaffen; wij hebben eene middelbare
meisjesschool, wij villen en zullen ze behouden
en de stad moet ook een behoorlijk schoolgebouw
bezorgen.
Waarom dus eerst voor de pastorij gezorgd1»
Hadden wij dan geen geen gelijk, wanneer wij
zegden eerst oompken en en dan...?
Wat ons in de kwestie nog verwonderd, dat is
dat de klerikalen de stemming hierover door den
heer De Jaegher uitgebracht, zaoals na gewoonte
niet verdraaien, of hem hierdoor bij de lichlge-
loovige kiezers in een valsch daglicht willen
stellen.
Jan. Ehwel, Pier, wat denkt ge over d’and-
woorde van onze chefs -op de goeie artikels van
’i Weekblad?
Pier. Over winne, Jan? over de pastorie?
J- Neen neen Pier, daar zullen ze wel goed
op antwoorden in ’t Weekblad; want dat artikel
is al te belachelijk usse schrivers draaien altijd
rond den pot en zoeken waar ’t niet te vinden is.
Maar ’l is van ’t andere da’k spreken wil over
de onserdraagzaemheid en de menschlievend-
heid.
P. Ah ja Jan ’t waar. Usse mannen bón toch
toupé hé?
J. Of ze loupé hebben. Ge moele toch maar
durven hé? Kikt e kêê, widder die oude Nieupór-
lenaars zin, en die weten hoe damme widder kat
holieken in 84 er an gekomen zin, me dunkt
damme beter en veel beter over d’onverdraag-
zaamheid zoen zwigen.
P. ’k Zoen ’t gelooven Jan. Usse bazen wa
ren nog mai up ’t stadhus as ulder eerste werk
was van al degene die maar een beetje liberaal
waren zonder compassie buiten te zetten met
klank
J. Voorzeker; den eenen vloog builen ach
ter den anderen; ofwel ze maakten hel de libe
rale bediende zoedanig moê, dat ’t nie meer uit
te houden was.
PPal was zeker ook verdraagzaamheid?
J, Averechlsche, Pier. En daarbij, onder
us gezeid en elder gezwegen, de katholieken die
handelen overal en in alles zoo. ’t Is bij ulder
buigen of bersten, ’t Is doen gelik dat zidder
willen of anders... buiten.
P. Jaat, Jan. Kinkt e kêê in de bohijneia-
brikke. Weet je nog, hoe de mannen die er
welkten, den maandag achter de kiezing hutten
vlogen, omdat al usse kandidaten niet gekozen
waren?
J. Of ik het nog weet, Pier, ’l En andere
widder zelve, die oude Nieuportenaars zin, hoe
is ’t met us. Wal hebben widder nog in de pap
te brokken? Niemendalle meer, ’t moet allemaale
gaan, gelik of dat mijnheere doet'tal het wil of
wel ’t is scheef.
P. En dan die menschlievendheid, Jan.
J. Ja. Pier. Tjusle lik of dawe niet weten
dat ze geven aan wie das ze ’t vooren hen. Er
zin d’er veel die krigen en die ’t niet noodig
hebben, terwijl er ander zijn die ’i goed en wel
zoen gebruiken en die niemendalle of wel te
weinig krigen.
P* Pal H waar, Jan. En als de liberalen uit
ulder beuze geveu, want usse mannen en geven
toch maar bitter weinig van ’t uldere, dan maken
ze daarover zooveel beslag niet.
J. Neen Pier dat beken ik. Usse mannen
geven soms maar op de uit de groote kasse en ze