Flauwe praat!
Bovennatuurlijk
Goede boerejaren
Twee Pompiers
Visschers!
Nog den Te Deum
Hoe heeft men er te Nieuport
nog niet aan gedacht!
Cité lacustre of meerdorp
Nieuws uit Nieuport
van
Wij lazen onlangs in een klerikaal or
gaan een artikel over de nieuwe legerwet,
artikel zoodanigdoordrongen van fanatisn
(en terzelvertijd vol kinderachtigheden'
dat we ons de moeite niet geven willen hel
te w’eerleggen. Nochtans om u een ge-
dacht te geven van den kost, die meo.op-
dient aan de klerikale lezers, van dien
flauwen praat, die men in dusdanige ga
zetten vindt, en die jammer genoeg somt
nog door lichtgeloovige menschen alt
comptant geld worden aanvaat d, trekken
wij er een paar lijnen uit. Door d’af-
schaffing van de plaatsvervanging mogen
duizenden agenten wervers van het Bel
gisch leger vaarwel zeggen aan hnnnt
broodwinning,
Zoodus dat de plaatsvervanging zon
moeten blijveu bestaan hebben eukel on
aan de zielhonden, zooals men die soorten
lieden noemt, toe te laten eene brood
winning te hebben?!
Stichtend he, doch treurig!
In een niet naar reukwater riekend voddetje,
lezen wij dat de pastoor een bovennatuurlijt
wezen met een bovennaluurlijke weerdigheid ii.
Te Brugge werd onlangs met eene zware straf
getroffen een leeraar van een kollegle van West-
Vlaanderen, om op kleine wezens hem (oever-
trouwd laffe aanslagen gepleegd te hebben. Wh
heeft het schandelijk affaire van de broei kens van
Maltebrugge retds vergeten?
Hoeveel pastoors en broerkens worden jaar
lijks, om aan hunne leerlingen voorbeelden
van deugd gegeven te hebben, niet op het schan-
debankje gebracht!
Zijn dat al bovennaluurlijke wezens? Of is dit
eene bovennatuurlijke zending?
Oordeelt en overweegt!
Sedert eenigen tijd is de landbouw met
reuzenstappen vooruitgegaan, niet alleen
lijk in België, maar nog in alle andere
landen, welke ook de partij weze die er
aan het bewind is. Die vooruitgang is te
danken aan verschillige omstandigheden,
zooals aan den bloei der nijverheid, de
weldaden der werktuigkunde, de toepas
sing der nieuwe ontdekkingen, die in de
wetenschappelijke wereld gedaan worden
enz.
In ons land heeft de klerikale regeering
zich de verdiensten van dezen vooruit
gang geheel en gansch toegekend. Vol
gens de klerikalen, is de welstand der
boerenklas uitslutelijk hun werk.
Om die weinig nederige zienswijze tegen
te spreken, is het genoeg er op te wijzen,
dat in de landen, waar de klerikaal den
baas niet speelt, de landbouw evenveel en
misschien nog meel vooruitgang gedaan
heeft. Op alle gebieden, zoowel in de we
tenschappen als in de kunsten, en in de
nijverheid, heeft het einde der 19' eeuw
zich door eene bijzondere bedrijvigheid
en eenen buitengewonen vooruitgang
doen kenmerken. Waarom zou de land
bouw daaruit geen nut getrokken heb
ben? Waarom zou hij ten achter gebleven
z\jn?
Ea wat meer is de welstand van den
landbouwer is nog zoo groot niet, als de
klerikalen het wel roepen. Om eene kleine
winst te verwezenlijken is hij nog ver
plicht te werken als een neger, spaar
zaam te leven en zijne werklieden gering
te betalen. Zijne geldwinnig is nog zoo
klein, dat zij hem niet toelaat den arbeid
aan eenen behoorlijken prijs te betalen en
schoon de dagloonen op de hoeve reeds
gerezen zijn, mogen zij nog geenszins ver
geleken worden aan deze, die in den
handel en de nijverheid betaald worden en
zoo komt het, dat de boer het van langs
om moailyker vindt om zich het noodige
werkvolk te verschaffen. En ’t zijn maar
deze boeren alleen, die over een talryk
huisgezin groote kinderen beschikken, die
nog kunnen goede zaken doen. Ook, in
dien de hoeve nu meer voortbrengt dan
vroeger, zijn de lasten in evenredigheid
gerezen.
Alles is opgegaan pachten, prijs der
meststoffen, loon der meiden, knechten en
werklieden.
v Alles is ten top gerezen en om al die
onkosten te kunnen vergoeden moet de
hoeve om zoo te zeggen ieder jaar het
maximum geven van hetgeen zy vóórt
brengen kan. Maar de omstandigheden
doen zich niet altyd op zulkdanig manier,
dat dit maximum kan bereikt worden en
met den minsten tegenslag begint de
schaal naar den kant der onkosten te hel
len en heeft men eer met geldverlies dan
met winst te doen. Het is juist hetgeen
(Afgeluisterd)
Zondag laatst na den corvee gingen twee onzer
pompiers er een pot op zetten en hielden tos*
schen pot en pint de volgende samenspraak
Jan. Maar Pier waarom moeten wij leeren
schieten?
Pier. Ja, waarom? ’k En weet het ook niet.
J. Ten is toch zeker nooit om, als de garde
civiek van Mechelen of Borgerhout, op ’t volk te
schieten.
P. Op ’t volk schieten? Maar Jan, waar zijn
uwe zinnen? Denk’, gij dat ik dat van men leven
doen zou? En ten andere, ons volk is hier veel te
vreedzaam, dat is niet te vreezen, kameraad.
J. Ten is toch ook niet om meeuwen te
schieten Pier, want dat is verboden.
(Sissen, een vroolijke jongen had alles afga»
hoord en mengde zich in ’t gesprek.)
Sissen Weet je gider niet waarvoor dat je
moet leeren schieten?
J. en P. Neen, Sissen.
S. Awel, de meeste branden gebeuren door
de vuile schouwen.
J. en P. Jaat, Sissen.
S. Awel, dat de schouwen op tijds gevaagd
wierden, dat zou niet gebeuren. En de beste re
medie om schouwen te vagen, dat is van de
schouw te schieten. Al ’t grim is weg en de
kraai nest en ook.
J. Zoudus, schouwvagers?
P. En rloolkuischers? Awel, dank je.
Er waren twee pompiers
Die van den oorlog kwamen
Rom, bom, bom!
Maatjes, wie was er vooral de eerste in
de Belgische Kamer om <le aandacht vau
het Parlement en het Ministerie te vesti
gen op het droevig voorval van het ver
gaan der schuit Coxyde N' 4?
Wie trok zich volgens loffelijke gewoon
te het lot van de familien der verdronkene
manschap aan?
Wie is er altijd in de bres om toch eeni-
ge ondersteuning voor de visschers te be
komen? om recht voor hen te eischen?
’t Was de voorbeeldige werker, de trou
we verdediger uwer belangen, de heer
volksvertegenwoordiger BIJWU
Wie bekommert zich niet om uw lot?
Wie sluit u uit van de voorrechten der
pensioenwet?
Het katholieke ministerie!
Wie was zelfs in de kamers niet als de
heer Buyl over uwe belangen sprak?
Pil en Hamman!
Visschers, maatjes, herinnert het u in
Mei aanstaande! Helpt het klerikale kraam
omverwerpen en stemt voor de lijst
den heer Buyl en zijne vrienden!
Moest men het Nieuportsch stinkertje
gelooven, dan zouden de klerikalen de
kundige, heeft zulk een dorp laten bouwen in d,
Parijsche tentoonstelling ian 1878, waar men oj
aanschouwelijke wijze, zich kon rekening tav,,
van de moeielijkbedeii en antlhygenische voor
waarden, waarin ten dien tijde de msnscbe,
moesten leien. Die dorpen noemde men In
fransch cité lacustre of meerrforp.
Parijs is verre en de tentoonstelling \an 1871
bestaal niet meer. Maar wie rich een volmaak
denkbeeld wil geven van wat een cité lacustri
is, begeve zich op de- Willem be Roolaan, aehtei
de keik. Hij krijgt daar een cité lacustra te zlm
voor welks scbildsrachligbeid en gezondheids
vourwaarden die iati het aloude Helvetia nle
moeien onderdoen.
En dan vindt men het niet nnodlg dat er eent
en vooral noien worden aangelegd!
heid!) die voorzeker niets beters zouden
vragen dan tehuis te mogen blijven en
hunnen tijd naar hunne goesting en hunne
noodwendigheid te mogen gebruiken.
Maar zoo die vaderlandsche?? betooging
van den eenen kant den hoogmoed komt
vleien vat? sommigen, die niets lieverdoen
dan met de pluimen en pompons door de
straten trekken, maakt zij van den ande
ren kant eene scl.oone gelegenheid uit om
de klerikale vaderlansche gevoelens uit te
bazuinen. Deze, die er minst bezitten,
moeten toch meest gerucht maken om het
tegenovergestelde te doen gelooven. Zoo
ook gaat het immers met hunne godsdien
stige gevoelens. Hebben wij niet gezien,
dat zij om Ste Cecilia te vieren, met hun
muziek twee malen in eenen dag naar de
kerk trokken, eens in de voornoen, en
eens ’s namiddags. Halte la! jongens, dat
is te veel iever. Waarom hebt gij dan
gansch den dag in de kerk niet doorge
bracht? Wanneer men iets te ver wil drij
ven wordt men waarlijk belachelijk. Daar-
by, zoudet gij er vijfmalen naartoe trek
ken, dat zou ons nog de minste trouw niet
inboezemen.
Er is een aloud spreekwoord (en de
spreekwoorden zijn de vruchten der on
dervinding) dat zegt Mistrouwt u altijd
van den man, die twee missen hoort. Ja,
om waarlijk godsdienstig te zijn, is het
niet noodig zijne gevoelens met pracht en
gerucht ten toon te stellen. Het is beter
zynen godsdienst stil en vroom te belijden.
De vaderlandsche en godsdienstige gevoe
lens op dewelke gij u zoo roemt, zyn niets
anders dan parade; het is al bluf; bet is
peper in de oogen. Gij zult daarmede noch
tans de rechtschapen menschen niet mis
leiden, want die weten dat min uiterlijke
schijn, min huichelarij en meer inwendige
burgerlijke deugden ubeter zouden passen.
Het kleed is immers niet genoeg om een
goeden monnik te maken.
I zich dit jaar voorgedaan heeft. Niet al- monopole van de vaderlandsliefde bezit
- 'er /on ongunstig ge- ten, en dat, omdat zy den Te Deum met
pracht trachten te vieren, en ter dier ge
legenheid stoetsgewijze naar de kerk
trekken met een zeker getal gedwongene
Gij kent het antwoord van den make
laar aan den koopman die ruchtbaarheid
weigerde onder voorwendsel dat zijn
handelshnis genoegzaam gekend was
God is zoowel gekend als gij, en nochtans
luidt men de klokken om hem aan de ge
dachtenis der geloovigen te herinneren.
Welnu, wij vernemen dat men, te Mo
lenbeek, beter doet dan dat. Men gebruikt
er niet alleenlijk de klokken, maar ook het
muziek van het klerikale Werkliedenhuis.
Die maatschappij doorloopt des morgens
de straten, werlt alzoo de godvruchtige
geloovigen aan en leidt ze, met trommel
en trompet, naar de negen ure mis ter
SintJanskerk!
Wat mag daar onder chuilen? Is het
enkel uit vurige geloofswervarij dat men
die muziekale optochten uitgevonden
heeft? Zou het niet veeleer zijn omdat de
kiezingen naderen? Het behoort, inder
daad, den iever der geloovigen te onder
houden; en daarbij, wat vernuftig mid
del voorwaar, om alzoo de kiezers wier
aarzelingen men vreest, door een gedwon-
gene inscheping te den verdenken!
Wanneer zullen wij dergelijke klucht
alhier te zien krijgen? De uitslag ware
verbazend, bijzonderlijk indien de pom
piers onderweg de haag konden vormen;
daarin beginnen ze oprecht behendig te
worden! En niet zonder reden!
In overoude tijden gebeurde het wel dat men-
schelijke voningen en zelfs gansche dorpen in
het water gebouwd werden; overblijfselen hier
van heeft men in Zwitserland ten overvloede ge
vonden, namelijk in den Leman, het Vlerataten-
meer enz. Die woningen werden aldus op en
boven het water gebouwd om hunne bewoners
tegen het mogelijke indringen van een vijand te
beschermen. De beer Garnier, een fransch bouw-
lemlijk is lt< f. w
I veest, t meu in ;it op.ioht zelden nood
lottige,-jaren ontmoet, maar het meeren-
deel van hetgeen de boer voortbrengt, o-~-
ondergaat eene buitengewone prijvermin- pat tijgangers (ohschoone katholieke vry
dering. Het vee wordt aan een spotprijs
verkocht, de schapen vinden schier geene
koopers, noch voor groot noch veor klein
geld; daar de paardenhandel sedert twee
jaren kwijnt, trekken de jonge paarden
ook niet genoeg weg en den paarden-
kweek is ook veel min winstgevend dan
vroeger. Indien men daarbij voegt, dat de
granen ook niet te best verkocht worden,
zal men moeten bekennen, dat de op
brengst van de hoeve merkelijk aan het
verminderen is en indien het zoo voort
gaat, zal het niet lang meer dnren, eer
men op den buiten, na kennis gemaakt
te hebben met de zeven vette koeien uit
het oud testament, met de zeven magere
zal af te rekenen hebben- Het moet in ’t
kort veranderen of de slechte tijd staat
voor de boeren aan de deur.
De welstand van den boerenklas is dus
zoo vast niet, als onze klerikalen het wel
schreeuwen. Die welstand is alleenlijk ge
steund op de overmaat van bedrijvigheid,
en op gunstige omstandigheden. Indien
het van den eenen kant moeilijk en ge
vaarlijk is de boog altijd gespannen te
houden, zyn de omstandigheden van den
anderen kant onzeker en zoo komt het,
dat die welstand door den minsten tegen
slag bedreigd wordt.
Wil men van goede boerenjaren spre
ken, dat men de oogen richte naar dat
Frankrijk, dat zoo dikwijis door de kleri
kalen aangevallen en belasterd wordt en
dat volgons hen naar den diepen gaat.
Daar is er welstand voor den boer. Is het
immers naar Frankrijk niet dat onze
boerenarbeiders jaarlijks trekken om er
hoogeren loon te gaan verdienen dan hier?
En niettegenstaande dat de boeren er
het werk hooger betalen hebben zij nog
een beter bestaan dan hier. Is het ook niet
naar Frankrijk, dat onze boerenzonen en
boeredochters thans trekken óm er hofste
den te gaan uitbaden en er zich een be
staan te verschaffen, dat gij hier te ver
geefs nog zoeken? En nochtans in dat
Frankryk, is de klerikaal daar den baas
niet om voor de boeren te zorgen. En niet
tegenstaande dat de pastoors daar geene
boerenbonden gesticht hebben, niettegen
staande dat man daar het geld der lasten-
betalers niet uitdeelt aan de boeren, zooals
men bier doet in allerlei bonden, syndika-
ten en vereenigingen, die maar dienen om
politiek te voeren en den boer te paaien
en in slaap te wiegen, is de boerenstiel er
meer welvarend dan hier. Landbouwers
dat zal u doen overwegen en u misschien
de oogen openen.
Nog over den Tap. Ze zijn erg ver
bitterd in ’l riekend bladje omdat w*e van den
Tap gesproken hebben. Ze loffen met al den
bijval die den Tap heeft wanneer hij uitgaat,
doch zouden beter doen daarover te zwijgen?
Wanneer is er volk bij de gepluimden? Bij da
Te Deum’s En wie is er zooal mee? Onze pom-
lijke vertolking der verschillende nummers van I
’t programma.
Uw ec!i'leiif» V h' Vers p""' I
kunstliefhebber in d„u vulie.i zin vaa ’t woord,
lietons eenige pareltjes onzer beste vlaamsche
liederen hooren. Hij beschikt over een aange
naam org tan en zijne uitspraak is uitmuntend;
geen enkel woord zijner liederen ontsnapte de
toehoorders.
Da heer Ernest Vandevelde van Brugge die
o or eene kloeke barytonstem beschikt bracht
ook een drietal liederen ten gehoore, die even
eens den meesten bijval genooien.
He’ muziekaal gedeelte werd uitgevoerd door
twee solisten van het krijgsmuziek van het 3e
Linieregiment van Oostende, de heeren De Grae-
ve. klarinet en Van Acker, bugle. De eerste ver
tolkte twee zeer moeilijke stukken, waardoor hij
bewees volkomen alle muziekale moeielijkheden
te kunnen overwinnen; de tweede had twee num
mers vol afwisseling en variation gekozen. Beider
kunstig spel werd algemeen bewonderd en dit is
te begrijpen juistheid, zuiverheid, gevoel, han
digheid, niets ontbrak.
’t Was waarlijk een kunstavond, die de afdee-
ling had ingericht. Het hoeft dan ook niet gezegd
dat zangers en instrumentisten gulhartig en wel
verdiend werden toegejuicht.
Beide deelen van het feest werden door de
Philharmonic geopend met een wel gekozen
openingstuk, kunstvol uftgevoerd, en door luid
applaus begroet.
Mocht het Wlllems-Fonds nog vele dergelijke
genoeglijke en leerrijke bijeenkomsten inrichten.