Wij zijn gered!
Schrik van antiklerikalism
Vischhandel
Belgisch’ visschersvloot
Lotje uil den Porseleinwinkel
Nieuws uit Nieuport
Wentenschappelijk Nieuws
MENGELWERK
4
an-
zat
Wordt voortgezet!
Eq dan zullen wij eindelijk voor de red
ding van ons arm Vlaanderen kunnen zor
gen, en dat wenschen wij vurig, want het
is hoogen ty«J. Het onheil is reeds al te
groot.
O die oolijkaards!
In een vlugschriftje onzer Nieuportsche kiert
kalen uitgestrooid in vooruitzicht der kiezingen
van Mei (zitten ze met de poepers?). schrijven
zij dat zij de nieuwe wet op de militie kunnen
aannemen zooals ze gestemd is. Er zijn klerikale
volksvertegenwoordigers die er voor gestemd
hebben, anderen niet, doch volgens hen moest
iedereen naar zijn goeddunken handelen,
Op 31 December 1909 bestond de visschers
vloot uit te Oostende 145 sloepen (waarvan 54
van min dan 20 ton en 91 van meer dan 20 ton);
24 stoomsloepen en 153 bootjes die slechts langs
de kust visschen.
Te Coxyde 8 kleine sloepjes.
De Panne 98 booten.
Oostduinkerke 15 booten.
Blankonberghe 63 booten.
Heyst 66 booten.
Nieuport 42 booten waarvan twee haringsche
pen van 90 en 116 ton.
Zecbrugge 5 zeilbooten.
straat, riolen waar T water langs onder loopt,
pompiers in grand tenu die goten spoelen etce
tera, Pier.
P. ’t Zou vreemdelingen naar Nieuport doen
stroomen. Jan. Dan waren wij gered!
door
2.598,516,30
1,236,588,70
295,025,95
86,334,12
10,621,80
323,25
7,845,00
3,519,52
2,045,90
78,773,00
186,682,73
36,405,00
253,249,10
196,205.62
90,643,70
35,024.20
1,500,00
ld.
ld.
ld.
IJ.
ld.
ld.
ld.
(1) Eene bedevaartplaats in de omstreken van Gent die
op Hemelvaartsdag druk bezocht wordt.
En alsof zijn toon hem verraden zou, hield hij
eensklaps op en herviel in zijn hardnekkig zwij
gen.
’I Was Hemelvaartsdag.
De pasteibakker en zijn neef waren de Brug-
sche Poort uitgewandeld en zalen nu in een loo-
verhutje van eene afspanning.
Zij waren er gansch alleen.
De menschen zijn heden meest allen langs
den kant van Bergekrulsen, (1) bad de waardin
gezegd.
Zij dronken weinig en zeiden niets. Leopold
hield eene sigaar in de band, doch was ze blijk
baar vergeten.
De avond viel in. Uit den omtrek stegen be
dwelmende aromen ben tegen.
Was het het vreedzame om hem heen, dat den
jongeling aanzelte hel hart voor zijnen oom te
valer? bracht Leopold na eenig airzelen uit.
De pasteibakber antwoordde niet. Hij dronk
eene lange teug en bleef totn peinzend voor zich
uitstaren.
’t Oogenblik is niet gunstig gekozen,
zegde bij ten laatste, zoo pas na den dood van
Sophie Lotje draagt nog den rouw, d
Juist dal is het wat mijn besluit heeft
doen rijpen, bracht de andere in. Zoolang ik
haar kende als het geestige, schalksche kind, heb
ik gedacht ze mag schoon van gelaat en goed
van inborst zijn ernstig genoeg is ze niet voor u.
Maar sedeit ik haar ken in hel zwarte rouwkleed
dat den glimlach op hare rozenlippen deed ver
sterven, nu schijnt ze me van kind vrouw gewor
den. Nu is ze schoon en goed en ernstig te ge
lijk, en zie, thans durf ik het u wel zeggen of
Lotje, of niemand!
Oom zag verwonderd op Met zulk een vuur
had hij Leopold nog nooit hooren spreken.
De jongeling blies den blauwen rook der
sigaar in kronkelwolkjes weg, en glimlachte.
Toen dronk hij zijn glas in eens ledig, en bestelde
nog twee pinten.
En toen beiden weer bediend waren, knikte
oom
’k Hal het wel gedacht!... Maar ’k zeg
op een ongepasten lijd. Anders., ge zijt van eene
fatsoenlijke familie; ge kunt uw brood verdienen;
ge hebt enkel voor uw zelve te zorgen en ik
Omdat zekere dagbladen geschreven
hebben dat de politiek van het toekomende
vrijzinnige ministerie ronduit antikleri
kaa’ zal wezen, zijn sommige klerikale
bladen uitzinnig van vreugde. Zij zullen
voorde oogen hunner goedgunstige lezers
het schrikbeeld der godsdienstige onver
draagzaamheid kunnen zwaaien; nog een
weinig, en zo zouden de dwaze geschiede
nis de»* fransche inventarissen ophalen,
welke zij zoo schandalig tegen de belgische
liberalen benuttigden tijdens de kiezingen
van 1906.
De eenheid der werkingen van de ver
schil lige afdeelingen der linkerzijde, zoo
schrijft een dezer klerikale bladen, zal
maar gevonden worden met beroep te
doen op de gelijke afkeer welke de anti
klerikalen van alle kleur en van alle
school jegens de kerk en de godsdienstige
vrijheid der katholieken gevoelen.
Dit dagblad bedriegt zich wetens en
willens. Het weet ten volle dat de antikle
rikalen de kerk niet bevechten, maar wel
hare honderdjarige strekking om op bur
gerlek gebied te overheerschen en het
gansche maatschappelijk en persoonlijk
bestaan der volkeren van hare geloofsleer,
van hare zedenleer afhankelyk te maken.
De antiklerikale politiek bevecht die plaag
in hare openbaringen, en zij volbrengt
aldus eèn zuiveringswerk. Dat de pastoor
in de kerk blij ve en de burgemeester opbet
stadhuis. liet woord komt van den heer
Schollaert vader, die ze wel moest kennen
de zalvende kerkvoogden en de strijdlusti
ge onderpastoors welke door hetburgerlijk
bestuur gestatig op zijn weg oi.tmoet
worden.
Wat de godsdienstige vrijheid der bur
gers betreft, het ware zoo eenvoudig ze
geheellijk te verzekeren door de scheiding
van Staat en kerken. Maar de klerikalen
ontwaren die vrijheid alleenlijk als ze vet
betaald wordt, bij middel der penningen
van alleman. Zijn ze reeds voornemens
geweest de zes millioen van de begroeting
der eerediensten zelf te betalen? En daar
bij, het is mot de godsdienstige vrijheid
zooals met de Andere vrijheden gesteld
haar bestaan eindigt daar waar ze een
hinder voor don evennaaste wordt. lodien
de geloovigen niet altijd de eersten waren
om die grenspaal te overschrijden, dan
zou hunne vrijheid nooit belemmerd wor
den. Het is door overmaat van iever dat
al de sectarissen falen; is het niet billijk
ze op hunne plaats in den rang te doen
terugkeeren?
5,064.333,89
Hetzij 8,102,43 fr. meer dan in 1908.
Bij koninklijk besluit van 2* December 1909
wordt een jaarlijks pensioen van 1348 fr. ver
leend aan M. F. J. Dineur, brigadier der douanen
alhier.
Bij ministerieel besluit van 31 December 11.
wordt den heer Polderman Fabticius, laureaat
bij de laatste hoogschoolwedstrijden, als doctor
in de wijsbegeerte en letteren gerangschikt.
Hartelijke gelukwenschen. De heer Polderman
is een oud leerling onzer Middelbare School.
Een koninklijk besluit van 2" dezer verleent
aan een groot getal pastoors, buitengewone toe
lagen. Onder dezen krijgen de pastoors van St-
JacobsCappele en van Sluyvekenskerke elk200fr.
als vergoeding van ambtsdiensten door hen ge
durende het 4* kwartaal 1909 bewezen.
Goed te zien dat de Staatskas door al die zwar-
temannen uitgeknaagd wordt!!
Jan - Ehwel, vriend Pier, hebt gij ’l groote
nieuws ook vernomen?
Pier. Welk «root nieuws. Jan?
J. Wel, onze fraaie herstelde ker’; is door
de koninklijke kommissie onder de praalgebou-
wen van 3* klas aanveerd.
P. Is ’t waar. Jan? En van de 3” klasse?
J. Zeker, Pier, en de-herstelling» wordt met
ijzer en in de beste voorwanden voortgezet.
P. Winne, Jan, nog altijd toorts herstellen.
En voor winne moet dat ijzer dienen! En waar
mee gaat dat alles betaald worden. Jan? Zitten
wij nog niet diepe genoeg in de krot?
J. Ja maar, Pier, koken moet kosten?
P Aangenomen. Jan, maar 't en belet niet
dat door al dat geld dat de stad bestierd hei ft aan
de kerke, er niets meer overblijft en dat wij nu
meer en meer in onzen portemonnaio moeten
schieten om ’t een of’t ander werk van algemeen
nut te verkrijgen.
J. Dal is waar, Pier, ’l Is al voor de ketke
geweest en de rest, dat zoo noodig was als ’t
brood in de spinde, moest maar wachten.
P. Voorzeker, Jan. Al ’t geld van vei koop
van grond, al de inkomsten van stad, die van
jaar toljaar vermeerderen, ’t is er al van deure.
J. En nu met de leenlnge, waarvoor dat wij
velleden jaar al meer konlribulien hebben be
taald, al is er niemendalle buitengewoons gedaan
geweest; zien wij nog met niets beginnen.
P. Maar a propos, Jan, is do fameuze schil
derij van den kruisweg van den opeter van al wat
liberaal was, van den welsprekende redenaar,
den kampioen voor 'tchristen gt loof, den strijder
voor God en Vaderland, den opgehemtlden kat
holleken held die iedereen zoo goed betaalde,
ook in de 3* klas aanveerd?
J. Dat zegt d’historie niet, Pier. Maar de
gevel van d’oude Esperance is ook aanveerd.
P Dat is te verslaan, Jan. Maar ik vinde
dat dit gebouw weldra geheel zal ver-allen.
Waarom laten d’nospiceu dal daar zoo staan?
Waarom beginnen ze niet? De plans waren al
klaar met de laste kiezinge, dus meer dan 2 jaar
geleden. De blieblauwe zantjes hongen in ’l stad
huis juist alsof ze aan d kiezers moesten zeggen
as je voor de katholieken stemtdan kom ik sef
fens tol stand. Metsers het truw.x I gereed, tlm-
merrnans de zaag gevijld, en avani jongens!
J. Komedie, Pier, in alles komedie
P. Voorzeker Jan! En als er van al da’ w< i k
al werd het nog tegen de kiezing gedaan, zooveel
geld in Nieuport bl ft als dal er van de kerk In
Nieuport is gebleven behalve voor sommige
kantoren dan zijn wij gered!
J. ’k Zin van je gedacht, Pier.
P. En van welke klasse is onzen boulevard?
J. De kommissie was benauwd van ’t slijk,
Pier.
P. En da Coupe Gorge?
J.Maar, Pier, onzen schaverdijnenden sche
pen en was niet bij de kommissie.
P. En den nieuwen macadam ’l ende de
Langeslrate?
J. Als die niet in d’eersle klas aanveerd is,
't is omdat de schepen van openbare werken
langs daar niet veel en gaat, zeker.
P. En d’oude middelbare meisjesschool? Is
de kommissie daar niet geweest?
J. ’k Weel het niet, Pier
P. Zij heelt ongelijk gehad Jan, want de
prachtige ruinen van andere vermaarde streken,
zijn daar maar klikkebier tegen.
J. Zie Pi»r, daar krijg ik een gedacht. Het
gsmaentebesluur, om vreemdelingen te lokken
zoo een prijskamp van eene affiche of eene ma
quette kunnen uitschrijven en daarop zou moeten
staan de ruinen van de school, de boulevards
en Coupe-Gorge in ’t slijk met een schaverdijn-
ner met lange beenen, de vapeurrol in de Lange-
O die ooi ijk aards! Zij gevoelen dal l volk ver
heugd en tevreden is tn nu zij zich met hand en
land tegen die democratische hervorming verzet
hebben, liggen zij te spartelen als een duivel in
’t wijwatei vat Zij weten niet hoe zich koeren en
draaien om door bet volk niet veracht te worden.
Allicht zullen zij nog schrijven dat bat dank
aan hen is dat de loting en de plaatsvervanging
afgescbalï zjn.
O die oolijkaards!
openen en te trachten aldus weer vrede in ’t ge
moed te krijgen?
Hoe het zij, spreken zou hij! Maar. boa bel
kiesche punt aangeraakt?
Lang reeds zat hij er over te dubben, toen de
pasteibakker hem vroeg, zonder de minste voor
bereiding
Zit ga nu wöïf zoo te peinzen op Lotje
uil den porseleinwinkel?
Leopold al was bij ook lot spreken besloten
ontstelde hevig bij die onverwachte vraag. Hij
kleurde als eene pioen, eu, eensklaps eene aflei
ding zoekende in z-’ne sigaar, deed hij een luci
fertje vlammen; maar zijne band beefde als een
blad. En toch zoo Is Immers de verliefde!
nog trachtte hij te veinzen!
«Op Lotje uit den porseleinwinkel? Hoe
kuut gij dat veronderstellen?
Ik ben niet blind, antwoordde oom;
«en al ha’, ik er nog niets van bemerkt, thans
zou ik het moeten zien. Komaan, biecht maar
eerlijk op. Gij ziet ze gaarne, niet waar?
Ja, lispelde de jongeling. En hij bracht
zijn glas aan de lippen, maar dronk niet.
En hebt ge het haar reeds bekend?
Ja, eens, als za in mijne serre was, zoo
half en half, was het schuchter antwoord.
Hum ja. zoo half en half, knipoogde de
andere.
En.,, wal zoudt gij denken - van haren
De rekening van 1907.
Volgens hel schijnt is die rekening door de
permanente deputatie nog niet goedgekeurd en
daarom kun de rekening van 1908 nog niet ge
sloten worden en daarom ook kan de begrooting
voor 1910 nog niet opgemaakt woiden.
Is die rekening misschien zoo duister en on
verstaanbaar als den Bijbel dal de heer Gouver
neur er niet klaar in ziet of er niet uit kan wijs
worden?
In 1939 waren cr te Nieuport 134 geboorten
aangegeven en slechts 72 sterfgevallen hadden
plaats 29 koppels traden in hel huwelijksbootje.
Reeds langen we! namelijk sedert de
XVI" eeuw wisten de vissehers van Zwit
serland en Italië dat er, onder het water
der meren van die landen oude palen be
stonden (palafltti in liet Itaaliaansch).
Maar in de XIX eeuw, bewezen de weten
schappelijke onderzoekingen dat die palen
de overblijselen zijn van dorpen uit do
voorgeschiedenis, welke behooren ofwel
tot de tijdvak van den gepolijsten steen,
als te Robenliausen, ofwel tot de tijdvak
ken van het brons of van het ijzer. Die
meerdorpen noemt men weleens palafit-
ten naar bet hooger aangehaald Ita-
liaansch woord.
Men kent nu zulke overblijfselen van
ineerdorpen, niet alleen in do twee ge
noemde landen, maar ook in Savooie,
Oostenrijk, Wurtemberg en Beieren. Deze
hebben aan do oudheidkundigen, die ze
onderzocht hebben, eene menigto gereed
schappen hunner aloude bewoners ver
schaft, wiens levenswijze men alzoo heeft
kunnen gissen.
In Azia en Oceanic leven sommige vol
keren nog op de/.ellJe wyze als de toenma
lige Europeesche meerdorpbewoners, en
daar vindt men nog bestaande moerdop
pen.
Welnu, men komt in Zweden, bij Alpas-
sen, in de diepte van den tuidgroud nog
maals de overblijfselen van zulk een meer-
dorp te vinden. Doktoor Froedlin, welke
aldaar op last der Zweedsche Akademia
van geschiedenis en oudheidkunde, opzoe
kingen deed, vond er eene poort houten
plaveisel, uit boomstammen vervaardigd.
Zekere verkoolde deelen bewijzen dat men
daar vuur maakte. Laarrond. inderdaad,
vindt men nog beenderen, atval van die
renhuiden, eenige steenen wapens en
werktuigen en potaarden schotels.
Alhoewel de inlichtingen welke men
daarover geeft nog onvolledig zijn heeft
men dus redenen te denken dat er hier
spraak is van een meerdorp uit het tijdstip
De verkoop van visch heelt in 1909 in de Ooa
tendschê vischmijn de kolosale som van 5064333
fr. 89 opgebracht.
Men kan die som als volgt verdeelen
Belgische visch
Stoomsloepen Oostende
Zeilsloepen Oostende
De Panne
Nieuport
Coxyde
Oostduinkerke
Blankenberghe
lleyat
Ze< brugge
Stoomsloepen Antwerpen
Bijzond. Oostende en binnenland
Kleine visch
Engelsche visch
Fransche visch
Hollandsche visch
Deensche visch
Duitsche visch
ben er desnoods ook nog!... Weel ge wal?
besloot hij. We zullen eerst nog het verdriet
o»er den dood van Sopl.le eenlgszlns laten stil
len. ’i zal wel gaan!... Lotje, de dochter van
Janus, mijnen boezemvriend? El, ’k heb ze weten
ter wereld komen!
En hij wreef zich vergenoegd de handen, en
nam eindelijk de sigaar, die neef hem reeds lang
had aangeboden.
Nu mag d t wel! verklaar le hij;
ders niets zoo lekker als eene pijp!
IV.
Eene heilige stille heerschte op het veld der
dooden.
De bloemkens verscholen zich schuchter In
hot lommer dor wilgen op de enge groeven der
eeuwige tust. Treurig staken do kruisen hunne
smeekende armen uit. Naast een geopenden kuil
wachtten plank eu koord op het volgend offer
Op een der graven, waar viooltjes en vergeet-
my nietjes en Immortellen bloeiden, zat een
melsj?, in rouwgewaad, neergeknield.
liet was Lotje
Betooverend schoon was ze, nu het tnnlga van
baar gebod da retae onschuld van haar engelach-
tig gelaat nog beter doen uitkomen.