ON SOHMTSOIBT
3
>z
Andermans geestigheid!
De verhooging van contributien
Voor Doken
Klerikale propaganda
Wat verschil!
MENGELWERK
4
{Wordt voortgeiet/.
Drommels! Leve Combes schynt ons
niet volstrekt noodig, maar ’t overige zou
den wij toch beter aanvaarden dan het
tegenovergestelde, alhoewel de liberalen
besloten schijnen hunne krachten te be
sparen, niet om te schreeuwen, maar om
hard en stevig te kloppen en eindelijk de
instorting der klerikale partij te verwek
ken.
Bij den geneeheer
Dokter, telkenmale dat ik ’t bovenlijf
wat voorover buig en de armen waterpas
uitstrek, terwijl ik hun eene kringvormige
beweging doe uitvoeren, gevoel ik eene
hevige pijn in den linkerschouder.
Maar waarom is het noodig zulke
belachelijke bewegingen te maken?
Verschooning, dokter, kunt ge mij
een ander middel aanduiden om mijn
overjas aan te trekken?
Wij moeten weten waarom de rekeningen van
1908 en weldra 1909, alsook de begroollng voor
1910, in vereischte der wet niet op tijd werden
neergelegd? Mogen we misschien den waren
toestand niet kennen? Ot heeft zekere personoage
daartoe aangesteld geen tijd? Of moet hij zich
met duizende andere dingen, die vele benelietjes
opbrengen, bezighouden? Heeft hij het recht, hij
die zoo peperduur daarvoor wordt betaald, alzoo
met onze belangen den aap te houden? Neen,
duizendmaal neen, en dit mogen we niet verdra
gen. Nieuportenaars, uw geduld moet ten einde
wezen; niet langer met uwe centen den spot la
ten drijven; niet langer uwe soms zuurgewonnen
penningen door onbekwame nalatige bestuurder
Doken, wij gelooven waarlijk dat gij uw
latijn begint te verliezen, wij hadden ons
aan iets anders verwacht; ’t is waar, dat
het niet gemakkelijk is iets, wat met proe
ven op de som bewezen wordt, te weer
leggen, maar wij meenden toch dat gij zoo
leelijk uwen vinger in uw oog niet zoudt
gestoken hebben.
Onze andere artikels zijn u de moeite
niet waard om er op te antwoorden.Dat is
verstaanbaar; ’t is gemakkelijk zeggen; ik
Met dit meisje was Andree het meest in betrek
king geweest. Toen zij maandelijks de huishuur
voor hare blinde grootmoeder kwam betalen
was hij eenlge stonden met haar alleen. Eerst
was het met onverschilligheid, dat hij Fientje
ontvangen had, doch van ’t oogenblik af, dat
hare schoonheid hem getroffen had en met eene
kwelling vel bekoring vervulde, trachtte hij
steeds haar een poos langer te doen blijven. Zijn
gesprek was belangstellend, vriendelijk vleiend
geworden. Bij de laatste bezoeken had hij Fientje
een glas wijn geschonken. Telkens toen Fientje
wegging gevoelde hij zich teleur gesteld. Hij
verweet zich, dat hij niet stouter was geweest en
niet meer had gedurfd. Waarom had hij hare
hand niet gevat, waarom haar niet omarmd,
haar gekust? Hij gevoelde wel de weerloosheid
van het arme weesmeisje tegenover hem, doch
zijn mystieke vrees voor de vrouw, de angst
voor het mogelijk uitlikken zijner daad de strenge
stemmigheid van het kamertje, waarin nog als
een vermannlng zijner ouders lag, het beeld
van den kanunnik weerhieden hem steeds over
machtig. Doch pas was Fientje weg of hij vatte
het voornemen op zich een volgende keer te
vermannen.
In hare onschuld had Fientje in den beginne
alleen geoordeeld, dal Meneer Andree toch een
bijzonder vriendelijke jonge man was. Doch op
den duur was er in haar onervaren gemoed een
ander gevoel aan ’t kiemen gegaan, dat zich
weliswaar nog niet heel duidelijk in gedachten
omzette, doch haar onophoudend weer streelen
kwam, als hel verre gezang van een lokvogel.
Fientje vereenzelvigde van toen af Meneer Andree
met al de ridderlijke helden uit de feuilletons,
die ze in het centenblaadje van een harer vrien
dinnen te lezen kreeg. Zou Meneer Andree ook
zoo’n meisje uil het volk tot zich kunnen verhef
fen als de jonge edelman uit een dier ónmogelij
ke verhalen, die haar tot weenens toe geroerd
halden? God, hoe kon ze zulke buitensporige
gedachten in haar hoofd krijgen? Dan dacht ze
weer wijs, verstandig, doch steeds klonk
opnieuw het verre lokgezang, aanhoudender en
bedwelmender in de Lente van haar hart.
Zoo Andree den heelen dag aldus stipt thuis
gebleven was en nog in zijn kabinetje wachtte,
deed hij het omdat Fientje komen moeat. Als
een tergende uitdaging zweefde het liefelijjce
Toen over ongeveer een tweetal jaren door de
katholieke gemeenteraadsleden eene verhooging
van contributien werd gestemd, ten einde, zoo
wilden de Gomediespelers van ’t stadhuis doen
gelooven, den intrest en aflos van een te
leenen kapitaal jaarlijks Ie betalen, werd eene
heete reeks werken vooruitgezet, die nogmaals
volgens het zeggen der farceurs-stadsbestuurders
bij middel van dit kapitaal zouden worden
uitgevoerd. Lange besprekingen, waai in soms
door specialisten in ’t vak, lulpas, of anderen,
vele onnoozelheden ofte dommigheden werden
uitgekraamd, hadden plaats, en na vele maanden
Wachtens, tol wat heeft dit alles geleid
De Coupe-Gorgeslraat of Moerasstraat, moet
doodnoodig, worden besteend wat werd er
gedaan tot heden O O!
De boulevards gingen worden in kassei of
gravier gelegd Vvat is er van gekomen O O!
Een nieuw slachthuis zou gebouwd worden
wat zien we tot heden oprijzen O O!
Gansch de slad zou worden in riolen gelegd
met een vergaarbak op de kaai, ten einde over*
stroomingen te beletten; hoevele duizelden
werden er reeds aan besteed O O!
De kasseing van sommige straten, echte been
brekers, ging worden verbeterd; wat is er ver
beterd O O!
Nieuwe voetpaden zouden worden aangelegd;
waar zijn ze? hoeveel hebben ze gekost O OH
De gebouwen van de Middelbare Meisjessdhool
staan daar nog immer afgebrand. En waar is het
geld der verzekering? Wanneer zal ze herbouwd
worden? Hoeveel heeft men er reeds aan be
steed O OH
De pastorij was niet meer goed genoeg; ze
gingen er eene nieuwe bouwen hoeveel geld
heeft men er lol nu loe voor uitgegeven O OH
Wat heeft men reeds verbeterd O O1
Hoeveel is er sedertdien voor openbare werken
uitgegeven geweest, O O O!
En waarom heeft men dan die verhooging van
belastingen gestemd?
En wat is er verleden jaar met die 6000 fran
ken door die vermeerdering van contributien
opgebracht, gedaan geweest, vermits ze nog niet
moeten dienen hebben voor betaling van interest
het kapitaal nog niet ontleend zijnde.
Wij allen, als lastenbetalers, hebben het recht
te elschen, en we zullen het eischen, Ie weten
wal er met onze centen wordt gedaan.
In antwoord op de sprokkelingen van
Doken, verschenen in het Nieuwsblad van
3" dezer, hebben wij hem slechts het vol
gende te zeggen
1” Zijn artikel is eene gedeeltelijke be
kentenis van het schelmstuk dat wij hem
ten laste gelegd hadden. Hij verklaart
inderdaad aan te nemen dat hij, een onzer
zinnen aanhalende, er het woord vrij
denker bijgevoegd heeft. Hy had dus
zijne goedgeloovige lezers bedrogen.
2” Het is dus ten onrechte dat hy ons
beticht van schaamtelooze aantijging,
oneerlijke handeling en lasterende leugen,
juist om hem beschuldigd te hebben dat
hij, onze woorden aanhalende, er bedrieg
lijk van de zijne bijvoegde.
3“ Wanneer hij zegt, dat wij vrijmetse
laar zijn weet hij niet wat hy zegt. Wij
maken geen deel van welke logie het ook
zij en zijn nooit vrijmetselaar geweest.
4° Wy kennen de polemiek wel en heb
ben het aan hem en de zijnen reeds genoeg
doen gevoelen; maar onze polemiek en de
zijne zijn niet dezelfde de onze is eerlijk;
de zijne bedrieglyk.
5“ Hy had beter gedaan te zwijgen en
aan Manten de absolutie te vragen voor
zijne leugens, zonder zijne schuld nog te
vergroeten.
wil niet, als gy in uw eigen moet beken
nen ik kan niet!
Een geede raad, heudt gij u met de arti
kels over modernisme bezig. En wat onze
andere artikels betreft, laat dat over aan
eenige uwer knappe chefs, uwe verlichte
raadsleden, zooals Orapronobis of Lobbe
Lulpas, die zullen daar geen moeite mee
hebben. Godfried en Manten hebben nu
geen tijd om te schrijven met de kiezing;
congé of geen congé zy moeten naar ver
gaderingen binnen en buiten stad en ten is
r-maar juist dat bovengemelde verlichte
laten verbrassen; niet langer uw geld laten ver i bollen hen eens remplaceeren.
pillen door mannes die slechts drootnen van
pluimen en koslumen, van komrnandeeren en
marcheeren, van schieten en bombaideeten, en
die om hunne verregaande en misplaatste pre
tentie te voldoen, honderden franken wegsmijten
aan alle slach van onnoozele parade.
Dat die belachelijke coined ie een einde neme;
al die valsche beloften kunnen ons niet meer
paaien, daden moeten er zijn, en wij als lesten
betalers hebben hel recht zulks te eischen1.
De contributien zijn verhoogd geweest, en we
mogen niet dulden dat de opbrengst van die
verhooging tol een ander doel worde gebruikt
dan dat tot dewelke ze bestemd was.
Waarom is er sedert bijna twee maan
den geen gemeenteraad geweest? Valt er
misschien niets te bespreken. Er moet
nochtans veel geregeld worden de stads-
begrooting en rekeningen, de lijst van de
uit te voeren werken, de goed te keuren
aanbestedingen, enz. enz. Wat schuilt
daaronder? Heeft men misschien benauwd
datMonken, Tuftuf, Chéri of andere nog*
maals aardigheden zouden uitkramen? Of
heeft men misschien te veel werk op ’t
stadhuis met de kiezing? Dat Doken ons
eens antwoorde.
Dat <le klerikalen erg verlegen zitten
met de toekomende kiezing weet iedereen.
Alle middels om de kiezers te bedriegen
en te misleiden worden door hen in het
werk gesteld valsche beloften, dwang,
broodroof, leugens, bedrog, niets schrikt
hen af. Ze voelen reeds het doodszweet op
hun voorhoofd, en kampen met radeloos
heid tegen den onvermij lelyken dood.
Getuige daarvan is bet nieuw middeltje
dat ze uitgevonden hebben, en dat bestaat
In het uitdeden van kieskaarten. In de
Nieuportsche patronage werden zondag
laatst, onder meer andere prijzen, 24 spe
len kaarten te verloten gegeven. Wat
kwaad bestaat daarin zult ge me zeggen?
En ik zal er u bijvoegen dat op al die kaar
ten verzen met schimpwoorden, tegen de
liberalen, pardon, tegen de geuzen gedrukt
•jftaan, verzen waarin ze in gemeene be
woordingen al hun haat, al hunne nyd
tegen ons, liberalen, uitspuwen. Ziehier
een paar specimens van die lieve rij
men
In de blauwe en onzijdige school
Speelt de duivel de eerste viool.
Leve de Calot
De geus moet kapot.
Vergeet niet dat die patronage wordt
voorgezeten door een onzer onderpastoors
door een dezer die zich gods zendeling op
aarde durft noemen, die zich durft aan
stellen als de prediker van de liefde tot
den evennaaste door hem die des zondags
de verdraagzaamheid durft prediken, door
hem die rust on vrede en geluk zou moeten
doen heerschen. Huichelaars, uw masker
af; valschaards. in het. waar daglicht moet
ge worden gezet! ’t Is dus alzoo dat die
fanatieke pastoors eu nonnen de opvoeding
onzer kinders verstaan-. Is dat uwe heilige
roeping!
Die onnoozele wezens, die reine kinder
zielen worden door hen onder alle slach
voorwendsels aangelokt, en zij die nog
niet enkel weten wat liberaal of klerikaal
of socialist is, die slechts genoegen vinden
in het onschuldig kinderspel, worden door
die fanatieken tegen de geuzen opgemaakt
en de handen met schimpdruksels volge
stopt. Is dat uw onderwijs?
Ge moogt er voorwaar fier over zijn. Is
dat kristelyke verdraagzaamheid huiche
laars? Wat moet er van zulk geslacht ge
worden, dat reeds zoo vroegtijdig en met
zulke blinde hardnekkigheid, door fana
tieke heethoofden tegen andersdenkenden
wordt opgeruid. En dan durven die val
schaards op diezelfde kaarten schrijven
Katholiekon schenken vrêe,
Geuzen brengen oorlog meê!
Is dat de vrede die ge verkondigt?
Uwe stoutheid, uwe onverdraagzaam
heid, uwe alleenheerschappij gaat te ver;
uwe razernij, omdat go voelt dat uw einde
nadert kent geene palen meer, en ziende
dat het licht zich allenskens verspreidt,
ziende dat de oogen opengaan, dat de
gezichtje voortdurend rendom bem en versterkte
In bem het besluit om zich ditmaal niet te laten
weerhouden door zijne flauwe schroomvallighe
den. Waar bleef Fientje zoo lang? Do tijd scheen
te krulpen.
Andree slorpte het laatste teugje uit zijn
glaasje Maldegem op en ging het boekenkastje
openen. Achter hunue voorname deftigheid
hielden de zwartlederen boeken van vader een
een plaatwerk verborgen, dat naar Andree’s
oordeel, te zeer te kwader faam stond om onder
ieders oogen te mogen vallen, Andieehad dat
boek eens toevallig bij een anliquarius aangelrof-
fen en met veel omzichtigheid tot zijn eigendom
gemaakt. Als een verboden vrucht haalde hij het
nu van achter den huichelwand der vrome boe
ken tevoorschijn, legde het op de knieën en
keerde langzaam, genietend de prenten een voor
een om. Het was eene verzameling achltlend-
eeuwsche Fransche platen, waarop Bijbelsche
en Arcadische heldinnen in bonte mengellog
hun sierlijke vrouwenvormeu uitstalden. Er lag
echter niets goors in de opvatting van den kuns
tenaar, zijn werk was alleenlijk eene stille, inni
ge vereerlng der lichamelijke schoonheid. An-
dree’s oogen konden echter in dat kunstwerk
geen zoo reine genieting scheppen.
Hij bleef lang stil bij eene voorstelling van de
kuisebe Suzanna.
Onder een knoestigen boom stond ze tot aan
de knieën in een klare bron, terwijl de twee
grijsaards, op het achterplan, ouder dichte strui
ken verscholen haar bespiedden. Suzanna’s beeld
stond in het licht van een zonnestraal, die dooi
de kruin van den boom neerzeeg. De stift had
met liefdevolle bewondering hare edele vormen
op de plaat neder gestreeld, doch uil het geheel
straalde de kulsche ingetogenheid van een ang
stig wakend schaamtegevoel. Dat was het echter
niet wat Andree in Suzanna zog. Er lag op zijn
aangezicht lets van de gemeen schaamtelooze
trekken der ontuchtige grijsaards, die uit het
loover keken en in zijn mg blonk hun onzuiver
blik.
Toen werd er gescheld. Flentje’s beeld stond
in het spionnetje
Andree werd eensklaps rood tot In den hals
en voelde eene zekere gejaagdheid, die hij moei
lijk bedwingen kon. Hij sloot zijn prentenboek
borg het zorgvuldig weg en ging zich dan voor
zijn schrijftafel zetten, zijn best doende om zijn
ontroering te verbergen en er onverschillig uit
te zien.
Vol eerbied voor haar jongen meester klopte
Melanie nu op de deur van ’t spreekkamertje on
toen Andree fiinnen! geroepen had, opende
zij voor Fientje met aide voorname manieren
van een oude doktersmeid.
De Coupe Gorge is nog altijd niet be
straat, voor den regelinatigen afloop der
wateren is er riogaltyd niet gezorgd, al is
de leening sedert 2jaar gestemd. Zij heb
ben op ’t stadhuis nu volstrekt geen tijd
om te peinzen.
Dat de vochtigheid in de huizen daar
dringt, dat de kelders er onder water
staan, dat de bewo .-ers van die nieuwe
huizen daar het rumatisme gratis voor
niets zullen Krijgen, dat de mensehen daar
volop moeten stoken hetgeen kostelijk is;
dat de huismoeders standvastig mo ten
kuischen omdat het slyk volop wordt bin-
nengebracbt, daarmee zitten onze stad
huisbazen w’einig in. Wat kan hun dat
schelen? Zij bobben geen tijd en ’t en zijn
toch maar arme duivels die daar wonen;
wat ziiten zij daarmee in, tenzij togen de
gemeen tekiezing?
Maar,... als de vloer van de kerk wat
wak wordt, als zij denken dat de vochtig
heid daar zou intrekken, als er een kwe
zeltje of een nonnentje klaagt van koude
voeten, dan... is seffens een plan gemaakt
Jan is er seffens aanbesteding voor riolen
en het duurt geen acht dagen of men is
aan ’t werk. Men wacht, zelfs voor zulke
dingen geene weken of maanden zooals
voor andere, want ’t is pressé!
Dat is ’t verschil!
De gezondheid en de interesten van de
bewoners der Coupe-Gorge, dat telt voor
onze stadsregeerders niet. Maar, als ’t de
kerk betreft, die ons reeds duizenden en
duizenden kost en waarvoor in feite de
contributien verhoogd zijn, dan is 't wat
anders.
Zij zijn sito gereed.'
door
MAURITS SABBE