EEN RAT De arme man! I Uit Nieuport-Baden Wat men zoo al hoort en Andermans geestigheid Naar school gaan Onder ulder tweên! besluit I 5 MENGELWERK (Wordt voortgezet} door I=»IE3TTJH3I=t TACK De. feestelijkheden ingericht door «Nieu- port Bains attractions voor het jaar 1910 werden verleden zondag waardiglijk ge sloten door de Dixmude’s postfanfaren Alhoewel niet groot in getal toch mogen ze zich laten hooren, en hebben met veel verdiensten hun programma uitgevoerd, en wij zeggen hen tot weerziens Door het schoone weder aangelokt wa ren vele wandelaars naar onze badplaats afgezakt, en een overgroot getal vreemde- delingen waren insgelijks tegenwoordig. In een lokaal van het Vatikaan staat tegenwoordig de trein waarvan de paus Pius IX zich bediende om zijne reizen te doen, en die voor de laatste maal door hem werd gebruikt in 1860, wanneer hij zich van Rome naar Perusa begaf. Die trein is samengesteld uit een loko- motief, een prachtige slaapkamer, een praehtwagen, een spijs wagen en een arti stiek altaar. Verscheidene rijke liefhebbers hebben voorstellen van aankoop gedaan, maar nooit werden hunne aanvragen aanvaard. Nu biedt M. Pierpont-Morgan, de ameri- kaansche milliardaris er de lagatel voor van 25 millioen franken. Waar is den tyd dat Christus in een hutje woonde, op stroo sliep, en de weg te voet aflegde! Zyne opvolgers en vertegenwoordigers op aarde verstaan het anders! En zeggen dat men de onnoozele buiten- menschen nog durft wijsmaken dat de Paus toch zoo arm is, en op stroo slaapt! heid in het rattenvangen ontdekte, wat hem deed besluiten zijn kans daarin te wagen. En werke- lik het scheen te pakken. Het gerucht liep zelfs, dat hij het stalendragen zou vaarwel zeggen, en zich ging engageren in de Girk Carré, die op de foor stond. Hij had er al een kostuum op ge kocht. Overdag liep hij de herbergen af, om met gewicht over zijn kunst te redeneren, en rek lame te maken voor zijn aanstaande match. Hij legde breedvoerig uit, hoe hij daarbij te werk ging hij kneep de ratten bij den nek, en sloeg ze dood tegen de traliën. En om een rat- tenbeet gaf hij niet, en bij dat gezegde liet hij zijn harden zien, die met beten overdekt waren. Als de match uit is, zei hij. was ik mijn poten en strijk ze in meteen flesje, dat ik gekregen heb vaneenen ouwen doctoor! ’t Is een ge heim! O, daar is de rattevanger, riep de bazin, toen dit gewichtig personage binnenkwam. Wat plezier u hier te zien. Ge komt juist van pas. En hebt ge uw hond maegebracht? ’t iè precies alsof ge ’t had geroken. Ja? Wat is er dan? Och, jongen, als ge wist, hoe ik sukkelde! We hebben een ral! En we kunnen ze niet te pakken rijgen. Maar zie eens, uw rattevanger, hij riekt ze al, want bij schiet onder de bank, I naar het hol. De stortregen, een aanhoudende, vree- selijke stortregen heeft de moedigste wan delaars in de hallen, de bier wyn- en drikhuizen doen vluchten. De hallen zijn treurig en bijna duister by zoo’n regenweer. En dan werden de vallen opengezet. De rallen liepen eruit maar ge kost zoo vlug niet zien, of de honden hadden ze beet In den nek, en met een soap en een snauw over en weer waren ze dood. En Djek speelde ze binnen met huid en haar, met T vel en de beenen. zooals de <i ouwe Peppe altijd zegt. Malvlne lachte. Maar soms staken ze de ratten ook in brand, wel met petrollum overgoten. En als ze dan werden losgelaten, geleek dat op een blauw lopend vlammetje; ze liepen soms nog een heel eind ver, zo zonder richting, tegen alles aan, als dronken, maar plots bleven ze liggen, zwart ver brand en kalf verkoold. En dan lachten ze, al die grote mannen, met hun zware bassi.m, vooral wanneer de honden daarachter liepen en naarde rat snapten, maar zich telkens met een nijdig gejank terugtrokken, als de ’lam hun den muil verbrandde. Myn hond was zoo slim, zei Jan, dat hy de brave menschen uit de deugnieten herkende. Hij liefkoosde de eersten, en hij kon de anderen niet zien zonder ze te bijten. Hebt ge hem nog! Neen, ’k heb er mij moeten van ontmaken. Dat is waarlijk jammer. ’t Is zoo, maar die scbeelje had mij reeds tweemaal gebeten. Daar kwam Dree binnen, Dree met zijn twee bulken, zo genoemd, omdat hij zodanig veel kon wegzeilen. Nen dikkop. Terwijl de bazin de maat Inschonk, werd aan Dree heel de historie van de rat uiteengezet, waarop Dree den raad gaf een klem te zetten. Tlstje de rattenvanger, die alle dagen langs de vesten op vangst zit, gebruikt niet anders als klemmen. En Tlslje heeft er al wat gevangen sedert er een cent mee te verdienen is Tegen den avond gaat hij zijn klemmen zetten, langs de buitenvesten, en als het stil wordt, komen al die waterratten naar boven om te azen, en ge raken In Tlstje zijn klemmen. In den eerste kon hij de vangst niet brjbouden. Vijftig ratten beeft hij eens gevangen, en op den bureau gebracht, allemaal aan een koord geregen als een pater noster. Die doet zeker niets anders meer. Dree? Ze zeggen dat hij nog rijk zal worden. Dan zullen we per force een klem moeten kopen! Maar Dree, waarom moeten ze op den bureau die ratten hebben? Is dat om naar Parijs te sturen, daar hebben ze er in ’70 nog geten. Neen vast niet, dat Is allemaal omdat ze de pest in de stad kunnen brengen. En Dree le digde zijn glas cn vertrok met zware stappen van zijn dlkgezoolde schoenen. Dien dag en de volgende dagen was de rat Dat we niet wisten dat ge de schoenen van uwe voeten loopt en nog zult loopen om eenige muzikanten uit onze rangen te kunnen onder uw bedwang krijgen, ge zoudt zeker gelukkig zijn! En weel ge wat ons ook buitengewoon goed bekend is! Dat verscheidene uwer mannen in prang gehouden door stedelijke ol geestelijke overheden negen maal op tien naar uwe menig vuldige repetitiën trekken een wrok In 't hart, en onder 't dwangjuk gekromd, doch door de vrees Inbedwongen, uw zoogezegd uitstekend korps en zijn gansch état-major honderdmaal verwenschende! In het zelfde nummer van hun Nieuwsblad straalt ook hunne woede door die ze maar niet kunnen verkroppen, omdat we onlangs toen de Philharmonic van Mtddelkerke terugkeerde, bij het NIeuportsch volk, zulke eindelooze bijval genooten. Het doet ons te meer genoegen dat ze dit met zulke leede oogen beschouwen en wal ze van ons schrijven of wrijven kan ons weinig schelen. We zeggen het volk Is Immer met ons en dat Is voor ons eene overgroote voldoening, die duizendmaal kan opwegen tegen hunne on- noozele aanvallen. noch In klem noch In val te vangen. Htt beest I gaf stof tot gesprek met de verbruikers, en allen I wisten een raad te geven, of een ratlongeschie- 1 denis op te halen, terwijl zij voor drie of zes een- i ten dronken, een pijp rookten of een sjlk pruim den, en de punten van hun zinnen in het witte vloerzand spuwden. Ook de rattevanger kwam daar. In de week ging hij gebukt onder de stalen met graan, vijf van voren en vijf van achteren, die hij In de stad aan de bureelen moest uitdragen. Maar 's zondags matcheerde hij op den Dam in een getraliede ijzeren kool tegen drie foxterrlers, om op een bepaalden tijd hel meest ratten te doden. Hij scheen er innig voldaan en lier over, dat hij nu Iels gevonden had, dat hem wat meer in .aanzien bracht dan het stalendragen. De school had hij verlaten, sedert hij er niet in slaagde accent circonflexe te zeggen, en lezen en schrijven kon hij kwallk. Vroeger noemde men hem In de wandeling den Engelsen Heer omdat hij zich graag naar de laatste mode uit doste... op een andermans zak. Maar hij moest tot zijn grote spijt ondervinden, dat het onmoge- lik is lang den Engelsen heer uit te hangen, zo men daartoe de onmisbare Engelse money niet bezit. Achtereenvolgens was hij loper op een bureel, facteur in leuvens bier, wijnaflrekker, zetschlpper, en stalendrager, totdat hij zich op zekeren dag een ongewone stoutheid en vaardig. Ik heb eene schuilplaats gezocht in een groot koffiehuis en ’k beklaag het niet. Een zonderling paar heeft aan myne tafel plaats genomen een man van rond de dertig, met een vel als een gek jokte zee- kreeft; eene vrouw van denzelfden ouder dom, met bloedroode wangen, dik en vet, gesnoerd in een zwart kleed welks naden bijna kraken. Zy spreken Westvlaarnscli. Ik luister niet naar hun gesprek, doch ik hoor het, want zij huilen alsof ze in stormweer op het strand waren. Wine gaö je drinken, vraagt hij. Nimedolle. Je kunt toch ni kommen zitten, de gareen vervelen en nimedolle drinken. Je most hier toen maó ni binnen kommen. ’t Is gi di ’t vorengesteld hèd. ’k Wist ni dat olies hier zoo diere was. En wine weetje ’r nu van? Kikt zelve, daö zé... Biére, 1 franc; café, 1 franc. De gar con is ondertusschen bijgeko men. Que puis-je vous servir, M'sieur, dame? De beide klanten bezien malkander, ontsteld. De kellner zegt hun de kaart op Mu nich? Pilsen? Bock? Vermouth? Oxygénée?. wat weet ik al. Eene doodsche stilte heerscht aan onze kleine tafel. Eindelijk neemt de man een De vacantien hebben een einde geno men, toekomende week luidt het overal naar school gaan! Ouders, op u rust een zware plicht. Zorgt niet alleen voor het lichamelijk voedsel vau uw kroost, maar ook voor het verstandelijk voedsel uwer kinderen. Hunne toekomst staat op ’t spel; hun maatschappelijk bestaan hangt af van uwe keus. Laat niet toe dat fanatism hun kinder hart binnendringe; maakt van uwe doch- I ters verstandige vlaatnsche vrouwen; van uwe zonen kloeke ontwikkelde mannen! Zorgt er voor dat kennis en wetenschap hunne wapens wezen om den steeds ern stiger wordende levensstrijd aan te vatten. Woorden wekken Voorbeelden strekken! De voorbeelden, die ontelbaar zijn, hebt gij voor oogen. Volgt ze na. Ontlast u van allen dwang; koestert geene vrees; weest vrij in uw handelen. Eerst en vooral ge zorgd voor de toekomst, voor het welzijn, voor het geluk uwer kinderen. Daarom zendt zeallen naar de officieele scholen! en in ’t Nieuws van den dag! Dat die strooivummen verleden week da zoo onge- i lukkig zin afgebrand, is het dank aan de moedige werking van de pompiers, die toegesneld waren dat er nog e deel i he kunnen gered worden, dat staat er in ile Stinker. j. Ehwê, je moet davoren meer of toupet he, om zukke dingen te schriven. Ze namen zider dado toesnellen een beetje na den tiene begost het te branden en ten elfen half waren ze dair al! Is dat geen toesnellen? Ze zoün liever zeggen de loatekommers. p En weet je met wiene da ze toene afkwamen? Met d’oude handpompe, met de denen va voor Christus geboorte. J. En als ze zagen dat met de denen toene nieen gink, Hopen ze, of liever kro pen ze, achte.’ de stoompomp?, en ten twalf en alf was zij er oal, want er waren er misschien die eerst mosten eten. P. wiene zeg je nu daarvan, he, Dat is nu wel nen reglement, eh? j.En as ze wilden beginnen spuiten ten ging dan nie. P. Ehwe, serieus gesproken ’t is waarlijk schande, zoo met de Nieuporte- naars de zot ’t houden. Waartoe dienen dan de pompiers? Wider die davoren rond de 20 duist franks hebben moeten dokken. J. Is het davoren da ze zuk kostelijk materiaal moesten ben; is het davoren dat ze diere kostumen mosten kopen. Weet je wiene in plaatse van met de geweren die ook vele gekost hen, sur l’épaule gauche te spelen, zoön vele beter doen Zygénée zegt hy met nadruk, ulder mannen te leeren blusschen, en verstaat het goed de brave pompiers en vragen nie beter, maar de chefs, da zijn de kadés! p. En a propos van dit moedig werken, *t schijnt dat ze in t bluschen nog keer getoogd hen, dat ze daar al zoovele verstand van hen ras ’en ezel van spelle- werken. J ’k Hen ’t ook ezoo hooren zeggen! Maar een dingen is zeker, ’t is da ze met uze centen leelyk den aap houden, en da de groote mannen nog geen een keer fot nu toe hén kunnen bewizen dat het ver teerde geld beetje nut heeft bigebracht. p. Van eigen Jan. Nu ’t moeje nie verwoenderen, ’t is ezoo met oal da ze doen de Jan uithangen met uze zuurge wonnen kluten, en geen schippe aarde aan den dikbringen. Jan, God spaar je van brand in jen huis, en toe later, he. j. Van ’s gelijke, Pier, salut! Toe zondage. De kellner verdwijnt, licht als eene wa terjuffer, tusscheo stoelen en tafels. Zygénée? vraagt de diktce vrouw, wine is dat voor e drank? Bemoei je daö ni mee. Je moet drin ken volgens 't land waör da je reist. In China drinken ze thee, in Holland drinken ze Schiedam, in Engeland whisky en stout, in Zweden punch en akwaviet, in Belgie faro en Hasselt, in Frankrijk Zygénée; héwé, we zin hier in Frankrijk. Compar timent francais, da’s zooveel os Frankrijk. Do kellner is teruggekomen. Op de tafel plaatst hy den groenen drank, de karaf water, de suiker. Deux francs, s’il vous plait. Verslagenheiil van ’t paar. De vrouw. Zie je ’t nu, mé je Zygénée. Hij. Laèt men hoofd gerust, kerfzage. Vol minachting schuift hy de karaf wa ter op zyde Waöter is goed voor de visch, zegt hij, terwijl hij een oogje naar mij knipt. Met welbehagen drinkt hij eenen groeten teug van ’t groene vocht, ’k Zie zyne we zenstrekken ineenkrimpen. De tranen springen hem uit de oogen. Potv...!! vloekt hij, is dat sterk!! Nochtans is ’t zichtbaar dat de twee uit gegeven franken hem deerlijk kwellen. Hij ledigt zijn glas tot op den bodem, grijpt dat zyuer gezellin, ledigt het ook, en al knorren verlaten ze het koffiehuis. Die vent heeft eene heldenziel. Pier. ’k Hen over tijd gezeid tegen joen, dat de stinkermannen apen waren? Jan. Van wiene, te! P. In ’t Weekblad staat er alle weke etwd deftigs om te doen lachen? D’ande- re hen dat willen nadoen. J. Ja maa ze zien verre van deftig zider. P. - - ’tls janvcrmillcmenton geen nood. Over tijd hen ze zoo e groote vuiligheid geschreven, en verledene weke was 't nog e keer verre van proper. Waar is dat volksje toch opgekweekt. J. ’k Hen wete het nie Pier, maar da moe je nie, verwoendereh; Z’hen nooit anders in ulder moend. Ze zijn en zoo opgekweekt; onder ulder klappen ze nooit anders, en van ni; anders, t Vat kan maar geven wat dat in hét. P. Enfin ’t Roo fleschje hét mille- menten nog e keer getoogd wiene dat hen is, en van waar dat hij afkomt. j. ’k Gaan n’en keer aan Chéri vra gen dat en commodo incommodo zoet daarover doen. De mensch is daar eigent- lijk goed thuis in. P. Wé, wiene zegde der van? J, Van wiene nu, Pier! Wiene is er nu nog keer gebeurd! p. Hê jet nie gelezen in den stinker ‘v

HISTORISCHE KRANTEN

Weekblad van Nieuwpoort en Kanton (1909-1914) | 1910 | | pagina 2