F DUIVENMELKERS i I Voor ome visschers i Andermans geestigheid Overwegingen vin een knorrepot 1 Gemeenteraad van Nieuport i i Wordt voortgezet! I 6 MENGELWERK T TffiO I (1) achtergehouden gald up het weekloon. /Wordt wortyutl. da’ ook zou’ kunnen! Durfde wedden? vroeg Cuba in zijn eergevoel getroffen. Jao’k en ge meugt er zes keeren naor roeien veur een ronde, eender welke kabeljA dan 't is, as ’t maor vier eender steenen zijn. Aangenomen! Den tritsbak op de *t halveste tafel, d De vrienden, de tritsers en de vroüw van de Musch schaarden zich rond Cuba die reeds de vier teerlingen in handen had Mannen, zeide Cuba zich zoo goed hou* dend als hij kon, g’he’t mijne mond g’heel den dag nat g’haan, awel ik zal ekik hulder nao ee’s trekteeren.Een... twee... drei... daor ligge ze! mis! Vooruit... Hoerab! drei vijven, ’l is er bo- kanst. Jao, voegde de Putkodde er tusschen, nog ’en vijf en ’t was geklonken. Nog vier keeren hé? Awel a’s ek geenen smijt, ten geef ekik twee rondens! Doe’ maor op, daor zijde gij toch te lomp veur! en a’s bewijs geef ekik er drei, a’s er eenen va’ komt. En ik geef er vier, a’s ek er geenen ullhaol. Cuba herneemt de teerlingen en werpt de derde maal... Verdomme, nietsl Ditmaal neemt hij de vier steenen tusschen den duim, den middel- en den wijsvinger, klopt Twee jonge getrouwde! Hg.Is ’t wel zeker dat uw leven u niet vervult? Zy. Integendeel. H(j. ’k Ben altyd bang, ziet ge, dat go uw jong leven zoudt betreuren. Zy. Wat zy t ge toch kinderachtig! 'k Betreur het zoo weinig dat, indien ge, by ongeluk, inoest komen te sterven, ik seffens zou hertrouwen. Ja, vriend lezer, er zullen altijd arme menschen bestaan, droomers, gekken en onbeschofte vlegels. Altyd zullen de oude zaken zich mengen met de heuendaagsehe, die op hunne beurt eude zaken zullen worden. En altyd zal de mensch zich afvragen wat hy gedurende 60 jaraa hier op aarde komt verrichten, voor welke onbekende redens hij geboren is en voor welke andere redens hy sterft. Breek u ’t hoofd niet met zoeken, want moest het zelfs gebeuren dat gij op zeke ren dag de oplossing voedt, welke al de door Onze lezers herinneren zich de pogin gen welke onze liberale volksvertegen woordigers en voornameiyk de yverige heer Buyl in 't werk hebben gesteld met het doel om aan onze brave visschers de bepalingen der wet op de werkonge vallen te zien toepassen, of ten minste om eene byzondere wet te doen stemmen welke hun zou toepasseiyk zyn. Het biliyke dezer eischen was zoo klaar* biykeiyk, dat katholieke volksvertegen woordigers zelfs dat gevoelen moesten deelen en wetsvoorstellen in dien zin heb ben gedaan. Maar die zienswyze stond de regeering en de meerderheid niet aan, en ’t is wel een der redens om dewelke, by de laatste kiezingen, de H. Degroote ontscheept werd. Men had hem niet vergeven, op 16 Juli 1907, in de Kamers gezegd te hebben Ik stel dit beginsel als grond regel 't is dat in zake van visschery, men volstrekt niets gedaan heeft in Belgie. Wy hebben ook niets gedaan onder maat schappelijk oogpunt, niets voor de vergoe ding der ongevallen. Gedurende dat zelfde jaar 1907, in ’t Wederlandsch congres van visschery, dat te Antwerpen plaats greep, hebben de mannon der regeering verplicht geweest te zeggen dat het volstrekt noodig is dat eene wet onverwyld opkome om de vis schers tegen de werkongevallen te verze keren. ’t Is ten gevolge van al die betoogingen dat er besloten werd een wetsontwerp op de werkongevallen bij de zeevisscherij te bespreken, zoodra de Kamerzittingen weder zouden aan vangen. Welnu, in de troonrede is er geen woord aangaande die zaak. Daar iedereen wel weet hoezeer de Koning de belangen onzer visschers be hartigt, .mag men wel verzekeren dat het de regeering is die hem belet heeft die kwestie te behandelen en dat, eens te meer, onze visschers bespot en om den tuin geleid zijn geweest. Wij meenen te weten dat de H. Buyl besloten heeft de zaak op nieuw te berde te brengen. Baos Klelsvodde zes en dertig pinten Ea allemaal ineens boorde T? Zes en dertig, bromt de Klelsvodde tel ekik ten veur niets nie meer? Als er spraok Is van ’en ronde, ten is er toch den baos ook bij? Haol maot boven, Ik hén toch zes frank bladgeld (1), en die moeten op eer dan 'k naor huls gaon, anders haol mij’ wijf ze toch uit mijnen zak. Daorbij ik hén nao g’heel den dag op ’t zweet van de mannen geleefd, en 'k wil loonen da’k ook iets kan. ’k Hen ze van de week genoeg gewonnen, en as ge deur gewerkt he’t meugde ze laoten zwieren, ’t zou waarachtig schande zijn overschot van bla&geld naor huis te draogeo... Mannen, hier staon de pinten, valt baas Klelsvodde hem In de rede eest goe’ geteld en ten gezeupen dat ’r de stukken afrliegen! Sé Cuba zegt de tritser, hier staon veertig baten goe’ geteld Die gaon we nao eo’a uitdrinken op ao facade. Schol, mannen. Allen drinken. De vrouw van de Museb neemt eok hare pint en zie de dat de roes van haren man neg niet uitgeslapen is, pakt zij de zijne ook maar, en drinkt ze beide uit. Zitting van den 18 November 1910, om 5 1/2 ure namiddag. Al de leden zijn tegenwoordig. De heer Burgemeester verzoekt den heer Se cretaris lezing te geven van het proces verbaal der vorige zitting. Eet wordt met eenparige stemmen aangenomen. 1® Punt. Proces-verbaal van openbare ver pachting der standgelden. De heer Secretaris geeft lezing van dit proces verbaal uil hetwelk blijkt dat de heer René De Corte van Oostende het voordeeligste aanbod van 3150 fr. bij jare heeft gedaan. Het Schepenencol lege heeft de beste inlichtingen verkregen over de eerlijkheid en begoodheid van den onderne mer en van zijnen borg heer H. Decorle en stelt dus voor hem als pachter te verklaren, hetgeen gebeurt met de algemeenheid der stemmen 1' Punt. Ontwerp tot bestrating der Willem Deroolaan. De heer Burgemeester doet kennen dat Inge volge de beslissing genomen door den Raad in eene vorige zitting het College een ontwerp heeft doen opstellen voor de bestraling in scherven van steengroeven en ballast op eene gezameot- lijko dikte van 30 c. en eene breedte van 5 met., der Willem Deroolaan van aan de Onze Lievo Vrouwstraat tot aan de Slachthuisslraat. Dit ont werp opgemaakt door den heer arrondissements ingenieur De Graer bedraagt eene uitgaaf van 17984,69 fr. Vroeger is er gezegd geweest dat noch Staat, noch provincie in deze uitgaaf zou den tusschen komen, doch,uil nieuwe inlichtin gen blijkt er, dal de s:ad op de geldelijke tus- schenkomst van Staat en provincie mag rekenen. Het lid beer Cool vraagt of dit werk onmiddellijk zal aangevaogen worden. De heer Burgemeester en de Secretaris antwoorden dat het ontwerp vooreerst door de tusschenkomende besturen moot goedgekeurd worden. Net ontwerp ter stemming gelegd wordt aan genomen door 9 stemmen en 1 onthouding. (Do Jaegher, die zich verklaart tegen hot besteenlgon der boulevards bij middel ian macadam, hetgeen groote onkosten van onderhoud zal vergen). 3' Punt. Vraag Edmond Marly tot stichting ze met geweld langs onder legen het tafelblad en roept: Brama, god der tritsers slao mij bijl... Vie ren en draaiers... jongens, jongens, 't goat leelijk tegen. Allé allé, moedigt de Scheele aan, zij maor nie’ benaad, wacht we zullen der wa’ eflfekl aon geven. Hij wrijft de teeilingen met kracht in de han den on geeft ze daarna aan Cuba die niets werpt. Steékt er ao vuile pooton nie’ meer aon, hoordet scheèlen aop?Gij kent er niets van. Op zijne beurt wrijft Cuba de steenen met kracht in de handen on werpt ze draaiend in den bak, zoodanig dat er eenen uitspringt. Da zijn d’er al vijf die weg zijn, juicht de tritser. Nog eene keer en g’hangl er aon. Veur de leste keer wil ek ’t uiterste probee- ren Hij rolt de teerlingen over zijn dij en roept As 't nae nie gaot, ten kunnen ze mijn bollen kussen. Wat ’en effekt kunde gij langst daor nog geven, lacht de tritser. We weten wij toch wel da’ ge gij ver niets nie’ meer goed zijt. We zullen zien... lappa, daor loopen ze Doemnis, ’k hen ’tao mij flesch! Ziedet da’ ge beter zaod gedaon hén meé te zwijgen, roept zegevierend de trister. En lich omkeerend zegt hij op plechtigen loon grooten naam van den stervenden geschat werd, zelfs bij zijn hardnekkigste vijanden, b j de ver- stokste beboudsgezinden bij het dwiogelandsche aller besturen Wij achten het plicht bet afsterven van zulken grooten man niet onbemerkt ie laten voorbijgran en, bij die gelegenheid, eenige beschouwingen over zijne stellingen hier neder te schrijven. Hoe belangwekkend hij ook weze als roman schrijver zullen wij hem van deze zijde niet be schouwen. Als dusdanig is hij schier door Ieder een gekend en, daar er in de boekerij van het Willemsfonds vertalingen van verscheidene zij ner werken bestaan, hebben onze lezers gelegen heid er zonder kosten kennis van te nemen in dien zij ze, bij geval, nog niet kenden. Het is als denker, als apostel dat wij Tolstoi willen beschouwen. Na een tamelijk bewogen leven, begen hij te denken en, zooals hij het zelf verhaald heeft zeg- I Edmond Marly van La Louvièro vraagt om ep eigen kosten in den koer van het slachthuis eene houten batak te mogen bouwen waarin hij eene darmwasscherij zoude inlichten. Hij is l'akkoord met de beenhouwers en zou aan de stad eene jaarlijksche vergoeding van 50 tr. betalen Deze toelating zou hem gegeven worden op de uit drukkelijke voorwaarde de instelling weg te rui men, zonder de minste vergoeding, indies er zich' wegens of door doze inrichting ongemakke lijkheden of onaangenaamheden mochten voor doen. De aanvraag wordt met eenparige stemmen toegestaan. De Musch was smoordronken, en viel in een hoek, zelfs zonder zijn vrouw te zien. In hun groote bedrijvigheid hadden de makkers daar geen acht op geslagen en reeds was de eerste ronde besteld... Aan een tafel, in een hoek der herberg, zaten twee mannen te a tritsen Juist was Cuba aan de Kletsvodde zijn ongeluk aan ’t vertel len toen hij opeens bijna omvergeworpen werd. Bravo! Bravoö!... kabelji van zessen! juichte een der tritsers, en springend deed hij de ronde der herberg. De botsing was vrij ruw Gade wa’ oppassen, lompe beest huilde Cuba en meteen gaf hij den draaier een fermen duw in den rug Daor hedde ne kabelji, me’ die boerenma nieren. Da’ kan toch wel ’t kleinste kind Go moet daorom toch zooveel laweit nie maoken! Cuba was sterk, en had gezellen daarom ook nam de tritser het op een lachje Wel, wel, wel, zodde niet zeggen da’ ge gij aftroggelaars een voorbeeld, die aan de andere menschen toont wat slecht is; maar ze van bot kwaad afkeerig maakt. De grootste kwaaddoeners zegt bij, zijn degene welke dezelfde driften, ge weldadigheden, moorden begaan onder den dek mantel van alle soorten godsdienstige of z .oge- zegd wetenschappelijke verrechlvaardlgingeu, als de grondbezitters, de handelaars, fabrikanten ambtenaars enz. die navolging verwekken en daardoor de menschen bederven door alle onder scheid tusschen goed en kwaad te doen verdwij nen. Volgens zijn inzien zijn alle landsbesturen slechts «ene vereeniging van menschen die de andere uitbuiten en vooral de kwaden bescher men. Moesten zij verdwijnen, de toestand zou voor de goeden niet veel veranderen verdrukt zijn zij, verdrukt zouden zij nog zijn. Het ware weoschelijk, volgens hem, de gou vernementen te zien verdwijnen, wat mogelijk zou worden, wanneer het ware christendom zal gezegepraald hebben. Daarom scheldt men hem uit als anarchist en wil men hem, die zoo vijandig was aan alk ge weld, met de dynamietaards gelijk stellen. Dat is onrecht, en wat men ook denke van Tolstoi tee rlogen, het is en blijft een grootsch figuur. de hij bij zich zelf Ik kan niet leven zonder te weten wat ik ben en tot welk doeleinde ik besla Hij beproefde dan alle wijzen van leven, wendde zich tot alle orakels, maar vond het antwoord niet. Hij, vroeger gansch ongeloovig, verviel zelfs in de godsvrucht, bezocht de kerken, leefde de vasten na, volgde als de godsdienstplechtig heden, maar het terugstootend bijgeloof dat hij ontmoette, de strijd tusschen de verschilllge christelijke leeringen bewogen hem er toe de openbaring van Christus buiten elke kerk te be- studeeren. De ontmoeting van een eenvoudigen boer, Soutaief, bevestigde hem in zijn voornemen. Soutaief legde hem uit dat bel ware christen dom in de liefde bestaat. Voor hem lag de waar heid, de wet, in de onderlinge liefde tusschen de menschen in bet gemeenschappelijk leven. Tolstoi ondernam dan eene nieuwe vertaling der Evanheiien. Die arbeid leidde hem ertoe niet meer aan de goddelijkheid van Christus te geloo- ven. Jesus verscheen hem als een man van ver nuft, die de eer verdient welke men hem bewe zen heeft, omdat hij aan de mensehen den waren zin des levens heelt geleerd. Dit onderwijs vond Tolstoi in het sermoen op den berg volgens den geest en de letter. Voor hem liggen de verlossing, de vrijmaking, het geluk van de wereld in dit enkel voorschrift van het Evangelie Gij hebt gehoord wat gezegd is geweest oog om oog, tand om tand. Maar ik zeg u niet te weer staan aan wie u kwaad doet, maar indien iemand u slaat op de rechter kaak, bied hem ook de an dere!! Tolstoi kent dan ook geen andere godsdienst mear; hij leo.t dat men nooit het kwaad met het kwaad moet vergelden; dat men het kwaad niet moet bedrijven zelfs om zich zelf en zijn goed te verdedigen; dat men nooit aan de liefde moet te kori komen, aan de liefde in den ruimsten zin des woords. Hij verzaakt aan de wereld en aan de wetenschap ter wille van den penvoud. Uit het sermoen op den berg trekt hij H»ijf geboden die volgens hem, tot grondsteun van de gansche zédelijke en maatschappelijke wet zouden moeten dienen. Daarin lipt, volgens hem, gansch de warb christene leer; in zijne oo^en is al het ove rige slechts uitvinding va i politieke godsgeleerden De leer van lolstoï van het niet wederstaan darmwasscherij in 't slachthuis. aan het kwaad schijnt o;.s ongerijmd; maar dat'^- De heer Burgemees'er deelt mede dat de heer is hel gemeene lot van alle groote leeringen bij hunne geboorte, en toch veranderen zij soms, als die van Christus, het uitzicht der wereld. Tolstoi was misschien een droomer. Christus was er ook een, en zijne ware leer is nooit maar toegepasl, geworden in de eerste tijden van ’t christendom, onder een beperkt getal in gemeenschap levende christenen. Later is zij gansch ontaard en onher- keunelijk geworden. Tolstoi schijnt den waren zin ervan te hebben begrepen. Voor hem zijn de moordenaars, de dieven, de 4* Punt. Bureel van Weldaad. A Begrootmg 1911 Da heer Burgemeester zegt dat deze begroe ting ten bureele is neergelegd en vraagt ef iemand de verzending ervan begeert naar het berek van geldwezen. Het lid heer Do Jaegber verzoekt deze verzending en aan zijn wensch zal gevolg gegeven worden. B. Beraadslaging nopens leening Vallaeys. De heer Burgemeester verzoekt dou hoer Se cretaris lozing te goven van de beraadslaging genomen door het Armbestuur betrokkolijk dozo zaak. Bij eene vroegere beslissing is do loaning van 3000 f. aan Emiel Jan Vallaeys vernieuwd geworden. Nu vragen zij om 500 fr. terug te be talen en de overige som aan Emiel alloon in leening te geven, te weten 2000 fr. aan 4 p h. en 500 fr. aan 3 12 p h voor een termijn van 10 jaren bezet op onroerend goed. Dit voorstel werd door ’t Bureel van Weldaad en hare beraadsla ging wordt mot 9 stemmen goedgekeurd en ééne onthouding. (Vandenaboolo als lid van het Arm bestuur). 5® Punt. Wegsmijling van eenige boomen in de West la an Vraag Perlau. De heer Burgemeester zegt dat de ongemakke lijkheden waarover de heer notaris Perlau vroe ger hoeft geklaagd nog voortduren, alhoewel hot College gehoopt had dat door eene betere be- waakzaamheid der policie daar een einde zou gesteld geweest zijn In naam van hot College doet hij het voorstel den hoer Perlau te bemach tigen om de notolaarboomen staande langs de Westlaan achter zijn elgendoom, te vervangen door goede lindeboomen. Aan de andere eige naars, die zulks zouden wenschen, zou dezelfde toelating verleend worden. Algemeens bijtredlng 6* Punt. Openbare verkooping van eenige boomen. De heor Burgemeester verzoekt do heer Secre taris lezing te willen geven van hot kohier van lasten en voorwaarden voor do openbare ver kooping van eenige boomen, benevens van hot verdrag met den werkenden deurwaarder met do verkooping gelast. De schatting dor te ver koopen boomen bedraagt 262,50 fr. Het lid heer Vandenabeele doet de opmerking dat do termijn van 1 Maart 1911 voor het woghalen der ver kochte boomen te kort is en zou moeten verlengd worden lot 1 April. Verschilllge leden doen op merken dat het meermalen gobeuit dal do koo- pers nalatig blijven bij het wegruimen hunner boomen, die zij dikwijls slechts lang na den voor geschreven lijd weghalen, waarop den heer Van den Abeele aniwoordt dat zulks negligencle Is, er bij voegende er zijn er wel die palaten uitdoen als 't vriest. Do bemachtiging om tot deze verkooping over te gaan werdt verleend bij eenparigheid der stommen; het kohier van lasten on voorwaarden, mits verlenging van den termijn van wegballng der boomen tel 1 April 1911, wordt ook mot al gemeenheid der stemmen aangenomen. 7' Punt Sehoollijsten 1910 1911. De heer Burgemeester doet kennen dat, alhoe wel do kosteloosheid van hot lager onderwijs alhier bestaat voor alle kinderen, er nochtans In gevolge do wet, moet overgegaan worden tot het opmaken dor lijsten van de kinderen die er recht toe hebben. Deze lijsten bevattende 83 jongens en 141 meisjes, te zamen 242 kinderen, worden goed gekeurd.

HISTORISCHE KRANTEN

Weekblad van Nieuwpoort en Kanton (1909-1914) | 1910 | | pagina 2