Ons Jantje M. Woeste bemoeit er zich mee Voor ome visichers Andermans geestigheid HUN GUSTAAF Eendracht V 1 MENGELWERK /Wordt voortgezet}. gelijk het komt; Onze lieven Heerken weet beet wat Hij doet en laten moe’, en Hij arrangeert het wonderwel. a En Gustaaf, grootje, herneemt de kleine. Er zijn altijd msnschen geweest en er zullen er altijd zijn die, door eene wijze stilzwijgendheid bij Iedereen wat sympathie genieten, omdat ze, zeuals men soms zegt, Gods water ever Gods akker laten loepen. Zij vergenoegen zich op de kussens geraakt te zijn, niet door het spreek woord kennis is macht niet als beloonlng voor bewezene diensten ten bate van 't algemeen, maar uitsluitelijk als begunstigde der fortuin of goeden uitslag der handelstaken. Zij zijn fier en tevreden als men ben met oen ronkenden naana betitelt en wanen zich dan twee, drlo voet hoe- ger; zij zijn innig gelukkig als «en lintje hunne Onze klerikale ministers bedreven nog geene onbehendigheden genoeg! De ware baas der regeering, het orakel, de wereld- lyke paus, neemt er nu ook bepaald deel aan. En daar hy de zaken niet ten halve doet, heeft M. Woeste eene overgroote lompheid begaan die in eenige woorden houdt Wy hebben nog de meerderheid in deze Kamer, heeft hij gezegd, omdat het land voor u bevreesd is! Men kon niet beter zeggen dat het niet voor hare verdiensten is, dat de klerikale partij nog aan 't bewind is. Nog dat wil zeggen niettegen staande de pogingen welke 't land, afge mat, walgend van een stelsel van bedrog en begunstiging, aangewend heeft om 't klerikaal juk af te schudden. De bekentenis, komende uit een zoo ge- gewettigde» mond als dezen van den baas der Rechterzijde, is in aanmerking te nemen. rukkender zijn, dan op esnen lentedag dan oenen boord bekleed te zien met het lachende groen der weiden, terwijl langs den overkant de sier lijke boomen met hunne reusachtige waaiers prijken? Wat kan met het panorama wedijveren dat de aanschouwer voor zich heeft wanneer hij zich aan den ingang der Herlenstraat plaatst en naar den heuvel van St-Pieter kijkt? In de verte en hoog op heeft hi| eene gordijn \an groen; wel ziet hij de kruinen der kastanjes en populieren, maar van den stam is niets te be speuren, zoo welig zijn struiken en kreupelhout aan hunnen voet opgeschoten. Hier en daar steekt eene bladerkruln boven een stuk muur uit hetwelk zelf gedeeltelijk met mos en klimop is bedekt. Men meent eene rots te zien, die door elven met prachtige kransen omslingerd werd. Rechts van dit dal ligt een bleekplein, waarop niet zelden giegelende meisjes bezig zijn met het hagelwitte linnen te besproeien; links is hel lage gewas zoo dicht ineengewoekerd, dat de zonne stralen er den weg verliezen; uit het midden van dit alles rijst de toren der LieveVrouwenkerk met haren dom omhoog, als een reus die waakt, dat hel werk der natuur niet geschonden worde. En voor die heerlijke groep stroomt de blonde Schelde, waarop een aantal vaartuigen zich be wegen. Hoor het gezang der merels en vinken in den naastbijgelegen Dierentuin of ginds bij de bloemkweekerij met heure haag wel twee meters Kijk wat een’ pret daar in de spoelboot, waar het flik-ilok flap afwisselt met het gebabbel en gelach der waschslers, die met hunne bloole, roode armsn het linnengoed in het water krach tig zwieren. Zls hunne blozende gezichten; van het bukken of van de pret? Wedijveren ze niet met dat bouquet bloeiende rozen, waarvan gij met wellust den geur opsnuift, gemengd met dien van den vlier, welke er naast staal? Zeg mij of niet al uwe zinnen gelijktijdig worden ge streeld en of ge hier te midden der stad niet al het genot van den buiten smaakt? Jammer Is hel evenwel dat hel groepje werk manswonlngen van den Hoveniersber/, welke gij ziet, zoo weinig met tiet gansche harmoniseert. Niet, dat ik den daglooner de gelukkige ligging van zijn huisje benijd, doch ik had’de woning wat schooner en ruimer gewild; maar dan zou de huurprijs misschien ook gestegen zijn en zou hier geen arbeider wonen. ’H« dus waarschijnlijk best, zooals het thans is. Ik wil, voor de aardigheid, wel eens met den De heer Buyl heeft aan ’t adres in ant woord op de Troonrede, de volgende wy. ïigingen voorgesteld 1‘Bij de opnoeming der wetsontwerpen welke in de eerste regels der vyfde blad- iyde aangewezen tyn als dienende onder zocht om den toestand der werklieden te verzachten, na dé woorden op den huisarb id de onderstaande woorden voegen en op de verzekering tegen de ongevallen waaraan de zeevisschers bloot gesteld zyn 2‘ Tusschen de tweede en de derde para graaf der zesde bladzijde, de volgende paragraaf inlasschen Do Kamer zal het zich als plicht achten de regeering te hel pen in de voortzetting dergroote openbare werken die de verbetering onzer econo mische werktuigen voor doel hebben, en inzonderheid degene die kunnen by- dragen tot de uitbreiding onzer zeevis- schery, aan dewelke uwe Majesteit liet opgehouden heeft zijne verlichte bezorgd heid te betuigen en die een belangryk bestanddeel onzer nationale welvaart uit maken. Het eerst» dezer wyzigingen draagt, behalve ’t handteeken van M. Buyl, dat de. heeren Paul Janson en Alb. Thoeris. Tusschen studenten Kyk? Ziehier een vijffrankstuk zooals er niet veel bestaan! Hoe zoo? Wat is er buitengewoons aan! Het behoort mij toe. (Uit het leven eener werkersfamilie) door JOZEF MINNAERT Wis een tijdje le Gent heeft gewoond, kent voorzeker de Muinkkaal (verbastering van Mon- nlkkaal). Zij bevindt zich heel dicht bij de Groote statte, b.z.omt den praehllges Scheldestroom, en moet daarenboven, door den rijkdom harer hoornen en heerlijk zicht, de aandacht trekken van den reiziger zelfs, die voor de eerste maal de stad der Bloemen bezoekt. Menigeen vindt aan den trekweg nochtans niet veel bijzonders. Is het, omdat door de gewoonte van iets te zien, het nieuwe en schoons er van verloren gaal; Is het, omdat elders nog heerlijker wandelingen te vinden zijn? Wat mij betreft, ik geloof dat ik waarschijnlijk van die kaal zoo sterk baud, omdat er herinneringen mijner jeugd aan ver bonden zijn. De glooiingen van den linkeroever stelden mij steeds de wijnbei gen van Moezel en Rijn zeer goed voor. Bij elk seizoen wordt mijn hart naar die kaai getrokken, en ontdekt mijn oog er nieuw, aohoenheden. 01 wal kan er ver- dat ze zweeten. Politieke eerlykheid is voor de klerikale» van even veel waarde als kiesbeloften ofte rotte appelen. .Men vraagt zich dan ook af; maar als deklerikalen steeds moeten zwygen; niets vooruitstrevends mogen betrachten; geene nieuwere gedachten mogen ontwikkelen, wat is dan het klerikaal programma? Een programma? dat hebben zij niet meer. Hun eenig doel is zoolang mogelyk hunne heerschappij te verlengen, hunne betrachting is zoolang mogelyk de voor- deelen, hoe ongewettigd die ook wezen mogen, aan hunne partij, aan hunne man- nen te laten genieten. Het moge tegen alle rechtvaardigheid wezen; het moge ten nadeele zyn van den vooruitgang, van den voorspoed der natie, daarover bekreunen zij zich niet. Zy houden zich als drenke lingen aan het tengere grashalmpje vast en tpch zullen zij in de diepte storten hoe Woeste ook de dwangroede hanteere en zijn alarmkreet van eendracht late weer klinken. Die noodkreet der klerikalen is voor hunne tegenstrevers een vurige spoorslag om ook de eendracht te bezegelen om hand in hand ten strijde te trekken tegen de klerikale vardruakers, om gelijkheid en rechtvaardigheid te betrachten, om te be letten dat de klerikalen nog meer onrecht plegen ten hunne voordeele. Liberalen en socialisten verschillen wel is waar op menig punt; doch beideBprogramma bevat talrijke maatschappelijke hervormingen wier verwezentlyking een verheugend feit zou wezen, door ons alien gewenscht. h het in die omstandigheden geen heilige plichtniet te verzuimen, niets t» verwaar ioozen om krachtdadig den gemeenzamen vijand te bekampen, om hem uit zyne vestingen te verjagen? Is het in die voorwaarden geene noodza kelykheid ver. enigd ten kamp te trekken om eens, het roer in handen, wetten in te voeren gesteund op gelijkheid tusschen alle burgers? om de huidige verdrukten te verheffen? om zie huidige onrechtvaardig bevoordeeligden wat in te toonen? Jle eoho van Weeste’s alarmkreet weer galmde ook nog aan d’andere zyde der Kamers. Eenparig erkennen de antikleri kalen, een liberale Franck zoowel als een socialistische Vandervelde, dat er dient vereenigdten stryde getrokken te worden; dat er niet langer verdeeldheid wezen mag omdat de klerikalen er steeds het voordeel van genieten. In de vereeniging ligt de macht en met die macht zullen de klerika len af te rekenen hebben,indien zy nog langer halstarrig weigeren gelijkheid eu rechtvaardigheid in ’s lauds wetten in te voeren. Uit de stadhuizen der groote steden zul len de klerikalen gebannen worden, zoo zij blij ven beletten da* in de kleinere Meden de deur van ’t raadhui? voor liberalen en socialisten geopend worde. Wie niet luisteren wil moet ondervin den dat koppigheid een slechte raadgeef ster is; dat macht gesteund op onrecht ge doemd is tot den val! De klerikalen, hun einde voelende na deren, doen tegenwoordig onmenschelijke pogingen om de eendracht in hunne ran gen te houden. Woeste wordt gewaar dat het onontbeerlijk is dat er geen enkel afvallige weze; hij heeft gezien dat zijne klerikale confraters over menige kwestie totaal van zienswijze verschillen en hy vreest hierdoor den ondergang zijner partij. Hij heeft het dan ook noodig ge oordeeld de leiding der klerikale kudde in handen te nemen en sinds dien hoort men niets anders meer dan eendracht Zijn er klerikalendie partijganger waren en nog zyn van het verplichtend onderwys en het wagen durven hunne persoonlijke zienswijze bloot te leggen; seffens is hij er by om hen ’c stilzwijgen op te leggen want... Er is eendracht bij hen noodig. Zyn er klerikalen die aan hunne kie zers beloofden de afschaffing van het ver gunningsrecht te betrachten, onmiddellyk springt Woeste in 4«- bres - want... er is eendracht noodig en voor hem zijn gedane beloften in kiezingstijd van geene waarde. Veel beloven en weinig geven doet de dwazen in vreugde leven. Zoo denkt de groene spotvogel Woeste. Zijn er klerikale gemeenteraadsleden in de groote steden die vreezen door het antiklerikale kartel uit de wethuizen te vliegen, en daardoor aan hunne misnoegd heid lucht geven, Woeste Is daar om geen stap achteruit te wyken, om niets toe te geven want er is eendracht noodig. Liever zij uit de raadshuizen dan wij uit de Kamers zoo denkt zijne groeneExcellencie er over. Zijn er klerikalen die voorstaanders zyn van algemeen stemrecht; die rechtvaardi ge hervormingen gesteund op eerlijkheid wenschen te zien invoeren, W’oeste grypt naar de roede van eendracht en ze zwijgen Wat een troep kinderen! Ze komen als van tusschen de steenen op. Ja, van de werktnana* wijken te Gent, en ook wel elders, mag rneo zeggen dat het woord des bijbels vervuld Is En uw geslacht zal talrijk worden als Je ster ren des hemels. Bemerk eens vooral dat hutsje met die fuchsia’s en geraniums voor ’t venster, hoe netjes, niet waar? En nevens de deur, hel ware een schilderijija ,voor eenen De Hooghe OP den stoel, grootje met haar geel, geel, gerimpeld, maar toch goedig gezicht; aaa hare knieën de kleinzoon ongeveer acht jaren oud met het prijsboek in de hand, waaruit hij grootmoeder de vertelling van Knagelijntje voor leest, en op eenige stappen afstands de poedel, die heel verstandig naar beiden opzlel en schijnt te luiteren, of met de oogen van tot tijd knipt als wilde hij zeggen a Ja, ja, ’k begrijp er op mijne manier toch ook iels van. En Is de koe toch zulk een arm beest groot je? ’t Is zooals in het boek, kind, en ge i» ..o -v. ova .i.u. cv» ziet wel dat Knagelijnlje zoo niet moest klagen, lezer dien Hovenniersberg bezoeken. Wij draaien Fransken. In de wereld moet men het pakken dan maar rond de Lieve Vrouwenkerk, komen de St-Pietersnieuwslraat op en nu den Hove- niersberg af. Wat eene diepte, he? Verwonder u niet, dat de tnenschen u sterk aangapen; want deze straat wordt door niemand bezocht dan door degenen welke er wonen, en den ontvanger of huisjesmelker. kort te komen aan een heiligen plicht. Hier moet i het recht van het kind alleen in aanmerking i komen en het kind heeft het onbetwistbare recht I het onontbeerlijke onderwijs te genieten. Dit onderwijs moet versterkt worden, ofwel in i vrhe, ofwel in officieele scholen, maar in het eerste geval moeten de gestichten de noodige waarborgen opleveren onder opzicht van ge- xondheid, dar lokalen en degelijkheid van het onderwijs zelf, zij moeten daartoe aan een ernstig staatstoezicht onderworpen zijn en een onderwij zend personeel bezitten dat uitsluitend niet gedi plomeerden met ernstige diplomas bestaat. En onder dat opzicht valt tr in de tegenwoordig bestaande katholieke scholen oneindig veel te verbeteren. Wij liberalen zouden, veel meer dan de katho lieken, voor de vrijheid van den familievader te vreezen hebben op den buiten, ten minsten, (dit bij gebrek aan neutraal onderwijs; men weet het maar al te wel hoe treurig het nu reeds daarmede gesteld is in de meeste vlaamsche dorpen, waar fanatieke en aan de priesters verslaafde gemeen- tebestuurders alles in ’t werk s’ellen om ganseb i het onderwijs in handen der kosters en nonnetjes te stellen. En men weet het, wij zijn bedreigd met eeoe wet die de provinciën en gemeenten zou verplichten gelijke toelagen te verleenen aan vrije en officieele scholen en de gemeenten zelfs zou ontlasten van de verplichting eene officieele school te behouden. Wij hebben het reeds doen opmerken en wij herhalen het dat ware verplichtend katholiek onderwijs op den bulten; in de stad zou men, indien men de toelagen aan het officieel onder wijs niet wilde inkrimpen zich nieuwe lasten moeten opleggen, hetgeen niet zou gaan zonder verhooging van belastingen die de klerikalen dan tegen de llbe.ale besturen zouden uitbuiten. Zij vinden in zulk geval altijd onnoozelaars ge noeg om geloof aan hunne weorden te hechten. Onze liberale vrienden uit de groote steden bidden wij opmerkzaam te zijn op den toestand wearin de niet katholieken in de vlaamsche dor pen zich dan zouden bevinden. Nu reeds zijn zij veelal verplicht, ofwel hunne kinderen te laten verkwezelen en verstompen, of ze, met groote kosten, naar stal te zenden, wat hun niet altijd mogelijk is, of ze zelf le onderwijzen, in hunne ledige uren. Het ware dan ook noodig dit laatste toe te laten, zelfs onder .een regiem van school plicht. ’t Ware daartoe voldoende in de wet eene bepaling te schrijven als die welke voorkomt in de fransche wet van 1882, en volgens dewelke het kind dat in zijne familie het onderwijs geniet exaams moet afleggen om het te bewijzen. Men ziet hel, voor ens andersdenkenden ook kunnen bezwaren gevonden worden aan de schooiverplicliting Wij zijn er niettemin vol mondig partijgangers van; wij willen, wij zullen ze doordrijven Ieder moet de wetten van zijn tynd kenden; daartoe moet eenieder in staat gesteld worden door het onderwijs. Iedere burger heeft stem recht en neemt dus onrechtetreeks deel aan ’s lancjs bestuur Van dit recht moet hij een zedelijk gebruik kunnen maken en daartoe is het noodig dat hij de noodige kennissen buz tte. Daarbij, de economische strijd tusschen de be schaafde landen vereischt dat hetgene dal voor spoedig wil blijven gvleeide en verstandige nij- veraars, handelaars, werklieden en landbouwers bezitte, welke in slaat zijn zich lot de ingewik kelde en altijd veranderende levenstoestanden aan te passen. Voor iedere mensch zelf is het onderwijs on ontbeerlijk geworden in den strijd om hel loven, om het dagelijksch brood. Wij besluiten dus, dat zoowel in 't belang van het land als in dit van eiken mensch, het kind, de toekomstige burger, moet onderwezen wor den; dat, aangezien sommige ouders zoo verblind er niets nieuws is in ai hetgeen voorafgaat, ’t Is waar, maar zekere waarheden dienen dikwijls herhaald te worden met eenen klop gaal de nagel niet vol doende diep in den muur. zoo plichlig zijn dat zij aan hun kroost dit voedsel van den geest ontzeggen, men hun de verplich ting moet opleggen het aan hunne kinderen te verschaffen en aan den vader hel stemrecht ont nemen wanneer hij daaraan le kort komt, want wie zijn kind in de onwetendheid laat, door zijne schuld, Is niet waardig zijn woord in ’s lands be stuur te zeggen, ’t Kan niet blijven gezegd wor den dat, onder de Europeesche natiën, Spanje en Belgie alleen nog aan vaders loelalen hunne kinderen uil de school te houden en ze zonder onderwijs te laten loopen. Misschien zal men zeggen dat

HISTORISCHE KRANTEN

Weekblad van Nieuwpoort en Kanton (1909-1914) | 1910 | | pagina 2